Volgens de internationale PIRLS-studie gaat 43 procent van de Vlaamse leerlingen uit het vierde leerjaar met honger naar school. Daarnaast geeft een derde van de ondervraagde kinderen aan moe te zijn wanneer ze op school toekomen. Hoe reageert minister Hilde Crevits op deze cijfers? Ze kreeg er enkele vragen om uitleg over in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Studie leesvaardigheid legt uitdagende factoren leerproces bloot

De PIRLS-studie, waarbij PIRLS staat voor ‘Progress in International Reading Literacy Study’, is een internationaal vergelijkend onderzoek naar leerlingenprestaties in begrijpend lezen. Vlaanderen nam in 2021 voor de derde maal deel aan de studie, waarbij onderzoekers van KU Leuven en UGent 5000 leerlingen digitaal aftoetsten. Naast leesvaardigheid werd er gepolst naar factoren die het leerproces belemmeren. Honger en moeheid zijn daar twee van.

Cijfers maken een sprong tegenover 2016

Half mei hield het Vlaams Parlement een actualiteitsdebat over de leesvaardigheid bij Vlaamse leerlingen. “De focus lag toen op de leesvaardigheid”, zei commissielid Katrien Schryvers (cd&v). “Maar de studie bracht ook nog heel wat andere interessante cijfers aan het licht.” Die gegevens gooide Katrien Schryvers tijdens de commissievergadering op tafel. “De 43 procent die met honger naar school gaat, is een verdubbeling tegenover 2016 en merkelijk hoger dan in andere landen. Het aantal leerlingen dat moe op school toekomt, steeg van 24 naar 35 procent.”

Mogelijke oorzaken zijn, volgens Katrien Schryvers, de toegenomen armoede, de hectische ochtendrush met te weinig tijd en aandacht voor het ontbijt en een gebrek aan voldoende rust. Ze wou van de minister weten hoe zij reageert op deze vaststellingen. “Voert het Agentschap Opgroeien zelf onderzoek uit? Zijn er meer gegevens beschikbaar over de slaappatronen van kinderen in Vlaanderen? En hoe worden ouders gesensibiliseerd rond het belang van een goede nachtrust?”

Ook commissielid Jeremie Vaneeckhout (Groen) was het erover eens: “43 procent gaat met honger naar school. Dat zijn toch enorme cijfers.” Drukke ochtenden zorgen er, volgens hem, voor dat de traditie om samen te ontbijten meer op de achtergrond verdwijnt. “Nochtans – en ik spreek uit ervaring – moet de goede gewoonte om een gezond ontbijt te eten, eigenlijk niet zoveel moeite kosten”, zei hij. Bovendien is een volle maag, volgens hem, belangrijk om met voldoende aandacht op de schoolbanken te zitten.

Hij had volgende vragen voor de minister: “Wat denkt u dat de oorzaak is van de verdubbeling in de cijfers tegenover zeven jaar geleden? Is het ontbijt ook bij andere leeftijdscategorieën minder populair? En welke stappen wilt u zetten om het belang van een gezond ontbijt in de kijker te zetten?”

Nood aan meer onderzoek

Minister Hilde Crevits gaf eerst een disclaimer mee bij de cijfers van de PIRLS-studie. Uit de cijfers mag en kan men, volgens haar, niet concluderen dat er een link is tussen de gestegen armoedecijfers en het niet ontbijten. Ze gaf aan dat er vooral andere oorzaken zijn. Verder benadrukte ze dat iedereen, en in het bijzonder kinderen en jongeren, baat heeft bij een evenwichtige en gevarieerde voeding. Daar hoort een gezond ontbijt bij dat energie geeft voor de dagelijkse activiteiten, zoals naar school gaan. De minister zei dat er bovendien is aangetoond dat voeding een invloed heeft op leerprestaties en concentratie. Daarnaast versterkt gezonde voeding de immuniteit, waardoor schoolverzuim door ziekte daalt.

Wat betreft de evolutie van de gezondheidszorg en de ontbijtfrequentie bij jongeren in Vlaanderen, wil de minister de resultaten afwachten van de vierjaarlijkse HBSC-studie, uitgevoerd door UGent, waarbij HBSC staat voor Health in School-aged Children. “Niet alleen of, maar ook wat jongeren eten is van belang”, gaf de minister aan. Snacks rijk aan suiker en vet en arm aan vezels verzadigen, volgens de minister, minder, waardoor de honger sneller toeslaat. Sciensano neemt momenteel een voedselconsumptiepeiling af. Daaruit zal blijken wat jongeren precies eten.

Verder zei de minister dat het Agentschap Opgroeien zelf geen onderzoek doet naar de eetgewoonten van jonge kinderen. Daar moeten, volgens de minister, de eerder vernoemde studies voor zorgen. De minister had het ook over de problematiek van de nutritioneel lege brooddozen. UGent onderzoekt, in samenwerking met Gezond Leven, de omvang en de samenstelling van die lege brooddozen. Aan de hand van de resultaten wil de minister kijken op welke manier scholen kunnen voorzien in een gezonde maaltijd.

Tot slot haalde de minister de slaapcijfers aan. Ze lichtte de gegevens van de HBSC-studie van 2018 toe: “Bijna de helft van de jongeren tussen 11 en 12 jaar haalt de mininumslaapnorm van negen uur niet. Daarnaast kampen ze met een slechte slaapkwaliteit, gekenmerkt door onder meer moeilijkheden om in slaap te vallen, een verstoorde nachtrust en ochtendmoeheid.” De minister wacht de resultaten van de meest recente HBSC-enquête en de lopende Gezondheidsenquête af.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Welzijn en Gezin

Lees verder

Scroll naar boven