Om in het bijzonder onderwijs terecht te kunnen, moeten kinderen met een ontwikkelingsstoornis, zoals ADHD of ASS, een diagnose krijgen. De centra voor ontwikkelingsstoornissen, die hiervoor verantwoordelijk zijn, kampen echter met enorme wachtlijsten. Eén of tweeënhalf jaar wachten op een diagnose is niet uitzonderlijk. Vlaams minister Hilde Crevits kreeg er enkele vragen om uitleg over in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Voor het vaststellen van een ontwikkelingsstoornis kan een kind of jongere terecht in een centrum voor ontwikkelingsstoornissen. Het belang van zo’n diagnose is niet gering. Het recht op aangepaste begeleiding en ondersteuning of de doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs hangt er immers vanaf. “Het is voor veel kinderen en hun ouders een rechtstreeks ticket naar hulp”, zei commissielid Freya Van den Bossche (Vooruit).

Al geruime tijd kampen de centra voor ontwikkelingsstoornissen met lange wachttijden gaf Freya Van den Bossche aan. Die variëren tussen 12 maanden en 2,5 jaar. Al meer dan 2.000 kinderen wachten op een diagnose. “De wachtlijsten zijn intussen zo lang dat kinderen van lagereschoolleeftijd of secundaireschoolleeftijd vaak niet meer aan bod komen”, aldus Freya Van den Bossche. Corona en de nasleep van de pandemie zetten de centra bovendien nog meer onder druk.

“Kinderen en jongeren een jaar tot bijna drie jaar laten wachten op een diagnose, zorgt ervoor dat de eventuele achterstand die er al is en/of de sociaal-emotionele moeilijkheden die zij en het gezin waarin ze opgroeien, ondervinden, nog groter worden”, zei Freya Van den Bossche nog. Ze had onder andere volgende vragen voor de minister: “Wat zult u doen om de wachtlijsten van de gesubsidieerde centra zo snel mogelijk in te korten? En op welke manier zult u ervoor zorgen dat ook oudere kinderen en jongeren nog recht hebben op die diagnostiek, nu verschillende centra hen uitsluiten?”

Ook commissielid Katja Verheyen (N-VA) had enkele vragen voor de minister, waaronder: “Kunt u bevestigen dat er een organisatiemodel op tafel ligt? En wordt er nagegaan welke hulpverlening er aan de jongeren kan worden geboden terwijl ze op de wachtlijst staan?” Verder vroeg ze zich af of de minister acties zal ondernemen om het ontbrekende aanbod voor lagere- en middelbareschoolkinderen te verhelpen.

“Op welke manier wordt de organisatie van diagnostiek in Vlaanderen concreet verbeterd? Welke doelstellingen worden vooropgesteld? En hoe komt het dat er momenteel nog steeds geen concrete verbeteringen zijn doorgevoerd om dit probleem aan te pakken?”, wou commissielid Suzy Wouters (Vlaams Belang) onder andere van de minister weten.

Commissielid Maurits Vande Reyde (Open Vld) verwachtte eerst duidelijkheid van de minister over de precieze lengte van de wachtlijsten. Verder polste hij bijvoorbeeld nog naar het organisatiemodel dat momenteel in het kader van ‘Vroeg en nabij’, een platform dat zorg en hulp voor kinderen, jongeren en gezinnen wil ondersteunen, wordt uitgewerkt: “Wat is precies de inhoud hiervan? En wanneer volgt de politieke besluitvorming daarover?”

Minister wil organisatiemodel uitrollen in 2023

Hilde Crevits, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, bevestigde dat er wel degelijk een organisatiemodel is. De huidige organisaties die een ontwikkelingsstoornis kunnen diagnosticeren vormen de kern van dat model. Maar belangrijk is dat er sterker wordt ingezet op een nauwere samenwerking tussen de verschillende spelers. “Ik wil komaf maken met de versnippering van het diagnostisch aanbod en het altijd maar opnieuw moeten vaststellen van de diagnose. Zo ontstaan er natuurlijk ook wachtlijsten, als bij mensen zeven keer hetzelfde moet gebeuren in functie van een ander attest dat ze moeten krijgen”, aldus de minister.

Met dat organisatiemodel wil de minister het huidige aanbod meer toegankelijk en efficiënter organiseren, en bovendien overzichtelijker maken voor iedereen. De uitrol ervan is een concrete ambitie voor 2023. “Ik wil het organisatiemodel zeker de komende maanden stap per stap uitrollen. Het moet deze legislatuur volledig zijn geïmplementeerd”, zei de minister hierover.

Over het aanbod voor lagere- en middelbareschoolkinderen kon de minister het volgende kwijt: “De centra voor ontwikkelingsstoornissen richten zich niet prioritair op lagere- en middelbareschoolkinderen. Deze kinderen en jongeren kunnen zich voor diagnostische vragen richten tot andere gesubsidieerde diagnostische centra, zoals de referentiecentra autisme, de centra voor ambulante revalidatie (CAR's), de centra geestelijke gezondheidszorg (CGG's), de observatie- en behandelcentra (OBC's), de onthaal-, observatie- en oriëntatiecentra (OOOC's) en de diensten voor kinderpsychiatrie. U hoort de veelheid aan centra.” 

De minister gaf verder nog aan dat de principes rond het platform ‘Vroeg en nabij’, dat zich wil inzetten voor een geïntegreerd gezinsbeleid, breed worden gedragen. Maar het heeft implicaties op het terrein: “Heel de discussie rond de diagnostiek en de vertraging moet de eerste werf worden die gerealiseerd wordt binnen het traject ‘Vroeg en Nabij’."  Verder verzekerde de minister dat wanneer ‘Vroeg en nabij’ volledig op punt staat, het zal besproken worden met de regering. Daarenboven leek het haar een goed idee om het project daarna te bespreken in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Welzijn en Gezin

Gezondheid

Lees verder

Scroll naar boven