Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de resultaten van de HSBC-studie met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Crevits.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, in de HSBC-studie (Health Behaviour in School-aged Children) van de UGent zijn er eigenlijk twee heel opvallende resultaten. Ten eerste is het heel frappant hoeveel seksueel grensoverschrijdend gedrag er is, niet alleen tegenover jongeren, maar ook door jongeren. Ten tweede is er sprake van erg veel onveilig vrijen. Dat zijn twee enorme alarmbellen. Als je ziet dat meer dan 10 procent van de jongeren tussen 11 en 18 jaar al gedwongen werd tot seksuele handelingen, als je ziet dat één op de drie meisjes al ongewenste seksuele aanrakingen heeft ervaren, dan zijn daar heel grote problemen.
Als je dan ziet in welk zorglandschap ze terechtkomen, merk je dat er ook een probleem is. Dan zie je dat ze bij de zorgcentra na seksueel geweld tot een maand na het seksueel grensoverschrijdend gedrag terechtkunnen. Een maand is niet genoeg, minister, dat weet u ook. Niet iedereen wil een aangifte doen. Oké, dan kunnen de mensen ergens anders naartoe. Ze kunnen naar het centrum algemeen welzijnswerk (CAW). Maar als we kijken wat er bij het CAW gebeurt, dan zien we dat er daar zulke grote wachtlijsten zijn, dat je pas binnen drie dagen een telefoongesprek krijgt. Dat gebeurt na een probleem rond seksueel grensoverschrijdend gedrag, collega’s. Het kan zelfs weken duren voor men op een fysiek gesprek kan langsgaan. Zes op de tien centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG's) hebben een wachtlijst van meer dan twee maanden. Daar komen die kinderen en jongeren bij terecht.
Uit armoede ontstaat er eigenlijk een middenveldorganisatie zoals PUNT. vzw, maar daar zien we dat die mensen – u hebt het deze week ook in de krant gelezen – met projectsubsidies moeten werken. Ze weten zelfs niet zeker of ze structureel kunnen blijven verder werken. Er is een zorglandschap waar het middenveld ontzettend hard zijn best doet, maar waar de Vlaamse Regering en de Vlaamse meerderheid wel een pokdalig landschap hebben achtergelaten. Zowel het middenveld als de slachtoffers vallen daar tussen de mazen van het net.
Minister, wat wordt hieraan gedaan? Want dit kan niet.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, deze week vernamen we inderdaad de resultaten van die vierjaarlijkse studie waarbij ook twintigduizend Vlaamse jongeren werden bevraagd. Het aantal jongeren dat zegt al eens een of meerdere keren ongewenst seksueel aangeraakt te zijn, is inderdaad opmerkelijk. Dat aantal is op vier jaar tijd gestegen van 18,9 procent naar 26,3 procent. Het aantal jongeren dat zegt verplicht ongewenste seksuele aanrakingen te hebben moeten doen, is gestegen van 6,9 procent naar 10,9 procent.
Ik moet zeggen dat ik daar heel gemengde gevoelens bij heb, minister. Want aan de ene kant kunnen die cijfers aantonen dat de meldingsbereidheid en de bespreekbaarheid daarvan is gestegen, en dat de campagnes dus ook wel hun vruchten afwerpen. Aan de andere kant is dat ook wel het teken dat grensoverschrijdend gedrag zo algemeen verspreid blijkt, ook bij jongeren, en dat dat heel diep geworteld zit en heel hardnekkig is. We zouden eigenlijk verdere analyses moeten maken. Analyses die ons aantonen of dit nu het gevolg is van een betere bespreekbaarheid, of aantonen of er echt meer grensoverschrijdend gedrag is. Worden voorvallen sneller ervaren als grensoverschrijdend? Is de drempel voor jongens nog altijd veel groter dan voor meisjes? Hoe ernstig zijn de situaties waar melding van wordt gemaakt? Daar is natuurlijk ook een heel grote diversiteit in.
Het is alleszins absoluut noodzakelijk dat het thema op de agenda blijft en dat we heel duidelijk aangeven dat grensoverschrijdend gedrag nooit aanvaardbaar is.
Minister, welke initiatieven zult u nemen om enerzijds de bespreekbaarheid verder te verhogen en om anderzijds ook mee werk te maken van een cultuuromslag, die duidelijk maakt dat grensoverschrijdend gedrag onaanvaardbaar is? (Applaus bij cd&v)
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, het is een vierjaarlijks internationaal onderzoek. U weet dat ik ook in blijde verwachting ben van de vergelijking per land: is het overal gestegen, ja of neen? Maar die vergelijking hebben we dus nog niet.
Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat het aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag gestegen is, meer bij meisjes dan bij jongens, maar eigenlijk bij allebei. De onderzoekers zeggen dat we moeten oppassen met het trekken van conclusies. Het is zeer goed mogelijk dat een van de oorzaken het feit is dat het allemaal bespreekbaar is geworden. Dat is op zich een heel goede zaak. Het is van belang dat we nu in eerste instantie inzetten op meer en nog betere mogelijkheden voor jongeren om te melden. Je hebt de 1712-lijn. Dat is een goede zaak. Er kan gechat worden. Dat is ook een goede zaak. En wat ik bijzonder positief vind, is dat 1712 en de chatlijn nu de handen in elkaar hebben geslagen. Dat had tot gevolg dat ik 150.000 euro extra heb uitgetrokken in het kader van het plan Jeugdhulp, om daarmee breder aan de slag te kunnen gaan. We zetten dus blijvend in op het melden van zaken die niet kunnen. Maar dan is het natuurlijk van belang dat we er ook op de een of andere wijze goed mee omgaan.
Ik heb twee voorstellen. Eerst en vooral is het van belang dat mensen, als ze situaties zien die grensoverschrijdend zouden kunnen zijn, weten hoe ze moeten ingrijpen. Ik verwijs naar het Vlaggensysteem van Sensoa, dat jullie wellicht allen kennen. Dat werd de voorbije jaren zeer goed uitgewerkt omdat het ook geldt ten opzichte van leerkrachten, sportclubs, bedrijven… Ook lokale besturen krijgen methodieken voor wanneer ze op een of andere wijze worden geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, zodat ze kunnen ingrijpen. Er is nog iets heel nieuws ontwikkeld: de 5A-methodiek, waarbij je absoluut niet mag wegkijken. Het is heel belangrijk dat je aanwezig blijft en hulp kunt geven.
Hoe gaan mensen daarmee om? Hoe zorg je ervoor dat er een open cultuur is, ook om erover te spreken op school, in de sportclub en op andere plaatsen? Daarvoor is er, collega’s, het derde luik: de langdurige en laagdrempelige hulp. Het klopt absoluut dat daar heel veel activiteit is. U hebt al verwezen naar de CAW’s, de centra geestelijke gezondheidszorg, de Zorgcentra na Seksueel Geweld, het slachtofferonthaal bij de justitiehuizen, de vertrouwenscentra kindermishandeling en, inderdaad, collega Groothedde, de lotgenotenverenigingen zoals PUNT. vzw. Ik heb gisteren nog maar in het Vlaams Parlement daarover een vraag om uitleg beantwoord. Vandaag zijn de mensen van PUNT. vzw aanwezig op het kabinet om over hun problemen en zorgen te spreken. Zij krijgen nu financiering in het kader van de projectsubsidie die een aantal jaren geleden werd gegeven. Uiteraard is het niet de bedoeling om dat zomaar stop te zetten. Die financiering is voor 2024 al geregeld. Maar het is evident dat als je een project hebt, je daar een evaluatie van maakt om te bekijken of je daar ook een structurele ondersteuning van kunt maken.
Ik heb dus zeker sympathie voor wat het middenveld doet. Maar het allerbelangrijkste is nu dat de bespreekbaarheid wordt vergroot, dat de hele bevolking leert hoe zij daarmee moet omgaan, en dat jongeren ook de kans krijgen om ‘stop’ te zeggen. Als iemand voelt dat er grensoverschrijdend gedrag zal worden gepleegd of dat hij onheus wordt bejegend, moet hij durven zeggen dat dat niet zo hoort. En ten slotte, als er slachtoffers zijn, kunnen zij op heel veel plaatsen goed worden geholpen. Ook in dat kader zijn er extra budgetten uitgetrokken in ons plan Jeugdhulp.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik krijg niet echt een antwoord. U legt de nadruk op meldingen, maar met meldingen is niemand geholpen. Niemand die zoiets overkomt, krijgt hulp door een melding. Niemand krijgt hulp doordat er een open cultuur is.
Trouwens, die open cultuur brengt mij op het volgende probleem. Er kan misschien geen conclusie worden getrokken of er nu minder seksueel geweld is of niet. Maar men kan wel de conclusie trekken dat de Vlaamse Gemeenschap vandaag een probleem heeft. Er is minder condoomgebruik onder jongeren, terwijl dat tot nu toe zeer sterk steeg, volgens deze studie. Bij het eerste seksueel contact, collega’s, wordt er 7 procent minder een condoom gebruikt. Hier zijn veel ouders in deze zaal. Wij horen ongerust te zijn. En als politici horen wij ongerust te zijn over gemeenschapsvorming.
Ik heb niet alleen de vraag waar de hulp blijft, maar ook waar de grootscheepse voorlichtingscampagnes en de preventiecampagnes blijven, net zoals de goed onderbouwde relationele en seksuele vorming die verder gaat dan biologie en religie, en die leerkrachten, die op dit moment volledig overbevraagd zijn, een beetje ontlast. Want die leerkrachten moeten nu het warm water uitvinden. Waar blijft de opbouw vanuit de regering en de politiek van een cultuur van respect? (Applaus bij Groen)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In de studie staan ook cijfers met betrekking tot het gebruik van anticonceptie door jongeren, en daar wordt heel duidelijk dat het gebruik van de pil als anticonceptiemiddel, maar ook van condooms is gedaald. Naar andere anticonceptiemiddelen wordt niet gevraagd, dus we weten eigenlijk niet of die jongeren een ander anticonceptiemiddel zijn gaan gebruiken, dan wel of er gewoon minder aandacht voor de thematiek is bij jongeren, en dat is toch wel uitermate belangrijk natuurlijk. Dat is enerzijds belangrijk om ongewenste zwangerschappen te voorkomen, anderzijds om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.
Minister, u hebt al gewezen op het belang van de beschikbaarheid van voldoende anticonceptiemiddelen voor jongeren, maar aan de andere kant is ook die sensibilisering en die informatie voor die jongeren uitermate noodzakelijk, zodat zij weten waarom die anticonceptiemiddelen gebruikt moeten worden, namelijk om ongewenste zwangerschappen en soa’s te voorkomen.
Minister, mijn vraag is hoe u er verder voor zult zorgen dat jongeren niet alleen kunnen beschikken over de nodige anticonceptiemiddelen, maar dat ze ook voldoende geïnformeerd zijn over het correct gebruik en het belang ervan.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik wil mij aansluiten bij de vorige collega's, met twee bijkomende vragen.
De eerste gaat over het seksueel grensoverschrijdend gedrag. We weten allemaal dat Sensoa samen met andere partners inzet op de omstaanderstrainingen omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat gaat over de vijf A's: afleiden, afzonderen, anderen betrekken, aanwezig blijven en aanspreken. Ze houden eveneens bij hoeveel intermediairs zij daarbij bereiken. Minister, mijn vraag was of u een idee hebt van hoe werkzaam deze manier van werken van Sensoa is. Kunt u daar enige duiding bij geven?
Ten tweede zou ik mij willen aansluiten bij de oproep van collega Schryvers om vanuit de Vlaamse overheid duidelijke informatie over anticonceptie te verspreiden en te benadrukken dat anticonceptie niet alleen noodzakelijk is om zwangerschappen, maar ook soa’s te vermijden. En dat het absoluut noodzakelijk is om over verschillende methodes duidelijk informatie te verstrekken bij onze Vlaamse jeugd.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, een op de drie meisjes meldt seksueel grensoverschrijdend gedrag, en dat moet ons bijzonder verontrusten. Een deel van die stijging zou te verklaren zijn door de toenemende bespreekbaarheid van het onderwerp, en dat is natuurlijk een goede zaak. Daar moet het beleid absoluut mee aan de slag.
Ik denk dat er vandaag wel nog heel wat stappen genomen kunnen worden, en wat ik bijzonder betreurenswaardig vind, is dat het beperkte aanbod dat vandaag bestaat en eigenlijk oververzadigd is, ook heel vaak signalen geeft van financiële zorgen. Dat hoor ik bijvoorbeeld bij Sensoa en het CAW, die hun werkingsmiddelen bevroren zien. Maar we zien dat ook bij initiatieven van onderuit, zoals bij PUNT. vzw. U heb het daarjuist al vermeld en hebt het er gisteren ook over gehad in de commissie. Ik werk in Antwerpen als huisarts en ik kan meisjes daar vaak naartoe verwijzen, die daar zeer goed geholpen worden. Ik vind het jammer dat een organisatie die zo waardevol is, zich ook vandaag financiële zorgen moet maken en daarvoor een open brief moet schrijven, aan de alarmbel moet trekken en dan pas te horen krijgt dat er eventueel middelen zijn die ook na 2024 gegeven zouden kunnen worden. Ik wil er echt op aandringen dat zulke bijzonder goede initiatieven snel structureel verankerd worden, naast Sensoa, naast het CAW, naast de andere hulpverleningsinitiatieven, en dat ook zij kunnen genieten van structurele middelen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Wat het verminderd condoomgebruik betreft, gaat Sensoa meer onderzoek doen naar waarom dat eigenlijk gebeurt. Ik denk dat dat wel meer informatie zal opleveren. Maar het is ook heel belangrijk om te kijken en te onderzoeken welke andere anticonceptiemiddelen meisjes op dit moment gebruiken. Het gaat niet alleen over de pil want het vermoeden is er dat meisjes meer andere anticonceptiemiddelen gebruiken, bijvoorbeeld een NuvaRing, spiraal, implantaat, enzovoort. Bent u van plan om dat ook te onderzoeken? Want dan kunnen we onze preventiestrategieën meer verfijnen.
Wat betreft het seksueel grensoverschrijdend gedrag, is de uitdaging vooral dat dat vlaggensysteem meer bekend wordt gemaakt. Ik vind dat een heel goed systeem. Als de reden waarom die cijfers toenemen is dat het juist meer bespreekbaar is, dan is dat natuurlijk een goede zaak. Maar voor mij moet dat vlaggensysteem toch nog altijd meer bekendheid krijgen. Dat zou een heel goede zaak zijn.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, veilig vrijen is heel belangrijk. Als we lezen dat het minder vaak gebeurt, is dat voor de Vlaamse overheid, bevoegd voor preventie, bij uitstek een belangrijke taak, een taak die u al ter harte kunt nemen terwijl er nog verder onderzoek plaatsvindt. Dat is natuurlijk relevant en belangrijk, maar we weten alvast dat het condoomgebruik te weinig gebeurt. U kunt meer informeren, u kunt sensibiliseren, u kunt zelfs condooms gratis ter beschikking stellen aan jongeren op plekken waar ze samenkomen. Ik zou het heel erg verwelkomen en mijn fractie met mij als u als Vlaanderen een aantal heel concrete stappen zou zetten om ervoor te zorgen dat jongeren steeds meer en steeds vaker veilig vrijen. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Collega Groothedde, u haalt hier aan dat een open cultuur en meldingen allemaal niet belangrijk zijn, dat slachtoffers daar niet mee geholpen zijn. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
U mag dat uitleggen aan de slachtoffers. Die open cultuur zorgt er net voor dat slachtoffers gehoord worden. Mag ik eerst tussenkomen? U mag me dan onderbreken, collega Groothedde. Die open cultuur zorgt er net voor dat er voor een oplossing gezorgd kan worden, dat de slachtoffers geholpen worden, dat taboes weggewerkt worden.
Ik volg collega Schryvers dat er een verdere analyse nodig is, dat het niet zozeer gaat over of de cijfers over een werkelijke stijging gaan of eerder over een stijging van meldingen die gemaakt worden door jongeren. Gelukkig maar dat jongeren de weg daarnaartoe vinden.
Minister, u haalde aan dat de bevolking moet leren omgaan met dergelijke situaties en moet leren om dergelijke situaties te melden. Voorziet u daar nog extra campagnes voor? Zullen dat dan onlinecampagnes zijn? Of hoe moeten we ons dat meteen voorstellen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben begin deze week op bezoek geweest bij Sensoa omdat ze twintig jaar bestaan en om mijn appreciatie ook uit te drukken voor het mooie werk dat ze doen. Maar het gaf natuurlijk aanleiding tot een zeer boeiend gesprek over hoe we nog meer jongeren kunnen bereiken, hoe we beter kunnen sensibiliseren.
Wat me enorm is opgevallen, is dat waar je vroeger één vlaggensysteem had, de voorbije jaren Sensoa heel gericht naar doelgroepen aan het werk geweest is. Er is bijvoorbeeld een vlaggensysteem voor sport omdat men bij contactsporten sowieso op bepaalde momenten elkaar aanraakt. Dat is iets helemaal anders dan een vlaggensysteem in het onderwijs of een vlaggensysteem dat door de lokale besturen gebruikt kan worden. Dat is een evolutie die zeer goed en groot is.
Collega Saeys, het klopt dat het nog niet genoeg bekend is. We hebben het daarover gehad met hen, over hoe we nog grotere inspanningen kunnen doen. Er is bijvoorbeeld de methodiek die ontwikkeld is rond de 5 A’s. Het is heel interessant dat lokale besturen dat ter beschikking van de bevolking kunnen stellen want dat is iets wat elke man, vrouw, jongere of oudere zou kunnen doen als die geconfronteerd wordt met iets wat rondom hem of haar gebeurt. Het is zo belangrijk dat we ons allen daarvan bewust zijn, dat we niet mogen wegkijken op momenten dat er zoiets gebeurt. We kunnen daar nog extra campagnes rond doen. Ik plan daar ook initiatieven. We kunnen ook schrijven, ook aan onze sportclubs laten weten, om dat te gebruiken. Sensoa hanteert ook het 'train the trainer'-principe. Dat is iets heel goeds omdat zij mensen hebben die anderen gaan opleiden.
Iemand van jullie vroeg wat de cijfers daar zo ongeveer zijn. Ik zal dat moeten navragen, ik ken dat hier nu niet, maar ik wil dat zeker doen. Het is een methodiek die werkt en die ertoe leidt dat grensoverschrijdend gedrag ook daardoor bespreekbaarder wordt. Er zijn ook jongeren die zelf hun grenzen niet kennen, die dat aangeleerd moeten worden. Jongeren die niet durven te zeggen om te stoppen, omdat je in hun ruimte komt en ze dat niet wensen. Daar is op zich nog een pak werk aan. Die organisaties, maar ook andere, staan echt paraat om dat te doen.
Wat de financiën betreft, heb ik ook met Sensoa gesproken. U weet dat er een overeenkomst gesloten is met de Vlaamse overheid, die nog loopt. Als we nog extra initiatieven zouden nemen, kunnen daar extra financiële middelen voor voorzien worden. Maar Sensoa zelf vroeg om eens te kijken wat werkt, wat minder goed werkt en op welke punten we iets extra zouden kunnen doen.
Dan wat de anticonceptie betreft, collega’s, misschien toch een nuancering. Het klopt dat meisjes minder de pil gebruiken, dat jongens minder condooms gebruiken bij de eerste keer. Maar het goede nieuws is dat zij die een condoom gebruiken, dat ook duurzamer gaan doen. Er is ook gevraagd of ze dat nog doen na zoveel jaren. Het antwoord is ‘ja’, dus tussen de eerste keer en de laatste keer blijkt dat wie het gebruikt, dat ook duurzamer doet. Het is heel spijtig dat de studie niks heeft gesteld over wat je dan gebruikt aan andere anticonceptiemiddelen. Wij konden die vragen niet geven, want het is een internationaal onderzoek. Ik denk dat het zeer interessant is om daar een extra bevraging rond te doen, om te weten of het betekent dat je niet veilig vrijt, of dat het betekent dat je op een andere manier toch veilig vrijt met elkaar.
Ik denk dat het goed is dat we daar onderzoek doen, maar ik heb mij gisteren ook een groot voorstander getoond om voorbehoedsmiddelen vanaf een bepaalde leeftijd, als het van mij afhangt gratis, ter beschikking te stellen. Ik weet dat het voor meisjes en de pil al op veel punten gebeurt, maar ik heb er zelf een beetje last mee dat de indruk gewekt wordt dat veilig vrijen een zaak is van meisjes alleen. Ik vind dat een zaak van het meisje en van de jongen. (Applaus bij de meerderheid)
Vandaar ook mijn absolute vraag om het voor de twee geslachten te gaan doen als je dingen gratis maakt.
Collega Van den Bossche, ik wil zeker kijken, ook preventief, wat we meer kunnen doen. We stellen nu al gratis condooms ter beschikking op festivals en zo. Voor mij is het een beetje principieel: wat je voor meisjes doet, gratis, zou op dezelfde manier voor jongens moeten gebeuren.
Collega Blancquaert, ja absoluut. Het zou goed nieuws kunnen zijn, dat het bespreekbaarder wordt. Dat zeggen de onderzoekers zelf ook, dat we niet in paniek mogen slaan. Het is een heel goede evolutie in de samenleving, hoogstwaarschijnlijk. Maar langs de andere kant, wat ben je met een melding als er niks mee gedaan wordt? Als er meer meldingen zijn, moet je er ook mee kunnen omgaan. In die zin sta ik op een positieve manier tegenover de collega’s die aandacht vragen om toch voldoende hulpverlening te hebben. Werk aan de winkel, dus.
Wat PUNT. vzw betreft, wil ik nog eens zeggen dat die niet na een open brief te horen hebben gekregen dat in 2024 hun subsidie niet verlengd wordt. Zij weten dat ze subsidie krijgen tot 2024. De vragen gaan, denk ik toch, over de structurele verlenging, om van dat project naar een structurele subsidie te gaan. Daar moeten we nu eens kijken op welke manier je daar al of niet voor kunt zorgen. Is wat ze doen complementair aan wat anderen doen? Dat gesprek gebeurt vandaag en zullen we ook de komende periode voortzetten.
Collega Schryvers, u vroeg natuurlijk naar het belang van beschikbaarheid van voldoende anticonceptie, daar heb ik op geantwoord. Wat het oorzakenonderzoek betreft, zal ik kijken of we dat op een bepaalde plaats kunnen meenemen in de bevragingen die we al doen aan jongeren, als extra vraag. Ik ben natuurlijk ook wel geïnteresseerd in de redenen waarom die anticonceptie minder gebruikt wordt.
Tot slot: Sensoa is op dit ogenblik bezig met een groot condoomonderzoek. Voor zij die zich afvragen wat dat is, het gaat om iemand die zowel jongens als meisjes aan het bevragen is. Waarom gebruiken ze het al of niet? Wat zijn hun ervaringen? Daar kunnen we dan nuttige resultaten uit afleiden. Het onderzoek loopt al een aantal maanden. Als de resultaten er zijn, zal ik die uiteraard met jullie delen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik ben zelf even gaan kijken omdat u zei dat u niet weet welke vormingen Sensoa geeft. In 2021 – toegegeven een atypisch jaar, maar toen groeiden kinderen en jongeren ook op – waren dat 145 uur vorming. Daarmee gaan we niet alle jongeren van de Vlaamse Gemeenschap bereiken. Op vijftien scholen werd vorming gegeven, aan twee CLB’s, daarmee komen we er niet, dus ik begrijp dat ze hier meer op willen inzetten en meer middelen nodig hebben. Waar bereiken we die kinderen? Op school.
Minister, ik denk dat u even slechte herinneringen hebt als ik aan seksuele opvoeding. Ik zie u grinniken, ik begrijp dat. Ik had verwacht dat dat zou veranderen met de generaties, maar thuis zijn de tieners nog altijd even ambetant en beschaamd daarover. Toen kwamen ze op een dag hiermee thuis. Een heel goed bedoeld boekje dat echt, exact zoals Sensoa zegt, gaat over biologie en eerlijk gezegd, met een sausje van religie erover, over waarden op andere plekken. Waar moeten ze dan over leren? Over consent, over elkaars grenzen leren kennen, over op een respectvolle manier elkaars én hun eigen seksualiteit leren kennen. Dit is een manier om aan gemeenschapsvorming te doen. Minister, ik wil echt vragen om daarop in te zetten, want dit is een gevaar voor onze gemeenschap, maar ook voor hun gezondheid. (Applaus bij Groen en van Ludwig Vandenhove)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, de studie geeft heel interessante informatie, maar er is op een aantal domeinen toch verder onderzoek nodig om verder conclusies te kunnen trekken richting beleid. Alleszins blijkt uit de studie dat grensoverschrijdend gedrag een wijdverspreide pest blijft. Ik kan het niet anders noemen. Aan de andere kant zijn er ook positieve signalen, namelijk dat jongeren meer bereid zijn om het te melden en het dus meer bespreekbaar is. Jongeren geven uitdrukkelijk aan het niet meer te aanvaarden. Er zijn voor slachtoffers onder meer meldpunten en hulpverlening, lotgenotencontact ook, dat is een taak van het beleid. Zorgen voor die cultuuromslag is een taak voor ons allen. Grensoverschrijdend gedrag is onaanvaardbaar. Neen is neen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.