Verschillende jeugdbewegingen gaven aan dat hun lokalen in slechte staat zijn. Dak, muren of vloeren zijn niet meer in orde. Of er zijn problemen met isolatie, elektriciteit of brandveiligheid. Hierdoor haken leden soms af. Om dat te voorkomen vragen de jeugdbewegingen en de Vlaamse Jeugdraad aan het Vlaamse en lokale niveau om een langetermijnvisie uit te stippelen rond jeugdinfrastructuur. Minister Benjamin Dalle (cd&v) kreeg er enkele vragen om uitleg over in de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Verouderde, slecht geïsoleerde en onveilige infrastructuur

Uit het groot jeugdlokalenonderzoek van de verschillende jeugdbewegingen blijkt dat de jeugdlokalen een zeer slechte staat hebben. “Jeugdlokalen zijn te klein, slecht geïsoleerd en verouderd. In meer dan de helft van de gevallen zijn het dak, de muren of de vloer in slechte staat. Ook de deuren en ramen zijn vaak aan vervanging toe. Bijna zes op de tien lokalen is niet goed geïsoleerd”, schetste commissielid Hannes Anaf (Vooruit). Omdat het er in de winter soms te koud of te vochtig is, haken leden volgens de jeugdbewegingen soms af. Van minister Benjamin Dalle wou Hannes Anaf onder andere weten wat hij hiervan vindt en wat hij eraan wil doen.

Volgens commissielid Filip Brusselmans (Vlaams Belang) zijn het achterstallige onderhoud, het ruimtegebrek, de slechte faciliteiten en de verouderde infrastructuur echte pijnpunten. “Bijna de helft van de bevraagden geeft aan dat ze het jeugdlokaal niet verwarmd krijgen in de winter”, zei hij. Ook hij polste naar het standpunt van de minister in deze problematiek én hij wou weten hoe de minister het probleem verder ziet evolueren bij een ongewijzigd beleid.

Commissielid Freya Perdaens (N-VA) haalde een concreet voorbeeld uit het onderzoek aan, waarbij een bovenverdieping van een lokaal toch nog gebruikt wordt, ondanks het deels ingestorte dak. Ze is ervan overtuigd dat er iets moet veranderen. Daarom legde ze de minister volgende vragen voor: “Op welke manier zult u nog verder inzetten op het ondersteunen van jeugdbewegingen in hun strijd voor veilige en comfortabele huisvesting? En ziet u een rol weggelegd voor Bataljong, de ledenorganisatie van steden en gemeenten die zich inzet voor een sterk jeugdbeleid?”

Geen rooskleurige toekomst …

Commissielid Jeremie Vaneeckhout (Groen) wou het over “het toekomstperspectief van onze jeugdinfrastructuur”  hebben. Volgens hem ligt de grote kerntaak daarin bij de lokale besturen, al moet de minister van Jeugd ook de verantwoordelijkheid nemen. “Ik heb de extra bezorgdheid dat bijvoorbeeld een derde van de lokalen niet brandveilig genoeg zijn”, gaf hij aan. Hij vindt dan ook dat “de lokale besturen moeten worden wakker geschud”. Zal er in een nieuwe legislatuur voldoende aandacht en middelen naar jeugdbeleid gaan? Moet er een meerjarenplan worden opgemaakt? Die vragen stelde hij onder andere aan de minister.

De verslechterde situatie van de jeugdinfrastructuur verontrust ook commissielid Onno Vandewalle (PVDA). “We zitten niet in een situatie waarbij we vooruitgaan op een trage manier. Het jeugdwerk wordt slechter dan 15 jaar geleden, op verschillende punten”, zei hij. Daarbij benadrukte hij dat daarbovenop ook nog een gebrek is aan nieuwe infrastructuur voor nieuwe verenigingen. Voor Onno Vandewalle zijn dat “redelijk wat alarmbellen die aan het afgaan zijn”. Dus ook hij polste bij de minister naar een structurele aanpak voor het probleem en of hij bereid is om extra te investeren in jeugdinfrastructuur.

Het lokale niveau moet haar verantwoordelijkheid nemen

Volgens minister Benjamin Dalle (cd&v) is het een goede zaak dat de jeugdsector de nodige aandacht vraagt voor het thema. Hoewel hij de cijfers over de kwaliteit van de jeugdlokalen ook teleurstellend vindt, gaf hij aan dat uit het onderzoek niet kan worden afgeleid dat de situatie slechter is dan vroeger. “Het is namelijk een perceptieonderzoek, wat betekent dat men peilt naar de beleving en ervaring van de lokale groepen, het is dus geen analyse van de reële staat van de gebouwen”, gaf hij mee.

Dat er onvoldoende vooruitgang werd geboekt, is volgens hem wel een zekerheid. Dat heeft hij de laatste jaren zelf, tijdens zijn talrijke bezoeken aan jeugdverenigingen, ook ondervonden. De gemeenten zijn echter bevoegd voor het lokale jeugdbeleid. En aangezien de sectorale middelen voor jeugd bij het Gemeentefonds zitten, is het volgens de minister niet aan de Vlaamse gemeenschap om te bepalen welke keuzes gemeenten hierin moeten maken. “Wij hebben de verantwoordelijkheid voor alles wat bovenlokaal jeugdwerk is”, verduidelijkte hij.

Daarbij kan het Vlaamse niveau wel de gemeenten proberen stimuleren om het lokaal jeugdwerk meer te ondersteunen. “Het nieuwe Jeugddecreet voorziet bijvoorbeeld in de subsidiëring van de intermediaire organisatie: Bataljong. Die kan gemeenten aanmoedigen en ondersteunen om de jeugdinfrastructuur te versterken”, zei hij. Daarnaast loopt er het traject van het label ‘Kind- en jeugdvriendelijke steden en gemeenten’. Ook daar speelt jeugdinfrastructuur volgens de minister een belangrijke rol.

Voor het bovenlokale niveau, waar de minister wel bevoegd voor is, gaf hij aan dat hij al 4,7 miljoen euro investeerde in het verbeteren van de duurzaamheid, de veiligheid en de toegankelijkheid van bovenlokale jeugdinfrastructuur. Wat met de toekomst? “Ik zou mijn opvolger sowieso adviseren om projectoproepen te doen, maar dan wel bovenlokaal. Laat ons niet de vergissing maken om de Vlaamse overheid verantwoordelijk te maken voor lokale infrastructuur”, stelde hij.

Het debat vond plaats op donderdag 30 november.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Jeugdwerk

Lees verder

Scroll naar boven