Minister Ben Weyts kondigde aan dat scholen vaker onderwijsinspectie over de vloer zullen krijgen: om de drie jaar in plaats van om de zes jaar. De onderwijsinspectie wordt uitgebreid met tien extra inspecteurs. Het initiatief roept bij de Vlaamse volksvertegenwoordigers Koen Daniëls (N-VA), Loes Vandromme (cd&v) en Johan Danen (Groen) heel wat vragen op.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

In de Commissie voor Onderwijs vroegen de drie volksvertegenwoordigers aan de minister welke garanties hij kon geven dat de tien extra onderwijsinspecteurs de vooropgestelde extra bezoeken zouden kunnen uitvoeren: er bestaat vandaag al een achterstand en de werkdruk zal door het frequenter bezoek stijgen.

Verder wees Koen Daniëls (N-VA) er op dat een inspectie in een school altijd zorgt voor heel wat stress. Daarom vindt hij het positief dat de nieuwe tussentijdse bezoeken zullen gebeuren door één inspecteur die één dag langskomt om een welbepaald thema met de school te bekijken. Hij onderstreepte het positieve effect hiervan: “Op deze manier kan er om de drie jaar contact zijn tussen de school en de onderwijsinspectie, wat kan zorgen voor een permanente aandacht voor de onderwijskwaliteit. Inspecties leren op die manier de scholen ook beter kennen en omgekeerd.” In dat kader zou de onderwijsinspectie, omdat er misverstanden bestaan, scholen bijvoorbeeld kunnen duidelijk maken wat er inzake taaltrajecten Nederlands mogelijk is.

Koen Daniëls vroeg de minister ook welke data de onderwijsinspecteurs bij hun bezoek kunnen inkijken. Zo zijn volgens hem de slaagkansen van leerlingen in het hoger onderwijs en de snelheid waarmee leerlingen uit de arbeidsgerichte opleidingen aan de slag geraken, nuttige graadmeters.

Volgens Loes Vandromme (cd&v) is de waarderende dialoog tussen onderwijsinspectie en scholen een van de sterktes van de nieuwe doorlichtingsaanpak, de inspectie 2.0. Ze legde de minister volgende vragen voor over het onderwerp: “Bent u in overleg gegaan met de inspectie en het onderwijsveld voor u de beslissing nam inzake de aanpassing van de timing van de inspectie? Hebt u oren naar de bezorgdheden van de inspecteurs? Hoe gaat u aan de slag met de aanbevelingen uit het onderzoek? En welke andere opdrachten kreeg de onderwijsinspectie deze legislatuur nog?”

Johan Danen (Groen) had voor de minister vooral vragen over de uitvoering van de taken van de onderwijsinspectie: “Zullen er bovenop het huidige aantal inspecteurs nog tien voltijdsequivalenten bijkomen, of zijn zij reeds aangeworven? Hoeveel inspecteurs telt het totale inspectieteam vandaag?” Maar ook de invulling van de functie zelf, roept bij hem de nodige vragen op: Op welke manier zullen zij hun functie invullen?”

Meer efficiëntie en maatwerk

Een meer efficiënte onderwijsinspectie is volgens minister Ben Weyts het doel van de hele operatie. Hij wil meer op maat werken in plaats van de huidige aanpak ‘one size fits all’. “We zullen de aanpak differentiëren naargelang de inhoud, de grootte van het inspectieteam, de duurtijd en de frequentie”, aldus de minister.

“Deze aangepaste formule ‘Inspectie 2.0 op maat’ zal de scholen op de eerste plaats meer impulsen geven wat betreft de kwaliteitszorg”, zo verduidelijkte de minister. Het werken op maat zorgt volgens hem ook voor meer efficiëntie en effectiviteit: “waardoor we veel meer op het terrein, op de klasvloer, aanwezig kunnen zijn.” Daarenboven wil de minister de samenwerking tussen inspectie, pedagogische begeleidingsdiensten en scholen versterken.

De minister bevestigde dat de aanpak zowel gebaseerd is op het recente onderzoek, waarnaar verwezen werd, als op de ervaringen vanuit de coronaperiode. Daaruit bleek namelijk dat de scholen vragende partij zijn om de inspectie meer over de vloer te krijgen.

“De nieuwe aanpak betekent concreet”, zo lichtte de minister toe, “dat een inspectie zal variëren op basis van de data die de onderwijsinspectie heeft. Op grond van haar DataWijzer zal men het inspectieteam en de duur aanpassen aan de grootte van de school.”  Tussen twee doorlichtingen zullen een of meer tussentijdse bezoeken worden gebracht: “Dat is geen doorlichting, maar een bezoek van één dag door in principe één onderwijsinspecteur en met de klemtoon op de kwaliteitsontwikkeling binnen een thema dat door de school wordt gekozen.”

De minister vervolgde dat het tussentijdse bezoek niet eindigt met een verslag of een advies, maar de focus legt op de stimulerende opdracht van de onderwijsinspectie. Als een tussentijds bezoek een ongunstig advies krijgt, ligt de focus op het vooropgestelde ontwikkelingstraject. “We spreken hier dan van een voortgangsbezoek. Dat is een andere insteek. Dat bezoek zal ook sneller dan drie jaar na de doorlichting plaatsvinden”, zo stelde de minister.

Voor wat de capaciteit van de onderwijsinspectie betreft, antwoordde de minister dat in vergelijking met de start van de huidige regeerperiode de onderwijsinspectie versterkt werd met tien inspecteurs. Dat brengt het totaal van 141 naar 151. Voor de opvolging van de leersteuncentra zijn nog twee extra inspecteurs voorzien vanaf volgend jaar. Daarnaast zorgen een aantal medewerkers voor de planning, de administratie, de beleidsvoorbereiding en de coördinatie. Dat brengt het globale aantal op 171, aldus de minister.

De minister sloot af met de opmerking dat de werkwijze van de onderwijsinspectie een vorm van coaching is. Hij wil bovendien komaf maken met de ‘urban legend’ dat men voor de inspectie alles massaal moet afprinten: “Dit jaar heb ik een omzendbrief uitgevaardigd die limitatief opsomt wat de onderwijsinspectie mag vragen en welke documenten de school klaar moet hebben in geval van doorlichting. Daar stopt het. Ik hoor soms dat men allerlei documenten en evaluaties ‘moet’ bijhouden voor de onderwijsinspectie. Dat is dus niet zo. Ik maak nog eens reclame voor die omzendbrief.”

Het debat vond plaats op donderdag 12 oktober.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Onderwijs en Vorming

Lees verder

Scroll naar boven