Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen

In de drie bevoegdheidsdomeinen Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen sprongen markante onderwerpen in het oog tijdens de zittingsperiode 2014-2019. Voor de bevoegdheid Wonen was dat het nieuwe Vlaams Woninghuurdecreet, en voor de bevoegdheid Armoedebeleid de bespreking van het Vlaams Actieprogramma Armoedebestrijding 2015-2019. Wat de bevoegdheid Gelijke Kansen betreft, verwijzen we naar het transversale thema discriminatie (onderdeel wonen) van dit legislatuurverslag.

wonen financiën

Vlaams Woninghuurdecreet en aanpassingen van decreten inzake woonbeleid

Tijdens de zittingsperiode 2014-2019 werden de investeringen in sociale huisvesting gevoelig opgetrokken en werd er op het vlak van Wonen nieuwe regelgeving ingevoerd en bestaande regelgeving gemoderniseerd. De meest opvallende vernieuwing was het Vlaams Woninghuurdecreet.

Vlaams Woninghuurdecreet

Vlaanderen is door de zesde staatshervorming bevoegd geworden voor de wetgeving inzake woninghuur. De Vlaamse Regering koos expliciet voor een eigen decreet om  de bestaande federale wetgeving te vervangen, eerder dan voor wijzigingsdecreten die het risico op versnipperde en ontransparante regelgeving zouden inhouden.

Eind juli 2017 besprak de commissie  het voorontwerp van Vlaams Woninghuurdecreet met Vlaams minister van Wonen Liesbeth Homans. Daarbij werd met name gediscussieerd over de mogelijke verhoging van de huurwaarborg tot drie maanden huur.

Het ontwerp van Vlaams Woninghuurdecreet werd begin juni 2018 door de Vlaamse Regering ingediend. Het was het resultaat van een grondige evaluatie van het federale woninghuurrecht door het Steunpunt Wonen, waarbij de belangenorganisaties van zowel huurders als verhuurders zeer nauw betrokken werden.

De zes grote krachtlijnen van het Woninghuurdecreet werden gestoeld op de conceptnota Private Huur, ingediend door minister Liesbeth Homans eind september 2016. Het gaat om:

  1. een stabiel, duurzaam en evenwichtig wettelijk kader creëren;
  2. woonzekerheid met betrekking tot de gezinswoning bevorderen;
  3. een behoorlijk rendement voor de verhuurder garanderen;
  4. minimale woningkwaliteit waarborgen;
  5. de toegang tot de private huurmarkt bevorderen;
  6. de transparantie en kenbaarheid van het woninghuurrecht bewaken.

Het decreet bevat bepalingen over onder meer:

  • de schriftelijke huurovereenkomst (duur, opzegging enzovoort);
  • de verplichte plaatsbeschrijving;
  • de huurprijs en de indexering ervan;
  • de minimale woningkwaliteitseisen en de renovatiehuurovereenkomst;
  • de onderhouds- en herstellingsplicht van verhuurder en huurder;
  • de brandverzekering;
  • de verantwoordelijkheid voor schade;
  • de verdeling van de kosten en lasten tussen huurder en verhuurder;
  • de huurwaarborg (nooit meer dan drie maanden huur);
  • de renteloze huurwaarborglening, die tegelijk met het decreet in werking is getreden;
  • een regeling bij overlijden van verhuurder of huurder;
  • de bevoegdheid van de vrederechter voor geschillen over huurovereenkomsten;
  • de medehuur, die voor het eerst concreet wordt geregeld;
  • bijzondere regels voor de verhuring van studentenkamers, ook een nieuwigheid;
  • de erkenning en eventueel subsidiëring van verhuurdersorganisaties.

Het Vlaams Woninghuurdecreet heft de federale woninghuurwet (onderdeel van het Burgerlijk Wetboek) op voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Alleen voor zaken die niet geregeld zijn in het decreet of zijn uitvoeringsbesluiten, wordt teruggevallen op het Burgerlijk Wetboek. Het Vlaams Woninghuurdecreet is in werking getreden op 1 januari 2019, maar is niet van toepassing op de woninghuurovereenkomsten die op dat ogenblik al liepen.

Bij de bespreking van het ontwerp van decreet in de commissie hadden de oppositiefracties het moeilijk met de mogelijke verhoging van de huurwaarborg tot drie maanden huur. Zij  waren ook kritisch over de werkbaarheid van de huurwaarborglening die was aangekondigd door de Vlaamse Regering. De commissieleden van alle fracties waren het wel eens dat het ontwerp een degelijk juridisch werkstuk was.

Wijzigingen van de Vlaamse Wooncode en andere decreten

Sommige bestaande decreten, voornamelijk de Vlaamse Wooncode, werden gewijzigd of aangevuld door een aantal ontwerpen van decreet, waarvan de voornaamste uitgangspunten bijval kregen van zowel de meerderheids- als de oppositiefracties, hoewel die laatste zich doorgaans onthielden bij de stemmingen:

  •  
  • het bestaande sociaal beheersrecht dat bijna nooit werd toegepast, werd effectiever gemaakt door juridische knelpunten weg te werken, de toepassing te vereenvoudigen en te voorzien in ondersteuning door de Vlaamse overheid. Dit recht houdt in dat bijvoorbeeld de gemeente ongeschikte en onbewoonbare woningen die de eigenaar niet tijdig herstelt in beheer neemt, renoveert en voor minstens negen jaar verhuurt als sociale woning. Ook leegstaande woningen die in orde zijn kunnen in beheer worden genomen en als sociale woning verhuurd. Deze aanpassing werd unaniem aangenomen door de commissie;
  •  
  • er werd een nieuw kader uitgebouwd (de zogenaamde SVK Pro) om private investeerders te stimuleren om nieuwe woningen te bouwen en aan te bieden aan sociale verhuurkantoren (SVK’s), zodat die meer woningen sociaal kunnen verhuren. De oppositie onderschreef de verhoging van het huuraanbod, maar stelde zich vragen bij de woningkwaliteit en de solvabiliteitstoets voor kandidaat-huurders;
  • de Vlaamse Wooncode werd geoptimaliseerd inzake woonkwaliteitsbewaking; daarbij werden de bepalingen over de Vlaamse inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen geïntegreerd en knelpunten inzake fiscale handhaving aangepakt. Voor de oppositie voldeed het ontwerp van decreet niet genoeg op enkele concrete punten;
  • de reglementering inzake sociale verhuring werd vereenvoudigd, met minder administratieve lasten, en de lokale autonomie op dat vlak werd verhoogd (bepalingen inzake een vereenvoudiging van de typehuurovereenkomst, de indeling in huurderscategorieën, de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden en de toewijzing aan bijzondere doelgroepen). De oppositie had bedenkingen bij de verstrengde eigendomsvoorwaarden voor sociale huurders.

Door een voorstel van decreet van de meerderheidsfracties, dat eenparig werd aangenomen door de commissie, werd de verzekering gewaarborgd wonen uitgebreid met bescherming tegen inkomensverlies van zelfstandigen als gevolg van onvrijwillige stopzetting van hun activiteit. 

welzijn armoede

Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019 en de bijsturing ervan

In het begin van de zittingsperiode stelde de Vlaamse Regering het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019 (VAPA) op, dat een zeer ruim gamma aan beleidsacties bevatte, over meerdere beleidsdomeinen heen. Halfweg de zittingsperiode stuurde de Vlaamse Regering zoals gepland het plan bij. Zowel over het oorspronkelijke als het bijgestuurde plan vonden uitgebreide discussies plaats in de Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen. Armoedebestrijding was ook tot vijfmaal toe het thema voor een actualiteitsdebat in de plenaire vergadering.

Artikel 5 van het Armoededecreet verplicht de minister voor Armoedebestrijding binnen twaalf maanden na het aantreden van de Vlaamse Regering, een actieplan voor te leggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bezorgt het actieplan uiterlijk een maand later aan het Vlaams Parlement.

Coördinerend minister van Armoedebestrijding Liesbeth Homans formuleerde haar belangrijkste doelstellingen voor de zittingsperiode in de beleidsnota Armoedebestrijding 2014-2019. Bij de bespreking van de beleidsnota en via vragen om uitleg in de Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen  werd de minister onder meer bevraagd of het middenveld wel voldoende bij de voorbereiding van het VAPA werd betrokken, of rekening werd gehouden met hun opmerkingen, en of de laagste inkomens niet te zwaar werden getroffen door de besparingsgolf. Op 13 mei 2015 vond een actualiteitsdebat over de aangekondigde maatregelen in het kader van de armoedebestrijding plaats en werd er een motie aangenomen tot besluit van dat debat.

Het VAPA werd op 3 juli 2015 door de Vlaamse Regering goedgekeurd en aan het Vlaams Parlement voorgelegd door minister Liesbeth Homans. De strijd tegen kinderarmoede kreeg in het VAPA een prioritaire focus, met als doelstelling de halvering ervan tegen 2020. In de plenaire vergadering van 8 juli 2015 werd een actualiteitsdebat over het VAPA gehouden. Tot besluit daarvan nam het Vlaams Parlement een motie aan waarbij aan de Vlaamse Regering werd gevraagd om het VAPA te bespreken in elke betrokken commissie van het Vlaams Parlement, zodat kon worden nagegaan op welke wijze elke minister voor zijn beleidsdomein invulling gaf aan de armoedebestrijding. Bijna alle commissies van het Vlaams Parlement gaven aan deze oproep gevolg.

Het VAPA wordt via voortgangsrapporten opgevolgd en bijgewerkt. Het VAPA kwam tot stand en werd bijgestuurd op basis van onder meer het permanent armoedeoverleg (PAO), dat werd opgestart omdat armoede een probleem is dat veel raakvlakken heeft met verschillende beleidsdomeinen zodat er regelmatig overleg nodig is. Het PAO bestaat uit horizontale en verticale componenten.

In het horizontaal PAO komen de aandachtsambtenaren uit de verschillende departementen en agentschappen van de Vlaamse administratie samen met medewerkers van het Netwerk tegen Armoede en experts uit de verschillende beleidsdomeinen waarin armoedebestrijding van belang is. Ook het interfederale Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting en de vzw De Link, die de opleiding en de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting coördineert, nemen eraan deel.

Het verticaal PAO wordt per beleidsdomein van de Vlaamse overheid georganiseerd met als taak de beleidsinitiatieven in dat beleidsdomein te toetsen aan de visie en ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing te formuleren. Het  Netwerk tegen Armoede vervult een brugfunctie. Het organiseert overlegtafels met de aangesloten verenigingen om problemen te identificeren en na te denken over mogelijke oplossingen. Het vertolkt de resultaten daarvan in het verticaal PAO, zodat de stem van mensen in armoede wordt gehoord wordt en vertaald in concrete beleidsmaatregelen.

Met het oog op een inclusief beleid dat geen doelgroepen mag uitsluiten, heeft de Vlaamse Regering in mei 2019 de armoedetoets ingevoerd. Daarmee wordt nagegaan of haar regelgeving geen onbedoelde effecten heeft voor mensen in armoede en zeker geen nieuwe armoede creëert.

De Vlaamse en federale overheid, de academische wereld en middenveldorganisaties publiceren regelmatig rapporten met indicatoren over de evolutie van de armoedecijfers. De Studiedienst van de Vlaamse Regering publiceert jaarlijks de Vlaamse Armoedemonitor. Op federaal niveau publiceert de programmatorische overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie zowel de interfederale armoedebarometer als de barometer voor maatschappelijke integratie. Het interfederale Steunpunt publiceert een tweejaarlijks verslag. Welzijns- en sociale organisaties verenigden zich in ‘Decenniumdoelen 2017’, dat sinds 2007 actief meewerkt aan de armoedebestrijding in Vlaanderen en Brussel en jaarlijks de Armoedebarometer publiceert. De Universiteit Antwerpen publiceert het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting.

Bij de volgende discussies in de Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen en in de plenaire vergadering bleek dat de meningen over het succes van de armoedebestrijding uiteenliepen, afhankelijk van de interpretatie van beschikbare cijfers en rapporten:

De Vlaamse Regering heeft het VAPA 2015-2019 bijgestuurd in juli 2017. De Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen kreeg in oktober 2017 toelichting van de betrokken ministers Liesbeth Homans, Jo Vandeurzen, Philippe Muyters en Hilde Crevits. De ministers en de meerderheidsfracties stelden dat er op verschillende terreinen vooruitgang werd geboekt met armoedebestrijding, zonder de problematiek te onderschatten. Tijdens het debat met minister Homans wezen de oppositiefracties erop dat de kinderarmoede niet was gedaald en hadden zij onder meer ook kritiek op de aanpak van de 1 euromaaltijden. De minister repliceerde dat zonder de economische crisis en het vluchtelingenprobleem de kinderarmoede zou zijn gedaald.

In december 2017 werd een hoorzitting gehouden over het bijgestuurde VAPA met professor Ive Marx (Universiteit Antwerpen), het Netwerk tegen Armoede, het Kinderrechtencommissariaat en het interfederale Steunpunt. Tijdens de hoorzitting wezen de sprekers op een aantal verbeterpunten, maar was er ook waardering voor de ruime aandacht die armoedebestrijding krijgt in het Vlaamse beleid. De oppositiefracties toonden zich nogmaals kritisch over sommige aspecten van het VAPA en oordeelden dat het plan op het einde van de zittingsperiode onvoldoende effect had opgeleverd. Naar de mening van de meerderheidsfracties, die achter het plan bleven staan, voldeden de resultaten wel aan realistische verwachtingen.

Eind januari 2019 vond in de commissie nog een gedachtewisseling plaats over het tweejaarlijks verslag 2016-2017 ‘Burgerschap en armoede’ van het interfederale Steunpunt en het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2018 van de Universitaire Stichting voor Armoedebestrijding van de Universiteit Antwerpen. Daaruit bleek nogmaals dat de problematiek van armoedebestrijding zeer complex is en een synoptische aanpak over meerdere, ook federale, beleidsdomeinen heen vergt, en onder meer ook dat er nog drempels voor mensen in armoede moeten worden weggewerkt. De sprekers beaamden dat er vooruitgang werd geboekt op een aantal terreinen, zoals automatische rechtentoekenning of investeringen in sociale huisvesting en kinderopvang. In het algemeen echter bestempelden zij de effecten van het gevoerde beleid voorlopig als onvoldoende, in het bijzonder voor de uitkeringen op federaal niveau.

 

Nuttige info:

Scroll naar boven