Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het aanbod professionele hulpverlening in het kader van de radicalisering van moslimjongeren
Actuele vraag over de aanpak van de zogenaamde Syriëstrijders en het moslimextremisme in het algemeen
Verslag
Minister Homans is verontschuldigd wegens ziekte. Het antwoord wordt gegeven door minister-president Bourgeois.
Minister-president, “Mijn zoon heeft recht op een sociale woning”, stond er onlangs in Het Laatste Nieuws. Aan het woord was de vader van een teruggekeerde Syriëstrijder die deel uitmaakte van een groep die samenwerkte met een Syrische Al Qaida-afdeling. Hij was trouwens geen mietje, maar een spil in het terreurnetwerk. Plots komt hij terug naar Vlaanderen en krijgt deze terrorist een sociale woning toegewezen. Volgens het kabinet van minister Homans was dat trouwens geen enkel probleem, en dat terwijl er meer dan 90.000 mensen op een wachtlijst staan voor een sociale woning.
De voorbije maanden is er trouwens heel wat heisa geweest over de aanpak van Syriëstrijders in ons land en in Vlaanderen. Heel wat steden hebben Syriëstrijders uit het bevolkingsregister geschrapt. Het parket speurt naar Syriëstrijders die in ons land nog onterecht een werkloosheidsuitkering krijgen. Dat zijn allemaal terechte acties. Voor het Vlaams Belang kan de strijd tegen de Syriëstrijders en het moslimextremisme in het algemeen niet hard genoeg worden gevoerd. Net die lakse aanpak van het moslimextremisme heeft ervoor gezorgd dat er intussen meer dan 350 jihadisten vanuit ons land naar Syrië en Irak zijn getrokken. Het is nog niet zo lang geleden dat Fouad Belkacem en Sharia4Belgium bestempeld werden als een groepje ongevaarlijke carnavalsgekken, en dat ondanks de vele waarschuwingen ter zake van het Vlaams Belang.
Minister-president, vanuit de Vlaamse Regering bleef het stil. Wat is het standpunt van uw regering in deze? Welke initiatieven heeft u reeds genomen of zult u nemen in verband met de Syriëstrijders in het algemeen en het moslimextremisme in het bijzonder?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, dames en heren, de situatie is sinds vorig jaar, toen er een motie werd goedgekeurd in november, alleen maar erger geworden. De gewelddaden waarover wordt gerapporteerd, nemen toe en het conflict wordt internationaler. Het dramatische is dat desondanks steeds meer jongeren uit Europa vertrekken naar Syrië en Irak. Vorig jaar is er een motie goedgekeurd waarin een hele lijst met vragen aan de Vlaamse Regering werd overgemaakt, onder meer op vlak van welzijn, jeugdbescherming en onderwijs. Er werd ook gevraagd contact te nemen met de moslimgemeenschap, de omgeving en de ouders van geradicaliseerde jongeren. Zit dat allemaal op schema en moet er niet een tandje worden bijgestoken?
Er is nu een proces aan de gang. Daar komen steeds meer zaken aan de oppervlakte. Niemand kan ontkennen dat we alle zeilen moeten bijzetten om de radicalisering hier aan te pakken, om aan jongeren die daardoor bekoord worden, een antwoord te bieden, om ons voor te bereiden op degenen die terugkomen, ofwel ontgoocheld, ofwel als een tikkende tijdbom. Er zijn zeer veel aspecten aan. De federale overheid heeft daar ook een plan rond en is daarmee bezig. Er zijn heel wat gemeente- en stadsbesturen die daarbij betrokken zijn. Maar het is ontegensprekelijk zo dat ook de Vlaamse Regering met haar bevoegdheden en haar administratie een belangrijke rol kan spelen.
Minister-president, zit alles wat gepland was, op schema? Loopt dat goed met die coördinatie- en expertencel? Moet er niet een tandje worden bijgestoken?
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, er waart een spook door Europa. Dit keer is het het spook van het moslimextremisme en -radicalisme. We zijn intussen jammer genoeg allemaal vertrouwd met de beelden die we de voorbije twee à drie jaar over ons heen kregen van de absolute gruweldaden die plaatsvinden in Syrië en Irak.
Het is zeer bevreemdend om dan te moeten vaststellen dat daar zo veel Vlamingen en Belgen naartoe trekken – verhoudingsgewijs zelfs het meeste van alle landen. Het is zeer vreemd om dat te moeten vaststellen: mensen die in onze samenleving zijn opgegroeid, die hier een thuis hebben gehad, die nu naar daar gaan om dergelijke gruweldaden te plegen.
Er zijn twee onderscheiden manieren om daarmee om te gaan. Eerst en vooral: repressief optreden. We moeten zeer streng optreden tegen mensen die onze normen en waarden niet aanvaarden. We moeten hen duidelijk maken dat er hier geen plaats voor is. Een tweede onderdeel is dat mensen die eventueel zouden terugkomen en die gruweldaden plegen, effectief ook gestraft worden voor die gruweldaden. Dat is het repressieve deel, dat voornamelijk bij de federale overheid zit.
Maar er is ook een preventief deel, waar wij vanuit Vlaanderen ook iets kunnen doen. We kunnen op zoek gaan naar jongeren die vatbaar zijn voor radicalisering, en vervolgens op tijd ingrijpen en daar een stokje voor steken, zodat zij niet in de fuik zwemmen en in de val trappen van de mensen die jongeren ronselen om in het Midden-Oosten te gaan vechten.
Daarnaast is er nog het lokale deel. We weten dat verschillende mensen, ook hier, daarmee bezig zijn om daar afspraken rond te maken en in te grijpen.
Minister-president, mijn vraag is loopt gelijk met die van de collega’s. Op welke gebieden denkt u dat de Vlaamse overheid initiatieven kan nemen, om er preventief voor te zorgen dat jongeren niet geradicaliseerd raken?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, laten we toch alle verhoudingen in acht nemen. Ik ben het ermee eens dat we alle zeilen moeten bijzetten, maar laten we ook niet de indruk laten ontstaan dat er in dit land proportioneel veel Syrië- en Irakstrijders zijn omdat ons onderwijssysteem faalt, omdat onze welzijnssector faalt, omdat onze bijzondere jeugdhulp faalt. Dat is het niet. Er is de laatste tijd nogal wat gepubliceerd over het profiel van die mensen, en dat blijkt zeer heterogeen te zijn. Er zijn hoog- en laagopgeleiden bij, mensen met werk en mensen zonder werk, allochtonen en autochtonen. Dat is een zeer gediversifieerd, heterogeen publiek.
Ik ben het ermee eens dat in de eerste plaats tegen die mensen die de spilfiguren zijn, de opruiers, de ronselaars, moet worden opgetreden, door politie, door justitie, door veiligheid. Daar zit in eerste instantie de taak.
Betekent dat dat er geen taak is voor Vlaanderen? Betekent dat dat Vlaanderen niets doet? Absoluut niet. Ik zal het overzicht dat collega Homans mij bezorgd heeft, aan u meedelen. De diverse betrokken beleidsdomeinen nemen, boven op de algemene beleidslijnen en -maatregelen, een aantal heel specifieke maatregelen of hebben die al genomen.
Er is een samenwerkingsprotocol gesloten tussen het beleidsdomein Onderwijs en de Staatsveiligheid omtrent het uitwisselen van gegevens over geradicaliseerde jongeren. Er is informatie omtrent radicalisering die via Schooldirect verspreid wordt, met heel concrete tips voor leerkrachten. Er is een vorming over radicalisering georganiseerd voor alle leraren islamitische godsdienst in Brussel, op initiatief van de inspectie. Er zijn rondetafelgesprekken georganiseerd over dit onderwerp met lokale en centrale belanghebbenden uit Vilvoorde, Maaseik en Antwerpen.
Wat Welzijn betreft, hebben de Diensten voor Herstelgerichte en Constructieve Afhandeling een individueel leerproject voor radicaliserende jongeren ontwikkeld. Daarnaast is er een rol voor de ondersteuningscentra Jeugdzorg, die in het kader van het decreet hun taak opnemen, die mensen actief opvolgen waar dat nodig is en waar dat kan hulpverlening organiseren.
Het domein Integratie – ik was toen nog bevoegd – heeft in eerste instantie de coördinerende rol op zich genomen. Op 9 juli 2013 vond er in dat kader een overleg plaats met de burgemeesters van Antwerpen, Maaseik, Mechelen en Vilvoorde. Toen hebben die steden gezegd dat ze zelf expertise in huis hebben en mensen die het terrein kennen en weten wat je moet doen om die zaken aan te pakken. Ze hebben materiële steun gevraagd voor het drukken van een brochure ‘Beheersen van moslimradicalisering. Een handreiking voor beleid en praktijk’. Die brochure is gedrukt en verspreid waar nodig. Ik heb er bovendien voor gezorgd dat ze elektronisch werd bezorgd aan alle betrokkenen op het lokale niveau. Er is ook in het kader van het Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid een oproep gebeurd voor een aantal projecten.
Wat gaan we nu concreet doen? U kent het regeerakkoord. Er komt een Vlaams overlegplatform radicalisering. Alle relevante vakadministraties zijn daarbij betrokken. Er heeft al een eerste overleg plaatsgehad met het federale Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD). Daar is heel veel informatie uitgewisseld. Er is ook afgesproken dat er op korte termijn een vervolgoverleg komt. Er is ook afgesproken dat er zal worden nagegaan hoe de lokale besturen daaraan kunnen deelnemen. Er is ook afgesproken dat er zoveel mogelijk ideeën, ervaringen en manieren van aanpak uitgewisseld worden. Dat is dus in uitvoering van het regeerakkoord.
We zullen ten tweede nagaan hoe we de lokale besturen nog meer kunnen ondersteunen. Ten derde is het belangrijk om hierbij af te stemmen met wat de federale overheid doet. Dat is de vorige regeerperiode niet gelukt. Als de federale overheid een aantal maatregelen neemt, dan is het belangrijk dat er coördinatie en afstemming kan gebeuren en dat de zaken gelijk sporen, en vooral dat er overleg is, want dat is in het verleden niet gebeurd.
Minister-president, als het wat de Syriëstrijders betreft om een heterogene groep gaat, dan is er in elk geval een gemeenschappelijk kenmerk, namelijk de islamitische strijd van de jihad. U kunt het probleem wel ontkennen, maar daardoor zal het probleem zelf niet verdwijnen. U vernoemt een aantal gesprekken op die hebben plaatsgevonden, maar van een kordate, structurele aanpak van het probleem zie ik nog geen enkel spoor.
Sta me trouwens wat dat betreft toe om een aantal suggesties te doen. Stop nu, niet straks, maar nu onmiddellijk met het subsidiëren van een aantal obscure islamitische organisatie. Voer de controle op het islamitische thuisonderwijs op. Maak eindelijk eens werk van een echt kordaat inburgeringsbeleid. Het kan toch niet dat alleen maar inburgeringscursussen bijwonen en voldoende aanwezigheden hebben, volstaat om als voldoende ingeburgerd te worden beschouwd. En vooral: leg de jihadisten droog. Schrap alle sociale voordelen die ze hier in Vlaanderen nog krijgen. Enkel een kordaat anti-extremismebeleid zal zoden aan de dijk kunnen zetten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president, ik dank u voor het overzicht van de vele maatregelen die er de afgelopen tijd zijn genomen. Ik leid daaruit af dat de Vlaamse Regering zich bewust is van het probleem en dat er nu meer gecoördineerd wordt gewerkt.
Ik vind het ook goed dat men met de federale diensten die Justitie en de Staatsveiligheid moeten beheren, samenwerkt en overlegt. Ik denk dat het een van de topprioriteiten moet zijn voor de komende jaren. Er is op gewezen dat dit probleem zich niet op korte termijn zal oplossen, niet militair of op andere manieren. Het is iets waar we de volgende jaren moeten mee leren rekening houden, ons permanent op moeten voorbereiden maar ook op reageren. Ik vind het dus positief dat er ook in het Vlaamse regeerakkoord aandacht aan wordt besteed. Ik hoop dat de Vlaamse Regering elke nieuwe suggestie die zinvol is en bijdraagt tot het aanpakken van het probleem, ter harte zal nemen.
Eerst en vooral ben ik zeer blij om van het Vlaams Belang te horen dat we nu blijkbaar een kordaat inburgeringsbeleid moeten voeren. Vorige week tijdens het debat mocht heel het inburgeringsbeleid nog op de schop om te besparen. Gisteren trouwens ook in een debat. Daar zijn we dus heel blij om.
Eerlijk gezegd is het geen gemakkelijk thema, we gaan hier geen gemakkelijke oplossing voor vinden. De mensen die ermee geconfronteerd worden, zullen dat best wel weten. Het gaat inderdaad om een zeer heterogene groep.
Maar de enige manier om het te doen slagen is inderdaad samenwerking op alle verschillende niveaus, federaal, lokaal en Vlaams, en ervoor zorgen dat de verschillende maatregelen op elkaar zijn afgestemd. Daar moeten we in de eerste plaats voor zorgen door goede uitwisseling van informatie en door te kijken naar ‘best practices’. Het is inderdaad zo dat Antwerpen al een heel traject heeft afgelegd. Mensen uit het buitenland komen daar zelfs naar kijken, om ideeën op te doen voor hoe zij het moeten aanpakken.
Daarbij aansluitend mogen we Brussel niet vergeten. We hebben deze ochtend in Brussel Deze Week dankzij cijfers van Karl Vanlouwe kunnen lezen dat ongeveer de helft van de Syriëstrijders uit Brussel komt. De coördinatie tussen de lokale overheden daar staat zo ongeveer nog nergens. Ook Brussel zal vroeg of laat moeten worden betrokken. (Applaus bij de N-VA)
De heer Somers heeft het woord.
Minister-president, u hebt in uw antwoord heel veel positieve aanzetten gegeven. U hebt ook uitgelegd wat Vlaanderen allemaal kan doen. Het is inderdaad een langdurige bedreiging die we ondervinden. Ze is heel complex en er is geen eenvoudig antwoord op. Maar Vlaanderen heeft heel veel instrumenten. U hebt ze zelf opgesomd.
Ik heb twee suggesties. Ook lokaal is er behoefte aan een zeer gecoördineerde aanpak van alle niveaus. Op 16 oktober komen de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam, van de grootste Nederlandse en Vlaamse steden, samen om opnieuw na te denken wat er nog meer kan gebeuren. Ik zou willen suggereren dat het platform waarover u spreekt, kan leiden tot een geïntegreerde beleidsnota van Vlaanderen, waarbij de Vlaamse Regering zegt hoe ze de verschillende instrumenten die ze heeft, goed op elkaar afstemt. Dan dient dat platform niet enkel voor informatie-uitwisseling, maar krijgt het ook daadkracht in beleidstermen. Dat kan in het verlengde liggen van het regeerakkoord en van uw Septemberverklaring.
Voorzitter, misschien moeten wij als parlement ons organiseren op een geïntegreerde benadering van de problematiek. Misschien is het een idee om in een subcommissie of binnen de commissie Algemeen Beleid wat langer stil te staan bij de vraag hoe we de verschillende instrumenten op elkaar kunnen afstemmen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister-president, u bent begonnen met een beetje te relativeren en met te zeggen dat het probleem niet zo belangrijk is. (Opmerkingen)
Ook op het feit dat die sociale ongelijkheid en de uitsluiting de voedingsbodem waren, hebt u nogal relativerend geantwoord. Dat was een misplaatst, verkeerd begin van uw betoog. Het gevaar is wel degelijk zeer ernstig. Nederlands, Duits en ander onderzoek heeft zeer duidelijk aangetoond dat er een zeer sterke link is tussen sociale achterstelling en uitsluiting en moslimextremisme. Heel wat studies leggen die oorzaken bloot.
We moeten inderdaad absoluut streven naar een geïntegreerd beleid. Ik was redelijk hoopvol op het moment van uw Septemberverklaring. Toen hebt u de woorden discriminatie en racisme wel laten vallen, maar in het regeerakkoord vind ik daar zeer weinig over terug. Ik denk aan het doelgroepenbeleid op de arbeidsmarkt en aan het onderwijs. De sociale machine die het onderwijs zou moeten zijn, lijkt u los te laten, minister-president. Ik wil in de beleidsnota’s toch dingen terugvinden om werk te maken van uitsluiting.
Nog één punt, het allerbelangrijkste is dat u in dialoog moet gaan…
Nee, mevrouw Meuleman, de minister-president heeft het woord. Bovendien, we lezen niet van op onze plaats. Ik zie wel wie papier heeft, hoor. Ik zie dat allemaal. (Gelach)
Laat me toe te zeggen dat ik verbaasd ben over de conclusies die enerzijds het Vlaams Belang trekt en anderzijds Groen. Ik heb het probleem niet ontkend, ik heb het probleem niet gerelativeerd. Ik heb het probleem heel scherp gesteld. Ik heb enkel gezegd dat we alle proporties in acht moeten nemen, als we kijken naar de beleidsmaatregelen die moeten worden genomen. Ik blijf erbij: het is in eerste instantie een zaak van veiligheid. Het zijn mensen die criminele daden plegen. Het zijn mensen tegen wie politie, justitie en veiligheidsdiensten moeten optreden.
Ik heb daarnaast gezegd dat Vlaanderen al veel doet en veel kan doen. Ik neem uw suggestie ook mee, mijnheer Somers. Ik heb aangetoond dat we sinds 2013 niet bij de pakken zijn blijven zitten. We hebben het initiatief genomen. Er zijn vergaderingen geweest met OCAD. Er zijn allerlei coördinerende vergaderingen. Aan de mensen op het terrein, in de onderwijswereld, in de welzijnswereld, zijn leidraden verstrekt. Er worden ervaringen en expertise uitgewisseld. Er is overleg geweest met de steden.
Er kan ongetwijfeld nog meer gebeuren en dat zijn we ook vast van plan. Het regeerakkoord is daarover heel duidelijk. Maar, mevrouw Meuleman, als u dit gaat terugbrengen tot een probleem van sociale achterstand, dan moet het land vollopen met terroristen en dat is het niet. Dit is een aberratie, dit zijn afwijkingen, dit zijn criminele daden die gesteld worden en daar moet politioneel en uit het oogpunt van veiligheid tegen opgetreden worden.
Het is juist dat wij als overheid zoveel mogelijk moeten doen om die voedingsbodem weg te nemen om zoveel mogelijk mensen toe te leiden naar de open samenleving zoals we die willen, waar allerlei levensbeschouwingen naast elkaar bestaan. Het is niet alleen een probleem van inburgering: er zijn autochtonen die ook in Irak en Syrië gaan strijden. Het is een complex probleem en laat het ons ook in zijn complexiteit benaderen.
Ik neem aan dat – en ik ga in op de suggestie van de heer Somers – zodra er een finalisering is omtrent de uitvoering van het regeerakkoord – en dat zal heel snel gaan, heeft men mij op het kabinet van minister Homans verzekerd –, er uiteraard tekst en uitleg in het parlement zal worden gegeven. Het zal aan het parlement zijn om te oordelen over de manier waarop we daarmee omgaan. (Applaus van de meerderheid)
Minister-president, ik ben het eens met een aantal parlementsleden uit uw meerderheid die zeggen dat de Vlaamse Regering zich niet langer mag verstoppen. De Vlaamse Regering kan inderdaad heel wat doen tegen dat moslimextremisme. Ze kan ervoor zorgen dat het radicalisme actief wordt bestreden op allerlei mogelijke terreinen. Ze kan ervoor zorgen dat moslimextremisten op droog zaad worden gezet en dat hun sociale voordelen worden geschrapt. Leg maar eens uit, minister-president, aan een Vlaming die al jarenlang op de wachtlijst voor een sociale woning staat, dat hij er geen krijgt, maar dat een jihadist die terugkeert uit Syrië er meteen één krijgt toegewezen. Geef jihadisten enkel nog wat hen toekomt, minister-president: een harde aanpak via een lik-op-stukbeleid. (Applaus van het Vlaams Belang)
Er is niet één oorzaak en er is niet één verklaring. Er zijn heel wat mensen in een achterstandpositie die helemaal niet radicaliseren. Er zijn heel veel moslims die afschuw tonen bij wat er gebeurt bij Islamitische Staat. Er zijn zowel autochtonen als allochtonen die plots naar Syrië vertrekken. We moeten niet vervallen in simplistische verklaringen van ‘het is alleen dit’ of ‘het is alleen dat’.
Het is wel zo dat er zaken gebeuren die we vroeger niet voor mogelijk achtten en dat er een aantal jonge mensen zijn die zich blijkbaar niet thuis voelen in onze samenleving en hun zingeving ergens anders gaan zoeken dan bij ons om hier de samenleving mee op te bouwen. In die zin is het absoluut een taak én voor het onderwijs, én voor welzijn, én voor verenigingen, én voor werk, én voor de ruime samenleving om dat aan te pakken. Op lokaal vlak zal daar heel veel aan kunnen gebeuren: mensen de weg wijzen naar hoe ze daarmee kunnen omgaan. Het is belangrijk voor scholen, voor buurten en voor gemeentebesturen.
Mevrouw Meuleman, de insinuatie dat het opnieuw de schuld zou zijn van de samenleving en dat Vlaanderen nieuwkomers niet welkom genoeg zou heten, pik ik gewoon niet. (Applaus van de N-VA)
Wij hebben een maatschappij van rechten en plichten, van kansen geven maar ook van kansen grijpen. Nu plots gaan zeggen dat het weer het beleid is of de sociaal-economische achterstand, is niet juist. Er is ook een persoonlijke verantwoordelijkheid die meespeelt en die moet worden aangesproken.
Onze fractie heeft ook de suggestie om een politieke stuurgroep op te richten om na te gaan hoe we het best de verschillende beleidsdomeinen binnen de Vlaamse overheid maximaal op elkaar afstemmen en op initiatieven die bij de federale of de lokale overheden worden genomen. We moeten dat spoor zeker verder onderzoeken. (Applaus bij de meerderheid)
De actuele vragen zijn afgehandeld.