Uit cijfers van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin blijkt dat 19.547 personen in Vlaanderen geen vaste woonst hebben. 40% van de dak- en thuislozen is jonger dan 30 jaar en een kwart is minderjarig. Hoe reageert minister Benjamin Dalle op deze cijfers? En welke maatregelen wil hij nemen om het aantal dak- en thuislozen te doen dalen? Hij kreeg er enkele vragen over in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Schetst meting een betrouwbaar beeld?

De telling van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin vond plaats in zes Vlaamse regio’s. Samen met tellingen uit 2020 en 2021, vormde ze de basis voor een extrapolatie, oftewel een schatting, voor heel Vlaanderen, legde commissielid Katja Verheyen (N-VA) uit. “Daaruit bleek dat 19.547 mensen in Vlaanderen dak- of thuisloos zijn. 41 procent onder hen is jonger dan 30. In meer dan een vierde van de gevallen gaat het om minderjarige kinderen. Een derde is vrouw. Slechts een kleine minderheid van deze mensen verblijft in de openbare ruimte. De overgrote meerderheid verblijft bij familie of vrienden, in opvang of tijdelijk verblijf of in een woning waar hij of zij geconfronteerd wordt met een dreigende uithuiszetting”, zei ze.

Katja Verheyen wou van minister Benjamin Dalle weten hoe betrouwbaar de extrapolatie is. “Voor Limburg kwam men bij vorige recente tellingen op ruwweg 1000 daklozen, terwijl volgens de extrapolatie Vlaanderen ruim 20.000 daklozen zou tellen”, gaf ze aan. Daarnaast vroeg ze zich af welke maatregelen de minister wil nemen om de dak- en thuisloosheid aan te pakken.

Kritische vragen over de wooncrisis

Commissielid Maxim Veys (Vooruit) stelt zich vragen bij de strijd tegen de wooncrisis. Het thema komt slechts eenmaal aan bod in het Vlaamse regeerakkoord, terwijl het voor minister Benjamin Dalle wel prioritair is. “Het siert u, minister, dat u bijkomende inspanningen wilt zien in de sociale woningbouw, zoals de Vooruitfractie al twee legislaturen vraagt. Ik vind de uitspraken wel wat vreemd, omdat ze nu gedaan worden op het einde van de legislatuur. Het beleid kan wel nog bijgestuurd worden”, zei hij.

“Op welke manier hebt u gepoogd om het stilvallen van de sociale woningbouw tegen te gaan?”, wou hij van de minister weten. Volgens hem ligt de helft van de gemeenten niet op koers om sociale en betaalbare woningbouw mogelijk te maken. Hij vroeg zich af hoe de minister het sociale woonbeleid evalueert en of een deel van het niet-bestede budget voor sociale woningbouw, dat nu wordt gebruikt voor studentenhuisvesting, wel bij de meest kwetsbaren terechtkomt.

Meten is weten

Minister Benjamin Dalle gaf aan dat het de eerste keer is dat er voor Vlaanderen op een wetenschappelijk onderbouwde manier een inschatting wordt gemaakt van de dak- en thuisloosheid. Het is volgens hem dan ook delicaat om te zeggen of de problematiek toe- of afneemt. “We voelen allemaal aan dat het een zeer prangend probleem is, maar wetenschappelijk, op basis van de cijfers kan je eigenlijk niet zeggen of dat gestegen of gedaald is. In de toekomst zullen we dat wel kunnen zeggen”, lichtte hij toe.

De meting biedt volgens de minister heel wat belangrijke informatie, maar het blijft een inschatting. “De cijfers zijn per definitie onvolledig. Om deze tellingsmethodiek te hanteren, zijn de betrokkenheid en de participatie van de lokale besturen en de bovenlokale en lokale diensten heel belangrijk”, gaf hij aan. Het zijn volgens de minister bovendien belangrijke spelers om meer te weten te komen over het profiel van de dak- en thuislozen.

Wat volgens Benjamin Dalle wel heel duidelijk is, is dat het klassieke beeld van de dakloze oudere en vaak verslaafde man die op straat overleeft, niet klopt. Er zijn heel wat mensen die in een andere situatie leven dan gewoon op straat. Er zijn de zogenaamde couchsurfers, mensen die bij familie en vrienden leven, op verschillende adressen leven of in een opvanginitiatief of voorziening leven. “Ook belangrijk is dat er heel veel minderjarigen en jongeren bij zijn. Qua minderjarigen is dat meer dan een op de vier. Er zijn ook heel wat vrouwen bij: ongeveer een derde”, zei hij. En het totaal, net geen 20.000, vindt hij veel te veel.

Hulp en preventie zijn belangrijke maatregelen

“Als minister kan ik niet zeggen dat na het tellen mijn werk is gebeurd. Het is noodzakelijk, maar uiteraard ruimschoots onvoldoende om dit beleid aan te pakken”, zei de minister. Een van de maatregelen die hij besprak, was de verlenging van de extra ‘Housing First’-projecten. Bijzonder kwetsbare daklozen kunnen via die projecten toegang krijgen tot individuele, duurzame en goedkope woningen. Daarnaast ondersteunt hij ook een project rond preventieve woonbegeleiding door de Centra Algemeen Welzijnswerk en benadrukte hij dat betaalbare koten voor kwetsbare studenten zeker een goede zaak zijn.

Het debat vond plaats op woensdag 10 januari.

Herbekijk het volledige debat

Relevante thema's

Armoedebeleid

Lees verder

Scroll naar boven