Statuut van de Vlaamse volksvertegenwoordiger

glazen koepel van het Vlaams Parlement

Aangenomen door de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement op 4 juli 2018 en gewijzigd op 27 februari 2019, 20 december 2019, 17 maart 2021, 29 september 2021, 22 december 2021 en 8 juni 2022. 

 

Gelet op artikel 31 ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,

Gelet op de parlementaire vergoeding die aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers toegekend wordt,

Gelet op de wedde van Staatsraden, zoals bepaald bij artikel 1, § 1, van de wet van 5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State en de magistraten en leden van de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van de Raad van State,

Gelet op artikel 27, tweede lid, 5°, artikel 53, 17° en artikel 297 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, zoals gewijzigd door de wet van 7 april 1995 betreffende het fiscaal statuut van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Gemeenschaps- en Gewestraden en het Europees Parlement,

Gelet op het protocol met betrekking tot de toepassing van de wet van 7 april 1995 betreffende het fiscaal statuut van de leden van de parlementaire assemblees, ondertekend door de parlementsvoorzitters en de Minister van Financiën op 22 december 1995, en het addendum hierbij ondertekend op 17 maart 2003,

Gelet op het protocol houdende een financiële regeling voor de leden van de Federale regering, van een Gewest- en/of Gemeenschapsregering en gelijkgestelde leden, ondertekend door de parlementsvoorzitters, de Eerste Minister en de ministers-presidenten van de Gewest- en Gemeenschapsregeringen op 3 februari 2003, en het aanvullend protocol bij de overeenkomst tussen de parlementaire assemblees betreffende de uittredingsvergoeding voor de uittredende parlementsleden, met betrekking tot de toepassing van deze overeenkomst op de leden van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap,

besluit het Vlaams Parlement als volgt:

 

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Waar in dit statuut bij de verwijzing naar personen de mannelijke vorm wordt gebruikt, kan ook de vrouwelijke vorm gelezen worden.

Artikel 2

Waar in dit statuut de termen “wettelijk samenwonende partner” worden gebruikt, wordt de persoon bedoeld die samen met de Vlaamse volksvertegenwoordiger een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin van art.1475 en 1476 Burgerlijk Wetboek heeft overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, en in de verhouding tot de Vlaamse volksvertegenwoordiger geen band van bloed- of aanverwantschap tot en met de derde graad heeft, noch een verwantschap ingevolge adoptie.

 

Titel 2. Het parlementair inkomen

Hoofdstuk 1. Samenstelling van het parlementair inkomen

Artikel 3

Elke Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft recht op een parlementair inkomen, dat bestaat uit:

  • een parlementaire vergoeding
  • een forfaitaire vergoeding van kosten
  • een eindejaarspremie, en
  • vakantiegeld

Een Vlaams volksvertegenwoordiger kan geen afstand doen van zijn recht op dit parlementair inkomen.

 

Hoofdstuk 2. De parlementaire vergoeding en de forfaitaire vergoeding van kosten

Artikel 4

De parlementaire vergoeding bedraagt 53.511,00 euro (100%) op jaarbasis.

Op de parlementaire vergoeding wordt een pensioenbijdrage van 8,5% ingehouden ten voordele van de vzw Pensioenen van de Vlaamse volksvertegenwoordigers.

Artikel 5

De forfaitaire vergoeding van kosten bedraagt 14.983,08 euro (100%) op jaarbasis. Deze forfaitaire vergoeding dekt alle kosten en lasten verbonden aan de uitoefening van het parlementair mandaat, met uitzondering van de reiskosten bedoeld in artikel 12.

Artikel 6

De parlementaire vergoeding en de forfaitaire vergoeding van kosten volgen de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals toegepast voor de bezoldigingen van rijksambtenaren en is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (basisjaar 1981).

Artikel 7

De Vlaamse volksvertegenwoordiger ontvangt voor de duur van zijn parlementair mandaat een parlementaire vergoeding en een forfaitaire kostenvergoeding zoals bepaald in artikel 4 en 5 onder de voorwaarden bepaald door dit artikel.

Een volledige kalendermaand geeft recht op 1/12e van een parlementaire vergoeding op jaarbasis en 1/12e van een forfaitaire kostenvergoeding op jaarbasis.

Voor een onvolledige kalendermaand geeft elke dag recht op 1/30e van een parlementaire vergoeding op maandbasis en 1/30e van een forfaitaire kostenvergoeding op maandbasis, overeenkomstig de volgende principes:

  1. na de hernieuwing van het Vlaams Parlement heeft de Vlaamse volksvertegenwoordiger evenals de opvolger die de plaats inneemt van een verkozen verklaarde kandidaat die verzaakt aan zijn mandaat of overlijdt voor de eedaflegging, recht op de vergoedingen vanaf de dag van de verkiezingen;
  2. elke andere opvolger dan bedoeld in punt 1 heeft recht op de vergoedingen vanaf de dag van zijn eedaflegging;
  3. het lid van de Federale Regering of de Vlaamse Regering dat na de beëindiging van zijn ambt zijn mandaat van Vlaams volksvertegenwoordiger weer opneemt, heeft vanaf die dag recht op de vergoedingen;
  4. als het mandaat van Vlaamse volksvertegenwoordiger eindigt ten gevolge van de hernieuwing van het Vlaams Parlement, heeft de Vlaamse volksvertegenwoordiger recht op de vergoedingen tot de dag voor de verkiezingen;
  5. als het mandaat van Vlaamse volksvertegenwoordiger eindigt om een andere reden dan bedoeld in punt 4, heeft de Vlaamse volksvertegenwoordiger recht op de vergoedingen tot de dag voor de beëindiging van zijn mandaat.

De parlementaire vergoeding en de forfaitaire kostenvergoeding worden betaald op het einde van de maand. De parlementaire vergoeding en de forfaitaire kostenvergoeding voor de periode tussen de hernieuwing van het Vlaams Parlement en de eedaflegging worden uitbetaald na de eedaflegging van de volksvertegenwoordiger.

Hoofdstuk 3. De eindejaarspremie

Artikel 8

Elke Vlaamse volksvertegenwoordiger die in de periode van januari tot en met september een parlementaire vergoeding genoten heeft, heeft voor dat kalenderjaar recht op de eindejaarspremie.

De jaarlijkse eindejaarspremie wordt berekend volgens de regels die gelden voor het rijkspersoneel.

De cumulatieregels inzake de eindejaarspremie, bepaald volgens de sociale programmatie voor het rijkspersoneel, zijn van toepassing.

Artikel 9

De eindejaarspremie wordt uitbetaald in de maand december van het kalenderjaar bedoeld in artikel 8.

Bij de beëindiging van het parlementair mandaat wordt de eindejaarspremie waar de Vlaamse volksvertegenwoordiger krachtens artikel 8 recht op heeft, vervroegd uitbetaald.

Hoofdstuk 4. Het vakantiegeld

Artikel 10

De Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft recht op vakantiegeld. Op jaarbasis bedraagt het vakantiegeld 92% van de parlementaire vergoeding van de maand maart van het vakantiejaar.

Het vakantiegeld wordt berekend in verhouding tot de duur van het mandaat waarvoor de betrokkene tijdens het voorgaande kalenderjaar een parlementaire vergoeding als Vlaams volksvertegenwoordiger heeft ontvangen. Elke volledige kalendermaand geeft recht op 1/12e van het vakantiegeld op jaarbasis. Voor een onvolledige kalendermaand geeft elke dag recht op 1/360e van het vakantiegeld op jaarbasis.

De cumulatieregels inzake vakantiegeld, bepaald volgens de sociale programmatie voor het rijkspersoneel, zijn van toepassing.

Artikel 11

Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de maand mei van het vakantiejaar.

Bij de beëindiging van het parlementair mandaat ontvangt de Vlaamse volksvertegenwoordiger vervroegd vakantiegeld. Dit wordt berekend op basis van de volledige periode waarvoor de betrokkene een parlementaire vergoeding als Vlaams volksvertegenwoordiger maar nog geen vakantiegeld ontvangen heeft. In afwijking van artikel 10, eerste lid, wordt het vervroegd vakantiegeld berekend op basis van de parlementaire maandvergoeding van de maand waarin het parlementair mandaat van de Vlaamse volksvertegenwoordiger afloopt.

 

Titel 3. Geïndividualiseerde tegemoetkomingen

Hoofdstuk 1. Reiskostenvergoeding

Artikel 12

Elke Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft recht, op zijn verzoek, op een vergoeding voor zijn verplaatsingskosten van en naar het Vlaams Parlement.

Deze vergoeding wordt berekend:

  • op de wijze zoals vastgesteld in artikel 13 van het Koninklijk Besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en met als maximum de in het fiscaal protocol van 22 december 1995, zoals gewijzigd door het addendum van 17 maart 2003, vastgestelde limiet
  • voor maximaal het aantal kilometers tussen de woonplaats van de Vlaamse volksvertegenwoordiger en het Vlaams Parlement, en
  • op basis van maximaal 10 ritten heen en terug per maand.

De Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft recht op deze reiskostenvergoeding vanaf de maand volgend op zijn verzoek, en ten vroegste vanaf de eerste maand na de verkiezingen. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Bij de beëindiging van het parlementair mandaat krijgt de Vlaamse volksvertegenwoordiger de vergoeding voor de volledige maand waarin het mandaat beëindigd wordt.

De periodes van afwezigheid, bedoeld in artikel 23, 6°, 7°, 8° en 11°, die meer dan vier weken duren, geven geen recht op een reiskostenvergoeding.

 

Hoofdstuk 2. Terugbetaling van de bijdragen voor ziekteverzekering

Artikel 13

De volgende bijdragen die de Vlaamse volksvertegenwoordiger in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering zelf betaalt, worden door het Vlaams Parlement terugbetaald:

  1. Bijdragen, betaald met toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 15° en 121 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
  2. Bijdragen, betaald door de Vlaamse volksvertegenwoordiger die valt onder de verplichte regeling van de voortgezette verzekering;
  3. Bijdragen, betaald in het kader van de voortgezette verzekering voor zelfstandigen door de Vlaamse volksvertegenwoordiger die zijn zelfstandige activiteit stopgezet heeft;
  4. Een aanvullende bijdrage, betaald door de Vlaamse volksvertegenwoordiger die, op grond van een beperkte opdracht, voordien slechts een gedeeltelijke bijdrage betaalde.

Het bedrag van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk betaalde bijdrage, met als maximum de bijdrage die de Vlaamse volksvertegenwoordiger die verzekerd is met toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 15° en 121 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, heeft gestort.

 

Hoofdstuk 3. Kinderbijslag, geboorte- en adoptiepremie

Artikel 14

Indien geen van de ouders een recht op kinderbijslag kan doen gelden via een wettelijk stelsel, verleent het Vlaams Parlement aan de Vlaamse volksvertegenwoordiger een kinderbijslag, geboortepremie en adoptiepremie in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden als bepaald door het wettelijk stelsel dat van toepassing is in de Vlaamse Gemeenschap.

 

Hoofdstuk 4. Begrafenisvergoeding

Artikel 15

Aan de Vlaamse volksvertegenwoordiger wordt een begrafenisvergoeding toegekend gelijk aan het bedrag van één twaalfde van de parlementaire vergoeding bij het overlijden van:

  • de echtgenoot
  • de wettelijk samenwonende partner
  • een kind ten laste

 

Titel 4. Financiële decumulatie

Hoofdstuk 1. Beperkte cumulatie met vergoedingen uit een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard

Artikel 16

Indien de toepassing van de regeling inzake financiële decumulatie, zoals bedoeld in artikel 31ter, § 1bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, tot interpretatieproblemen aanleiding geeft, beslist het Uitgebreid Bureau.

Artikel 17

Bij het opnemen van zijn parlementair mandaat brengt de Vlaamse volksvertegenwoordiger de voorzitter op de hoogte van alle openbare mandaten, openbare functies of openbare ambten van politieke aard die hij uitoefent, met inbegrip van de brutobezoldiging die hij hiervoor ontvangt. Tijdens de duur van het parlementair mandaat brengt hij de voorzitter onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging ter zake.

Hij bezorgt tevens de gegevens van de instellingen waar hij deze mandaten uitoefent, en legt inkomensattesten die door deze instellingen afgegeven worden voor.

Artikel 18

Het maximumbedrag wordt toegepast op basis van een referentieperiode van 12 maanden.

Wanneer het parlementair mandaat begint of eindigt in de loop van het kalenderjaar, wordt het maximumbedrag bepaald in verhouding tot het aantal maanden dat de betrokkene gedurende dat kalenderjaar een parlementaire vergoeding genoot.

Artikel 19

Indien het maximumbedrag wordt overschreden en het parlementair mandaat niet gecumuleerd wordt met een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad van maatschappelijk welzijn, wordt de parlementaire vergoeding verminderd.

Elke maand wordt van de parlementaire vergoeding een bedrag afgehouden dat overeenstemt met de te verwachten overschrijding van het maximumbedrag. Indien op het einde van het kalenderjaar blijkt dat er te veel of te weinig werd ingehouden, wordt het verschil terugbetaald of ingevorderd.

Hoofdstuk 2. Geen cumulatie met een vergoeding als lid van een ontslagnemende regering

Artikel 19/1

In afwijking van de artikelen 7 en 12 heeft een Vlaamse volksvertegenwoordiger die als lid van een ontslagnemende gemeenschaps- of gewestregering, als ontslagnemend gewestelijk staatssecretaris of als lid van de ontslagnemende federale regering een vergoeding ontvangt, geen recht op een parlementaire vergoeding, een forfaitaire kostenvergoeding en een vergoeding voor zijn verplaatsingskosten van en naar het Vlaams Parlement.

Titel 5. Financiële gevolgen van een langdurige of veelvuldige afwezigheid in de plenaire vergadering

Hoofdstuk 1. Gewettigde en ongewettigde afwezigheden

Artikel 20

Voor de toepassing van titel 5 wordt uitsluitend rekening gehouden met de weken waarin volgens de vooraf verspreide agenda van de plenaire vergaderingen zeker hoofdelijke stemmingen zullen plaatsvinden, hierna de plenaire vergaderweken te noemen.

Een Vlaams volksvertegenwoordiger wordt geacht aanwezig te zijn op een plenaire vergadering als hij aan de meerderheid van de aangekondigde stemmingen over het geheel van de ontwerpen van decreet, voorstellen van decreet, voorstellen van resoluties, gemotiveerde subsidiariteitsadviezen, reglementswijzigingen, moties, het Vlaamse regeerakkoord of de Septemberverklaring heeft deelgenomen. Voor de toepassing van deze regel wordt de loutere aanwezigheid tijdens de stemmingen niet beschouwd als een deelname aan de stemmingen. Voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers die verkozen zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wordt uitsluitend rekening gehouden met hoofdelijke stemmingen waarvoor ze stemgerechtigd zijn.

Een Vlaams volksvertegenwoordiger wordt in een plenaire vergaderweek waarin meerdere plenaire vergaderingen met aangekondigde stemmingen plaatsvinden, geacht aanwezig te zijn als hij bij elk van die vergaderingen deelgenomen heeft aan de meerderheid van de aangekondigde stemmingen zoals vermeld in het tweede lid.

Artikel 21

De volgende omstandigheden wettigen de afwezigheid van een Vlaams volksvertegenwoordiger tijdens een plenaire vergadering:

  1. deelname aan door het Vlaams Parlement toegestane parlementaire zendingen;
  2. deelname aan vergaderingen van commissies, adviescomités of werkgroepen van het Vlaams Parlement;
  3. deelname aan vergaderingen en zendingen als lid of afgevaardigde van de Senaat, de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad of de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie;
  4. deelname aan vergaderingen en zendingen van het Comité van de Regio’s en van het Congres van Lokale en Regionale Autoriteiten van Europa, voor zover de betrokkene er lid van is;
  5. het verlaten van de vergadering wegens politieke procedures;
  6. een ongeval;
  7. ziekte;
  8. bevallingsverlof;
  9. adoptieverlof;
  10. geboorteverlof;
  11. het eigen huwelijk, de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, het overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, het overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de echtgenoot of samenwonende partner. Het lid is gewettigd afwezig in de week van die gebeurtenis of in de week die erop volgt;
  12. het huwelijk van het eigen kind of van het kind van de echtgenoot of samenwonende partner, het overlijden en de begrafenis van een bloed- of aanverwant in de tweede graad of van een bloed- of aanverwant in de tweede graad van de echtgenoot of samenwonende partner, het overlijden en de begrafenis van een bloed- of aanverwant die onder hetzelfde dak woont, voor zover die gebeurtenis plaatsvindt op de dag van de plenaire vergadering;
  13. het verstrekken van palliatieve zorgen.

Een Vlaams volksvertegenwoordiger die niet aan een plenaire vergadering kan deelnemen, meldt zijn afwezigheid op de wijze die het Uitgebreid Bureau heeft bepaald, behalve in de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1 en 2.

De afwezigheden, vermeld in het eerste lid, 6, 7, en 10 tot en met 13, zijn alleen gewettigd als de Vlaamse volksvertegenwoordiger uiterlijk op de tiende dag na de datum van de plenaire vergadering waarop hij afwezig was, een bewijsstuk indient dat aantoont dat de voorwaarden voor de wettiging vervuld zijn.

Hoofdstuk 2. Inhouding van de forfaitaire kostenvergoeding na langdurige afwezigheid

Artikel 22

Als een Vlaams volksvertegenwoordiger vijf opeenvolgende plenaire vergaderweken afwezig is om een andere reden dan die vermeld in artikel 21, eerste lid, 1 tot en met 5, wordt zijn recht op de forfaitaire kostenvergoeding geschorst vanaf de maandag die volgt op die vijfde vergaderweek.

De schorsing van de forfaitaire kostenvergoeding eindigt op de maandag die volgt op de eerstvolgende plenaire vergaderweek waarop hij opnieuw aanwezig is als vermeld in artikel 20, tweede of derde lid.

In afwijking van het tweede lid eindigt de schorsing van de forfaitaire kostenvergoeding:

1. zodra de verloven, vermeld in artikel 21, eerste lid, 6 tot en met 9, afgelopen zijn;

2. zodra de volksvertegenwoordiger zijn parlementaire werkzaamheden hervat en de voorzitter daarvan schriftelijk of per e-mail op de hoogte brengt. Het recht op de forfaitaire kostenvergoeding wordt hersteld op de datum van de hervatting van de werkzaamheden die de volksvertegenwoordiger aan de voorzitter heeft meegedeeld of, als die datum al verstreken is, op de dag waarop de hervatting van de werkzaamheden wordt meegedeeld.

Een volksvertegenwoordiger die op basis van het derde lid hersteld wordt in zijn recht op de forfaitaire kostenvergoeding en die de eerstvolgende plenaire vergaderweek opnieuw afwezig is om andere redenen dan die vermeld in artikel 21, eerste lid, 1 tot en met 5, verliest vanaf de daaropvolgende maandag opnieuw het recht op de forfaitaire kostenvergoeding.

Hoofdstuk 3. Inhouding van de forfaitaire kostenvergoeding in geval van veelvuldige ongewettigde afwezigheden

Artikel 23

Na afloop van elke week wordt berekend hoeveel plenaire vergaderweken elke Vlaamse volksvertegenwoordiger gedurende de voorafgaande 52 weken ongewettigd afwezig is geweest. Als een Vlaams volksvertegenwoordiger in die periode meer dan zeven plenaire vergaderweken ongewettigd afwezig is geweest, wordt zijn recht op de forfaitaire kostenvergoeding geschorst vanaf de daaropvolgende maandag. Het recht op de forfaitaire kostenvergoeding wordt hersteld vanaf de maandag van de week die volgt op een periode van 52 weken waarin de Vlaamse volksvertegenwoordiger minder dan acht plenaire vergaderweken ongewettigd afwezig is geweest.

Hoofdstuk 4. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 24

Als de inhouding van de forfaitaire kostenvergoeding betrekking heeft op een onvolledige kalendermaand, verliest de volksvertegenwoordiger voor elke dag dat hij er geen recht op heeft een dertigste van de forfaitaire kostenvergoeding op maandbasis. De inhouding van de vergoeding wordt verrekend met de eerstvolgende vergoeding waarop hij recht heeft.

De inhouding van de forfaitaire kostenvergoeding zoals die is geregeld in hoofdstuk 2 en 3, wordt berekend op basis van de afwezigheden in dezelfde zittingsperiode.

De inhouding van de forfaitaire kostenvergoeding heeft geen invloed op de berekening van de uittredingsvergoeding.

In geval van betwisting over de toepassing van deze titel beslist het Uitgebreid Bureau.

Titel 6. Bevallingsverlof

Artikel 25

Een Vlaams volksvertegenwoordiger heeft recht op bevallingsverlof; de duur ervan bedraagt 15 weken.

Het bevallingsverlof gaat in op verzoek van de Vlaamse volksvertegenwoordiger, ten vroegste 7 weken en uiterlijk één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum.

Artikel 26

Drie maanden voor de vermoedelijke bevallingsdatum bezorgt de betrokken Vlaamse volksvertegenwoordiger aan de bevoegde dienst een medisch attest waarin de vermoedelijke bevallingsdatum wordt meegedeeld.

De door de Vlaamse volksvertegenwoordiger meegedeelde aanvangsdatum van het bevallingsverlof wordt meegedeeld aan het Uitgebreid Bureau. Het Uitgebreid Bureau treft de nodige schikkingen in verband met stemafspraken.

Titel 6. Geboorteverlof

Artikel 26/1

Een Vlaams volksvertegenwoordiger heeft bij de geboorte van een kind recht op vier al dan niet aaneengesloten parlementaire vergaderweken geboorteverlof die hij zelf kan kiezen binnen vier maanden, te rekenen vanaf de geboorte van het kind, als vaststaat dat het afstamt van:

  • de Vlaamse volksvertegenwoordiger zelf; of
  • de persoon met wie de Vlaamse volksvertegenwoordiger gehuwd is; of
  • de wettelijk samenwonende partner van de Vlaamse volksvertegenwoordiger, bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.

Het recht op geboorteverlof geldt niet voor Vlaamse volksvertegenwoordigers die op basis van artikel 25 recht hebben op bevallingsverlof.

Het opgenomen geboorteverlof wordt in voorkomend geval in mindering gebracht van het adoptieverlof, vermeld in artikel 27 en 28.

 

Titel 7. Adoptieverlof

Artikel 27

De Vlaamse volksvertegenwoordiger die een kind jonger dan 10 jaar adopteert, heeft recht op adoptieverlof.

Het adoptieverlof bedraagt:

  • een aaneengesloten periode van maximum zes weken, indien het kind bij het begin van dit verlof de leeftijd van drie jaar niet heeft bereikt;
  • een aaneengesloten periode van maximum vier weken in de ander gevallen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid die volgens het toepasselijk wettelijk kinderbijslagstelsel aanleiding geeft tot de toekenning van een verhoogde kinderbijslag.

De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het moment waarop het kind de leeftijd van 10 jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.

Artikel 28

Om het recht op adoptieverlof te kunnen uitoefenen moet dit verlof een aanvang nemen binnen twee maanden volgend op de dag waarop het geadopteerde kind daadwerkelijk in het gezin wordt opgenomen. Het bewijs van dit tijdstip moet blijken uit een getuigschrift van domiciliëring, uitgereikt door het gemeentebestuur. Dit getuigschrift moet uiterlijk op het ogenblik waarop het adoptieverlof ingaat aan de diensten van het Vlaams Parlement bezorgd worden.

De door de Vlaamse volksvertegenwoordiger meegedeelde aanvangsdatum van het adoptieverlof wordt meegedeeld aan het Uitgebreid Bureau. Het Uitgebreid Bureau treft de nodige schikkingen in verband met stemafspraken.

 

Titel 8. Vergoeding voor de uitoefening van bijzondere functies in het Vlaams Parlement

Artikel 29

Onverminderd de rechten die zij putten uit titel 1 tot en met titel 4 van dit Statuut wordt aan de parlementsvoorzitter, de leden van het Vast Bureau, de fractievoorzitters en de voorzitters van de vaste beleidscommissies een vergoeding toegekend voor de uitoefening van hun functie. Deze vergoeding is samengesteld uit een belastbaar basisbedrag en een forfaitaire kostenvergoeding.

Artikel 30

De uitoefening van de bijzonder functies wordt vergoed voor de duur van de uitoefening van de aanvullende verantwoordelijkheden. Een volledige kalendermaand geeft recht op 1/12e van de vergoeding op jaarbasis. Voor een onvolledige kalendermaand geeft elke dag recht op 1/30e van een maandvergoeding.

De betaling gebeurt op het einde van de maand.

Artikel 31

De vergoedingen voor de uitoefening van de bijzondere functies zijn niet cumuleerbaar. De Vlaamse volksvertegenwoordiger die meerdere bijzondere functies uitoefent, ontvangt alleen de hoogste vergoeding.

Artikel 32

De vergoeding voor de uitoefening van de functie van parlementsvoorzitter bedraagt op jaarbasis 53.511 euro bruto (100%), aangevuld met een forfaitaire kostenvergoeding van 32.107 euro bruto (100%).

Artikel 33

De vergoeding voor de uitoefening van de functie van ondervoorzitter of secretaris van het Vlaams Parlement bedraagt op jaarbasis 13.485 euro bruto (100%), aangevuld met een forfaitaire kostenvergoeding van 8.091 euro bruto (100%).

Artikel 34

De vergoeding voor de uitoefening van de functie van fractievoorzitter bestaat op jaarbasis uit een vast gedeelte van 13.485 euro bruto (100%), aangevuld met een forfaitaire kostenvergoeding van 8.091 euro bruto (100%) en een variabel gedeelte van 83 euro bruto (100%) per fractielid, aangevuld met een forfaitaire kostenvergoeding van 50 euro bruto (100%) per fractielid.

Een fractievoorzitter die overeenkomstig de artikelen 25 en 26 van dit Statuut bevallingsverlof opneemt, heeft voor de duur van dit bevallingsverlof geen recht op deze aanvullende vergoeding. 

De plaatsvervangend fractievoorzitter heeft voor de duur van de plaatsvervanging recht op deze aanvullende vergoeding.

Artikel 35

De vergoeding voor de uitoefening van de functie van voorzitter van een vaste beleidscommissie bedraagt op jaarbasis 4.200 euro bruto (100%) aangevuld met een forfaitaire kostenvergoeding van 2.520 euro bruto (100%).

Artikel 36

De vergoedingen voor de uitoefening van de bijzondere functies volgen de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals toegepast voor de bezoldigingen van rijksambtenaren. De vergoeding is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (basisjaar: 1981).

 

Titel 9. Uittredingsvergoeding

Artikel 37

De Vlaamse volksvertegenwoordiger van wie de politieke loopbaan eindigt in het Vlaams Parlement heeft recht op een uittredingsvergoeding in de volgende gevallen:

  1. zijn parlementair mandaat eindigt ten gevolge van de vernieuwing van het Vlaams Parlement, met inbegrip van het geval waarin de Vlaamse volksvertegenwoordiger kandidaat is voor parlementsverkiezingen die aansluiten op zijn afgelopen mandaat en na de verkiezingen geen nieuw mandaat opneemt;
  2. zijn parlementair mandaat eindigt doordat een lid van de Vlaamse of federale regering, dat oorspronkelijk verkozen was als Vlaams volksvertegenwoordiger, na ontslag als regeringslid opnieuw zitting neemt in het Vlaams Parlement;
  3. zijn parlementair mandaat eindigt wegens ontslag om medische redenen. Ontslag om medische redenen wordt bewezen aan de hand van een door een arts afgeleverd getuigschrift van langdurige arbeidsongeschiktheid.

Artikel 38

Onder politieke loopbaan, zoals bedoeld in artikel 37, wordt verstaan: de ononderbroken reeks van parlementaire en uitvoerende mandaten uitgeoefend als lid van het Vlaams Parlement of een andere wetgevende vergadering, als lid van de Vlaamse Regering of een andere regering of als gewestelijk staatssecretaris.

Artikel 39

De duur van de uittredingsvergoeding bedraagt 5 maanden, vermeerderd met een maand uittredingsvergoeding voor elk begonnen politieke loopbaanjaar. De politieke loopbaan wordt geacht begonnen te zijn vanaf de eerste dag die recht geeft op een vergoeding als volksvertegenwoordiger, regeringslid of staatssecretaris.

Voor de berekening van het aantal loopbaanjaren zoals bedoeld in het eerste lid wordt het mandaat als lid van het Europees Parlement dat uitgeoefend werd na 14 juli 2009 niet meegeteld en wordt de duur van het mandaat van gecoöpteerd senator dat uitgeoefend werd na 25 mei 2014 voor de helft meegerekend.

De maximumduur van de uittredingsvergoeding bedraagt 24 maanden.

Het recht op de uittredingsvergoeding gaat in op de dag waarop de politieke loopbaan afloopt. Een volledige kalendermaand geeft recht op 1/12e van de uittredingsvergoeding zoals bedoeld in artikel 42, eerste lid. Voor een onvolledige kalendermaand geeft elke dag recht op 1/30e van dat maandbedrag.

Artikel 40

De uittredende Vlaamse volksvertegenwoordiger verliest zijn recht op een uittredingsvergoeding zodra hij een van de volgende mandaten of functies uitoefent: lid van de deputatie, provinciegouverneur, ambassadeur, lid van het Grondwettelijk Hof.

De uittredingsvergoeding wordt opgeschort zodra de uittredende Vlaamse volksvertegenwoordiger opnieuw lid wordt van een wetgevende vergadering of tot lid van een regering of staatssecretaris benoemd wordt.

Het recht op de uittredingsvergoeding eindigt op de dag van het overlijden van de uitredende Vlaamse volksvertegenwoordiger.

Artikel 41

De duur van de uittredingsvergoeding na een tweede of volgende politieke loopbaan bedraagt één maand voor elk begonnen jaar van de nieuwe politieke loopbaan.

Wanneer de uitkering van een eerdere uittredingsvergoeding opgeschort is omwille van een nieuw mandaat in een wetgevende vergadering of na een nieuwe benoeming als regeringslid of als gewestelijk staatssecretaris, wordt de duur van de nieuwe uittredingsvergoeding desgevallend vermeerderd met het niet uitbetaalde deel van de eerdere uittredingsvergoeding.

De totale duur van de eerste en de volgende uittredingsvergoedingen mag nooit meer bedragen dan 24 maanden.

Artikel 42

De uittredingsvergoeding is gelijk aan de som van de parlementaire vergoeding zoals bepaald in artikel 4, eerste lid en de forfaitaire vergoeding van kosten zoals bepaald in artikel 5.

Op de uittredingsvergoeding wordt een pensioenbijdrage gelijk aan 8,5% van de parlementaire vergoeding ingehouden ten voordele van de vzw Pensioenen van de Vlaamse volksvertegenwoordigers.

Artikel 43

Voor de duur van de uittredingsvergoeding behouden de gewezen Vlaamse volksvertegenwoordigers:

  • recht op de terugbetaling van de bijdragen voor ziekteverzekering zoals bepaald in artikel 13;
  • recht op kinderbijslag ten laste van de begroting van het Vlaams Parlement zoals bepaald in artikel 14.

Artikel 44

De uittredingsvergoeding wordt schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter van het Vlaams Parlement binnen een termijn van drie maanden na de maand waarin het mandaat werd beëindigd. Aanvragen die later worden ingediend zijn onontvankelijk.

In geval van betwisting beslist het Uitgebreid Bureau.

Artikel 45

De uittredingsvergoeding wordt maandelijks uitgekeerd en wordt betaald op het einde van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 46

In afwijking van artikel 39 wordt voor het gedeelte van de politieke loopbaan tot en met 31 mei 2014 het aantal maanden uittredingsvergoeding dat de Vlaamse volksvertegenwoordiger heeft opgebouwd berekend als volgt:

  • elk begonnen politieke loopbaanjaar geeft recht op twee maanden uittredingsvergoeding;
  • in afwijking hiervan geven de eerste 12 maanden van de politieke loopbaan recht op een maand uittredingsvergoeding per loopbaanmaand;
  • een politieke loopbaan van 1 jaar tot 6 jaar geeft recht op 12 maanden uittredingsvergoeding;
  • de maximumduur van de uittredingsvergoeding bedraagt 24 maanden.

Voor zover op grond van deze berekening de duur van de uittredingsvergoeding nog geen 24 maanden bedraagt, wordt voor het gedeelte van zijn politieke loopbaan vanaf 1 juni 2014 voor elk begonnen politieke loopbaanjaar de duur van de uittredingsvergoeding vermeerderd met een maand, zonder dat de totale duur meer mag bedragen dan 24 maanden.

 

Titel 10. Rechten van gewezen leden na afloop van de ontvangst van een uittredingsvergoeding

Hoofdstuk 1. (opgeheven)

Artikel 47

Artikel 48

Hoofdstuk 2. Terugbetaling van de bijdragen voor ziekteverzekering

Artikel 49

Artikel 13, eerste lid, 1°, is van overeenkomstige toepassing op een gewezen Vlaams volksvertegenwoordiger die na het verstrijken van de periode waarin hij een uittredingsvergoeding ontving in de verplichte ziekteverzekering onder het stelsel van niet-beschermd persoon valt.

 

Titel 11. Rechten van derden

Hoofdstuk 1. Begrafenisvergoeding bij overlijden van een Vlaams volksvertegenwoordiger

Artikel 50

Indien een Vlaams volksvertegenwoordiger overlijdt in de loop van de periode waarin hij zijn parlementair mandaat uitoefent, een uittredingsvergoeding kan aanvragen, of een uittredingsvergoeding ontvangt, hebben de erfgenamen recht op een begrafenisvergoeding. Het totale bedrag van de begrafenisvergoeding stemt overeen met twee twaalfden van de som van de parlementaire vergoeding.

 

Hoofdstuk 2. Toekenning van een recht op een vergoeding aan nabestaanden bij overlijden van een (gewezen) Vlaams volksvertegenwoordiger

Artikel 51

Indien een gewezen Vlaams volksvertegenwoordiger overlijdt in de periode waarin hij een uittredingsvergoeding ontvangt, hebben de volgende personen recht op een vergoeding:

  1. de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner; of, als de betrokkene op het ogenblik van overlijden geen echtgenoot of wettelijk samenwonende partner had,
  2. de kinderen die op het ogenblik van overlijden ten laste waren van de gewezen Vlaamse volksvertegenwoordiger. Elk kind dat aan de voorwaarden voldoet heeft recht op een gelijk deel van die vergoeding.

Artikel 52

Het bedrag van de in artikel 51 bedoelde vergoeding is gelijk aan 60 % van de op het ogenblik van het overlijden toegekende, maar nog niet uitgekeerde uittredingsvergoeding.

De vergoeding wordt gedurende de resterende looptijd van de uittredingsvergoeding, telkens op het einde van de maand, uitbetaald.

Artikel 53

Indien de rechthebbende, bedoeld in artikel 51, 1°, zelf overlijdt in de periode waarin de betrokkene recht heeft op de vergoeding, wordt het resterende deel uitbetaald aan de kinderen bedoeld in artikel 51, 2°.

Artikel 54

De vergoeding wordt schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter van het Vlaams Parlement binnen een termijn van drie maanden na het overlijden van de gewezen Vlaamse volksvertegenwoordiger of , in het geval bepaald in artikel 53, na het overlijden van de rechthebbende, bedoeld in artikel 51, 1°. Aanvragen die later worden ingediend zijn onontvankelijk.

Artikel 55

Dit hoofdstuk is eveneens van toepassing, wanneer een Vlaams volksvertegenwoordiger overlijdt op het ogenblik dat hij zitting heeft in het Vlaams Parlement. In dat geval bedraagt de vergoeding 60% van de uittredingsvergoeding die de Vlaamse volksvertegenwoordiger zou ontvangen hebben indien hij zijn mandaat om een in artikel 37 vermelde reden had beëindigd.

 

Titel 12. Verzekeringen

Artikel 56

Het Vlaams Parlement sluit voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers verzekeringen voor risico’s die verband houden met de uitoefening van het parlementair mandaat en verzekeringen die als een sociaal voordeel voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers en eventueel hun familieleden gelden.

Artikel 57

Het Vlaams Parlement sluit de volgende verzekeringen af voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers:

  • Verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid;
  • Verzekering voor bagage en annuleringsverzekering voor dienstreizen;
  • Verzekering voor rechtsbijstand naar aanleiding van handelingen of uitspraken gesteld in de uitoefening van het mandaat.

Artikel 58

De Vlaamse volksvertegenwoordiger en in voorkomend geval zijn gezin geniet volgende verzekeringen:

  • Aanvullende verzekering gezondheidszorg;
  • Invaliditeitsrenteverzekering (gewaarborgd inkomen bij invaliditeit);
  • Lichamelijke ongevallen verzekering (overlijden en invaliditeit);
  • Reisbijstandsverzekering;
  • Verzekering tegen gevolgen van terrorisme, vandalisme en gewelddaden.

Artikel 59

Volgende verzekeringen blijven van toepassing voor de gewezen Vlaamse volksvertegenwoordiger en in voorkomend geval zijn gezin in de periode dat hij een uittredingsvergoeding ontvangt:

  • Aanvullende verzekering gezondheidszorg;
  • Lichamelijke ongevallen verzekering (overlijden en invaliditeit);
  • Reisbijstandsverzekering;
  • Verzekering tegen gevolgen van terrorisme, vandalisme en gewelddaden.

Artikel 60

De aanvullende verzekering gezondheidszorg blijft van toepassing voor de gepensioneerde Vlaamse volksvertegenwoordiger en in voorkomend geval zijn gezin.

 

Titel 13. Overgangs- en slotbepaling

Artikel 60/1

Tot de hernieuwing van het Vlaams Parlement in 2024 worden in afwijking van artikel 7, vierde lid en artikel 45 en artikel 52 de in die bepalingen bedoelde vergoedingen in het begin van de maand vooruit betaald.

Artikel 60/2

In 2022 wordt op de parlementaire vergoeding, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en op de uittredingsvergoeding, bedoeld in artikel 42, eerste lid, een bijzondere bijdrage van 5% ingehouden.

Het Uitgebreid Bureau kan de duur van deze maatregel verlengen.

Artikel 60/3

Voor de toepassing van titel 5 wordt alleen rekening gehouden met de afwezigheden vanaf 1 augustus 2022.

In afwijking van het eerste lid:

  • blijft voor de Vlaamse volksvertegenwoordiger die op 31 juli 2022 geen recht heeft op de forfaitaire kostenvergoeding wegens arbeidsongeschiktheid de forfaitaire kostenvergoeding geschorst tot hij er op grond van artikel 22, tweede of derde lid opnieuw recht op heeft;
  • wordt voor de Vlaamse volksvertegenwoordiger van wie op 31 juli 2022 de parlementaire vergoeding en de forfaitaire kostenvergoeding verminderd is wegens veelvuldig absente-isme, vanaf 1 augustus 2022 de forfaitaire kostenvergoeding geschorst tot de maandag van de week die volgt op een periode van 52 weken waarin hij minder dan acht plenaire vergaderweken ongewettigd afwezig is geweest.

Artikel 61

Het Statuut van het Lid van het Vlaams Parlement van 6 april 1995, zoals laatst gewijzigd op 17 december 2014, wordt opgeheven.

Lees en herbekijk de bespreking van de wijziging van het Statuut van de volksvertegenwoordiger tijdens de plenaire vergadering van 27 februari 2019

Lees en herbekijk de bespreking van de wijziging van het Statuut van de volksvertegenwoordiger tijdens de plenaire vergadering van 29 september 2021.

Lees en herbekijk de bespreking van de wijziging van het Statuut van de volksvertegenwoordiger tijdens de plenaire vergadering van 8 juni 2022.

Scroll naar boven