Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, mijn vraag gaat over de schande van de gedwongen adopties die tot in de jaren 80 bij ons hebben plaatsgevonden. Het gaat niet alleen over wat in de pers is verschenen over Tamar in Lommel, maar ook in Kasterlee en in Klemskerke zijn gelijkaardige gevallen bekend.
Gisteren is er een overleg geweest tussen de vzw die de moeders die hun kinderen gedwongen moesten afstaan en die kinderen probeert te verenigen. Er waren ook vertegenwoordigers van de bisschoppenconferentie en ex-directieleden van een aantal betrokken instellingen. Er is gevraagd dat Kind en Gezin een rol zou spelen in het mediëren tussen de moeders die hun kinderen moesten afstaan en die kinderen. Als ze met elkaar in contact kunnen worden gebracht, moet dat begeleid gebeuren en professioneel ondersteund. Minister, wat gaat de Vlaamse overheid doen? Zal Kind en Gezin die rol effectief opnemen? Zal er een onderzoek komen zoals gisteren gevraagd op de vergadering tussen de vzw en de bisschoppenconferentie, omdat de kerk zelf dat onderzoek niet wilt doen omdat ze betrokken partij is.
Ik herinner ook even aan de resolutie die dit parlement in april van dit jaar heeft goedgekeurd, naar aanleiding van de excuses die zijn aangeboden voor het historisch geweld en het misbruik in de jeugdinstellingen in Vlaanderen. Er wordt onder meer verwezen naar de oprichting van een onafhankelijke slachtofferraad. Hoe staat het met de uitvoering van die resolutie? Kan ze eventueel een rol spelen in deze problematiek?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Gisteren heeft dat contact inderdaad plaatsgevonden. De verhalen die we horen en die stammen uit de jaren 60, 70 en 80 en die te maken hebben met tienermoeders die gedwongen werden om hun pasgeborene af te staan voor adoptie – soms tegen betaling –, kunnen we vandaag, met de kennis en de overtuiging die we nu hebben, nauwelijks geloven en begrijpen.
In die zin is het duidelijk. Dat de kerk, de overheid en de samenleving er niet in geslaagd zijn om dat te zien en erop te reageren, is onaanvaardbaar. Er gebeurt nu weer onderzoek, dat is een goede zaak.
Zoals u zegt, het doet ons terugdenken aan de manier waarop het historisch misbruik hier in het parlement behandeld werd. Ik moet de voorzitter en de leden die toen de resolutie hebben ingediend – de verklaring hangt hier in de inkomhal – dankbaar zijn voor de inzet van het parlement. Het parlement heeft zich toen ingeschreven in de maatschappelijke verantwoordelijkheid om die slachtoffers te erkennen en respecteren in hun slachtofferschap. We hebben toen onze verantwoordelijkheid collectief opgenomen.
In dit geval hebben de bisschoppen hun medewerking inderdaad beloofd. Ze zouden hun diensten verzoeken om de nodige documenten over te maken. Kind en Gezin is inderdaad bereid om daar een rol te spelen. Wat is die rol? In eerste instantie het bewaren van de informatie, het faciliteren van de zoektocht van die moeders en kinderen, de ene zoekt haar kindje terug, de andere zijn ouder(s). Ze kunnen daar een rol spelen, informatie helpen verzamelen, zorgen dat die informatie toegankelijk is, met respect voor de privacy en voor de belangen van de partijen.
De vraag naar een commissie is van een andere orde. Aan de ene kant hebben we de vraag van de moeders: wat is er gebeurd met mijn kind? Aan de andere kant hebben we de vraag van de geadopteerde kinderen om de waarheid te kunnen achterhalen en het contact te kunnen herstellen. Wat is de bedoeling en de ambitie van zo’n commissie? Wat kan die nog meer doen? We moeten daarvoor ook kijken naar de verwachtingen van de slachtoffers en hun vertegenwoordigers. We moeten bekijken hoe de bisschoppen daar willen mee omgaan. Wordt dat een parlementaire commissie? Een onderzoekscommissie? Daar moet het parlement in alle wijsheid over beschikken en beslissen.
Ik heb vastgesteld, naar aanleiding van het vorige debat over het historisch misbruik en over geweld en misbruik in onze jeugdinstellingen, dat we het best een zekere reflectie krijgen van experten omtrent de geëigende methode om hierop te reageren. Het gaat natuurlijk in eerste instantie om de erkenning van het slachtofferschap, de publieke erkenning ervan, het publiek aanbieden en uitspreken van excuses. We moeten erkennen dat we zulke zaken niet kunnen accepteren. Aan de andere kant moeten we begeleiden en ondersteunen om het contact te herstellen, maar ook om eventueel om te gaan met de vraag naar hulp.
Ik vraag aan Kind en Gezin wat de verwachting is van die commissie. Toen hebben onze experten gezegd dat we misschien niet zozeer naar een parlementaire onderzoekscommissie moesten gaan, maar dat we dat op een andere manier moesten aanpakken. Dat heeft geresulteerd in de verklaring die hier is afgelegd en in initiatieven en acties rond de erkenning van het slachtofferschap, rond respect, rond heling en herstel. We willen daaraan bijdragen binnen onze mogelijkheden en los van alle juridische en strafrechtelijke aspecten van de zaak. Dat moet eerst worden uitgekristalliseerd.
Men stelt voor om aan de experten de verhalen voor te leggen die door Kind en Gezin zullen worden gefaciliteerd en weer samengesteld. De experten moeten daarnaar kijken, met respect voor de ouders en kinderen. Dat is één formule. Ik ben daartoe bereid, ik wil aan de experten vragen om die enorme bijdrage opnieuw te leveren. Dat moeten de partijen ook samen uitmaken.
We hebben toen een actieplan afgesproken. In november gaat de tentoonstelling over het historisch misbruik inderdaad open. Morgen, en dat is toeval, wordt de erkennings- en bemiddelingscommissie die we toen hebben afgesproken, geïnstalleerd. Zij zal ook slachtoffers horen en hun verhaal laten doen, ze zal kijken hoe die mensen eventueel ondersteund kunnen worden en eventueel de stap naar hulpverlening kunnen zetten.
We zullen tevens in alle provincies lotgenotenvergaderingen organiseren. De mensen zullen de kans krijgen hun verhaal te doen. De acties die in het plan staan beschreven, zullen worden uitgevoerd.
De Vlaamse regelgeving voor binnenlandse adoptie dateert van 1989. Sindsdien kunnen we al wat meer traceren. We vermoeden echter dat er nog heel wat informatie moet worden gezocht die heel verspreid is. We organiseren de kwaliteitscontrole met betrekking tot adopties in Vlaanderen immers nog niet lang op deze wijze.
Eerst en vooral ben ik blij te horen dat Kind en Gezin een rol zal spelen in dit heel precaire proces tussen afstandsmoeders en hun kinderen. Dat is een goede evolutie. Daarnaast moeten we samen nagaan wat we kunnen doen om de vraag naar onderzoek te beantwoorden. We moeten allemaal samen eens reflecteren over de vraag wie dat onderzoek dan wel moet voeren. Eerst moeten we echter naar de mensen luisteren en hun echte vraag kristalliseren. Tot slot ben ik heel blij dat de in de resolutie van april gevraagde nationale slachtofferraad morgen zal worden opgericht. Dat lijkt me een goede evolutie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat deze actuele vraag is gesteld en dat de vraagsteller heel duidelijk naar onze resolutie heeft verwezen. De minister heeft verwezen naar onze werkwijze met betrekking tot de resolutie over het historisch misbruik. Het Vlaams Parlement heeft toen in alle rust en kalmte aangetoond dit op de parlementair juiste wijze te hebben aangepakt. Dat was een zeer precair dossier en ook dit dossier is niet eenvoudig.
Ik wil er even op wijzen dat we er toen op advies voor hebben geopteerd niet te werken met een aparte parlementaire commissie, maar met een expertenpanel. We mogen daar tevreden over zijn. Ik ben, net als de heer Parys, blij dat Kind en Gezin een duidelijke rol zal spelen. Ik hoop dat de werkwijze en de procedures in de resolutie over historisch misbruik als inspiratie kan dienen om dit dossier de verdiende aandacht te schenken.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, ik ben, net als allicht velen hier, enorm gechoqueerd door de feiten die naar boven zijn gekomen. Daarnaast ben ik ook zeer verbaasd te horen dat er blijkbaar nog dossiers in handen van derden zijn. De Vlaamse regelgeving, waar daarnet al naar is verwezen, legt nochtans op dat de dossiers van opgeheven diensten voor adoptie aan de centrale autoriteit moeten worden overgemaakt. Wat interlandelijke adoptie betreft, is het zelfs strafbaar dit niet te doen.
Minister, ik heb het volste respect voor uw mening. We moeten eerst aftoetsen wat de slachtoffers nodig hebben. Daar moeten we respect voor tonen. Het lijkt me echter een goede zaak eens een debat in de commissie te voeren over de vraag hoe we dit moeten aanpakken. Kind en Gezin moet de inzage organiseren en is daarvoor ook perfect geplaatst. Het Vlaams Parlement moet eens nagaan hoe we de regelgeving inzake oude adoptiedossiers kunnen aanscherpen. Ik heb in het verslag van de Vlaamse Centrale Autoriteit Adoptie gelezen dat er veel vragen over oude adoptiedossiers worden gesteld. Het Vlaams Parlement heeft op dit vlak ook een taak.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, het is een zeer goede zaak dat Kind en Gezin moeders en kinderen zal begeleiden tijdens hun zoektocht naar toenadering met hun biologische ouders of kinderen. Volgens mij is er nog meer nodig.
Gevraagd om excuses, heeft de woordvoerder van de bisschoppen verklaard dat er in dit stadium geen sprake van excuses kan zijn. Uit de vele getuigenissen van slachtoffers blijkt overigens dat het niet enkel om medewerkers van de kerk gaat. Ook medewerkers van ziekenhuizen en van OCMW’s hebben een rol gespeeld in het verplicht en gedwongen afstaan van kinderen. Indien we die mensen echt erkenning willen geven, herstel willen gunnen en closure willen bieden, is het belangrijk dat enig onderzoek naar eenieders rol wordt gevoerd. Hieruit kan dan eenvoudigweg worden geconcludeerd dat excuses op hun plaats zijn.
Minister, indien dit in dit stadium nog niet kan, wil ik u uitnodigen een stadium verder te gaan. U kunt die rol op u nemen om dit onderzoek te verrichten. Op die manier zou een duidelijke erkenning tot stand kunnen komen.
Het is uiteraard perfect mogelijk na te gaan of er op regelgevend vlak iets moet gebeuren om ervoor te zorgen dat documenten die al redelijk oud zijn, op een bepaalde plaats worden bewaard of gestockeerd. Onze adoptiewetgeving dateert van 1989 en is dus op regelgevend vlak de referentie. Ons Vlaams centrum heeft inderdaad een aantal documenten en beschikt ook over de methodes om een aantal zaken op te sporen.
Mevrouw Van den Bossche, uw vraag is heel pertinent. Dat was ze ook al op het moment dat we over dat historisch misbruik hebben nagedacht, namelijk de vraag hoe het mogelijk is vanuit onze huidige inzichten in het recht op respect, privacy, zelfbeschikking en transparantie, dat er een tijdsgeest en omstandigheid is geweest waarbij een heleboel actoren zaken hebben gedaan zonder dat er maatschappelijke reflex bestond of ontstond om te oordelen dat dat niet oorbaar was. Dat is eigenlijk heel fascinerend. Er zijn zoveel dingen gebeurd door mensen die niet per se slechte intenties hadden. Hoe kan het dat dit een soort dode hoek in onze perceptie is geweest?
In eerste instantie moet er respect zijn voor de betrokken moeders en kinderen. Dit kan ook een element zijn om te leren hoe een organisatie, een ziekenhuis, een instelling van de bijzondere jeugdzorg zich vandaag moet organiseren om daar alert voor te zijn. Dat zijn elementen waarmee we rekening moeten houden wanneer we bijvoorbeeld aan deskundigen vragen hoe we daarmee moeten omgaan. Als we de verslagen zouden lezen van de expertencommissie die toen twee rapporten heeft afgeleverd aan de hand van de cases die ze toen hebben gekregen – dat waren mutatis mutandis verhalen zoals we ze hier verzameld zien –, dan zouden we zien dat die experten heel duidelijke aanbevelingen hebben gedaan over de wijze waarmee men daarmee moet omgaan om dit soort collectieve verdwazing te vermijden. Dat betekent dat we het gesprek met de betrokkenen moeten voeren en nagaan of we daarmee naar het expertenpanel kunnen gaan dat we destijds hebben geïnstalleerd. We zullen natuurlijk aan die mensen moeten vragen of zij die samenwerking nog willen verlenen.
Daarnaast verwijs ik naar Kind en Gezin om te assisteren bij de verzameling van en inzage in de documenten. Zij moet ook personen begeleiden die op zoek gaan naar informatie of naar contacten.
Ik neem graag samen met de rest van het parlement de handschoen op om te sleutelen aan de adoptiewetgeving die uit 1989 stamt en waaraan zeker een aantal belangrijke verbeteringen kunnen worden aangebracht. We gaan ook graag het gesprek aan om te kijken welke rol wij of anderen kunnen spelen bij het voeren van dat onderzoek.
De actuele vraag is afgehandeld.