Uit onderzoek van Het Laatste Nieuws blijkt dat stagiairs in ziekenhuizen en woonzorgcentra vaak taken krijgen waarvoor ze nog te weinig ervaring hebben of die zelfs verboden zijn. Denk maar aan het toedienen van medicatie. Het lijkt erop dat studenten verpleegkunde het personeelstekort in de sector moeten opvangen. Wat vindt minister Hilde Crevits hiervan? En op welke manier wil ze de studenten beter beschermen?

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Hoe groot is het probleem?

“Veel zorginstellingen kampen met een personeelstekort, waardoor stagiairs een welgekomen hulp zijn”, gaf Vlaams parlementslid Koen Daniëls (N-VA) aan in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding. Studenten kunnen volgens hem inderdaad een ondersteunende rol spelen, maar sommige taken en verantwoordelijkheden zijn te verregaand. Stagiairs hebben volgens hem nood aan meer begeleiding. Hij wou weten of minister Crevits op de hoogte was van deze problematiek en hoe ze die wil aanpakken.

Volgens commissielid Katrien Schryvers (cd&v) kan het niet de bedoeling zijn dat studenten verpleegkunde tijdens hun stage taken uitvoeren die onwettig of risicovol zijn. Ze verwees naar de aankondiging van de minister om de zorgsector, het onderwijs, de federale overheid en de Vlaamse Vereniging voor Studenten samen rond de tafel te brengen om de situatie te bespreken. “Minister, werden er al klachten geregistreerd van studenten, medewerkers, bewoners of familieleden van bewoners in woonzorgcentra? Hoe omvangrijk acht u de problematiek? En welke stappen hebt u al gezet om de verschillende betrokkenen hierover samen te brengen?”, wou ze van de minister weten.

“Wanneer we jongeren of zijinstromers willen motiveren voor een job in de zorg of verpleging – en iedereen in deze commissie weet hoe nodig dat is –, werkt het bijzonder contraproductief om hen zo in het diepe te gooien of hen op te zadelen met taken en verantwoordelijkheden waarvoor ze zich niet klaar of gemachtigd voelen of wettelijk bevoegd zijn, en waarbij die studenten zich dus ook hoogst oncomfortabel voelen”, gaf commissielid Jeremie Vaneeckhout (Groen) aan. Eens te meer komt het, volgens hem, neer op een personeelstekort in de zorg. Dat heeft een impact op de studenten, maar ook op de patiënten. Onwettige zaken, zoals het toedienen van medicatie, zijn volgens hem namelijk “ronduit gevaarlijk”. Hij polste bij de minister hoe ze er onder andere voor wil zorgen dat de studenten de begeleiding krijgen die ze nodig hebben.

Commissielid Suzy Wouters (Vlaams Belang) heeft het over stagemisbruik: “Jonge, onervaren studenten worden ingeschakeld als volwaardig personeel. Nochtans moet de stage – op papier – gebeuren onder het toezicht en met de hulp van vaste medewerkers, en dus niet autonoom, omdat de kans op fouten anders te groot is.” Ze gaf aan dat het huidige beleid om het personeelstekort in de zorg op te lossen faalt. Ze vroeg zich af hoe het kwam dat de minister nooit signalen had opgevangen van dit stagemisbruik en welke initiatieven ze wil nemen om kwaliteitsvolle zorg te garanderen.

Minister wil aan de slag met gedeelde verantwoordelijkheid

“Wat stagiairs wel en niet mogen doen, is geen eenheidsworst”, stelde minister Hilde Crevits. Er bestaat volgens de minister tal van regelgeving voor, federaal én Vlaams en op onderwijs- én welzijnsvlak. Het is volgens de minister dan ook “een gedeelde verantwoordelijkheid”, waarbij een onderwijsinstelling “het eerste aanspreekpunt van een student blijft, zeker als het misloopt op de stageplek of met de stagementor”.

Begin mei had de minister een overleg met enkele spelers uit de betrokken sectoren. Daaruit leerde ze dat de problematiek nergens hoog op de agenda stond. Uit een rondvraag bij de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) kwamen er twee problemen op de voorgrond: studenten die zonder (voldoende) begeleiding een grote verantwoordelijkheid kregen toegewezen en studenten die veel logistieke taken moeten uitvoeren, in plaats van zorgkundige taken. Daar voegde de VVS nog aan toe dat studenten het probleem vaak niet durven aankaarten.

Ook de werkgevers uit de sector deden een rondvraag. Daaruit bleek, volgens de minister, dat er soms onvoldoende tijd is om leerlingen kwaliteitsvol te begeleiden. Wat de minister alvast wil wijzigen, is dat de stages van eerstejaarsstudenten niet langer enkel in de ouderenzorg zouden plaatsvinden. Ook de eerstelijnszorg of een ziekenhuis zijn volgens de minister geschikt. “Waarom vind ik dat een belangrijke maatregel? Omdat je dan meer zou kunnen spreiden, je hebt niet de hele toevloed van de minst opgeleide jongeren in één sector”, gaf ze aan.

Een bijkomend probleem is volgens de minister de wisselwerking tussen de stagegevers en het onderwijs. Die zou onvoldoende zijn. “Nochtans maakt de stageovereenkomst dat er gedeelde rechten en plichten zijn, maar men merkt dat er weinig contacturen zijn tussen de stagebegeleiders en de scholen”, zei de minister. Wat volgens haar wel goed is, zijn de stages in de gezinszorg. Waarbij een eerste deel van de stage onder toezicht verloopt en een tweede deel, na een positieve evaluatie van dat eerste deel, zonder direct toezicht. “Autonoom handelen kan daar dus wel, maar het kan alleen maar met de juiste begeleiding vooraf”, gaf de minister aan. Ze wil kijken of ze deze werkwijze ook naar andere sectoren kan doortrekken.

Volgens de minister is er een mentaliteitsverandering nodig, want “werkgevers hebben er des te meer belang bij om te investeren in kwaliteitsvolle begeleiding”. Daarom vroeg ze de werkgeverskoepels en vakbonden een kader uit te werken om stagementoren in de zorg- en welzijnssector beter op te leiden. De minister wil in elk geval tegen het einde van het schooljaar weten hoe groot het probleem concreet is en welke stappen er extra kunnen worden ondernomen om beter te doen in het nieuwe schooljaar. Bovendien vindt ze het argument van het personeelstekort in de sector onterecht: “Het is absoluut waar dat er een tekort is aan mensen in de zorg, maar je kunt die tekorten nooit als argument gebruiken om jonge mensen die stage doen aan hun lot over te laten.”

Sowieso wil de minister verder aan de slag met het probleem. Al benadrukte ze wel: “Het is voor mij wel van belang dat iedereen die aan de slag is in die opgerichte werkgroep zijn verantwoordelijkheid neemt. Dat betekent inderdaad het interfederale deel, het onderwijsdeel en het deel Welzijn.”

Het debat vond plaats op dinsdag 9 mei.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Gezondheid

Welzijn en Gezin

Lees verder

Scroll naar boven