Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over mentaal welzijn bij jongeren en ouderen
Actuele vraag over het fysiek en mentaal welbevinden van jongeren
Actuele vraag over de druk op het mentaal welzijn van jongeren
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, goedemiddag. ‘Het gaat niet goed met onze jongeren’, zo kopte De Standaard afgelopen maandag naar aanleiding van een vierjaarlijkse internationale studie waarbij twintigduizend jongeren tussen 11 en 18 jaar in 2022 werden bevraagd over hun mentale, fysieke en sociale welzijn.
Maar laten we eerst beginnen met het goede nieuws, want negen op de tien Vlaamse jongeren gaf aan tevreden te zijn met hun eigen leven en bijna acht op de tien Vlaamse jongeren gaf aan een goede tot uitstekende fysieke gezondheid hebben. Dat nieuws mag ook eens worden benadrukt.
Maar, collega’s, helaas is het niet allemaal peis en vree, want anders stonden wij hier niet aan het spreekgestoelte. Het rapport bevestigt ook eerdere signalen uit de hulpverlening en internationale studies. Want ondanks de vele goede Vlaamse beleidsinitiatieven rapporteren de jongeren toch wel beduidend meer mentale en fysieke klachten, zoals slapeloosheid en zenuwachtigheid. Die evolutie moeten wij nauwlettend in het oog houden en aanpakken.
Mijn partij en ikzelf zijn ervan overtuigd dat een deel van de oplossing erin bestaat te werken rond de weerbaarheid en mentale veerkracht van onze jongeren. Zoals professor Duyck het zo mooi stelt, doen we dat niet – ik citeer – “door een frustratievrije oase te creëren door jongeren af te schermen van uitdaging, teleurstelling en vergelijking”.
Ik denk dat wij net het omgekeerde moeten doen. Wij moeten jongeren handvaten geven om te kunnen omgaan met een tegenslag, met uitdagingen, met veranderingen, om net hun mentale veerkracht en weerbaarheid te versterken.
Minister, zoals altijd is mijn vraag dus heel eenvoudig: welke handvaten gaat u onze Vlaamse jongeren aanreiken om de weerbaarheid en de mentale veerkracht te versterken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, het is inderdaad zo dat er niet alleen maar negatieve signalen zijn, maar we zouden hier niet vooraan staan, mochten we niet beseffen – ik hoop dat, minister – dat we een collectief probleem hebben als samenleving. Als uit de cijfers van zowel Tele-Onthaal als de HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children) gezien het aantal meldingen, het aantal problemen, het aantal signalen blijkt dat er collectief echt wel een probleem is met de mentale en fysieke gezondheid in Vlaanderen, en breder in Europa, dan moet hier helder worden blootgelegd dat dat een collectief probleem is. Minister, nog altijd te vaak worden mentaal welzijn, fysieke gezondheid, mentale gezondheid voorgesteld als een individueel probleem, waarvoor er individuele hulpverlening moet zijn. Als we vandaag de wachtlijsten bekijken, dan zien we echter dat onze welvarende regio de Vlamingen niet kan garanderen dat zij zorgeloze zorg kunnen ervaren op het moment dat ze die nodig hebben.
Collega’s, minister, in vergelijking met 2015 zijn de telefonische meldingen, de chatmeldingen, de gevoerde gesprekken niet met 20 of 40 procent, maar met 100, 200, 300 procent toegenomen. Dit is dus echt een collectief probleem. We weten dat onze hulpverlening op het einde van de rit te vaak te traag komt, dat er te lange wachtlijsten zijn. Minister, we weten tegelijk echter ook dat dat voor een heel brede groep geldt. We spreken hier over jongeren, maar als we naar de cijfers kijken, gaat het ook over ouderen. Ook steken meisjes en vrouwen er steeds meer bovenuit in de statistieken. Het is duidelijk dat we daar een echt probleem hebben. Nog te weinig is in dit halfrond en op allerlei andere plekken dus doorgedrongen dat dit misschien wel een van de grootste uitdagingen voor de toekomst is: de gezondheid van onze jongeren, onze ouderen en al wie daartussen zit.
Minister, dit gaat over eenzaamheid, dit gaat over suïcidegedachten, dit gaat over angststoornissen, over eetstoornissen, over automutilatie en over fysieke klachten die daarmee samenhangen. Op welke manier wilt u nu eindelijk, bijvoorbeeld op de schoolvloer, de nodige stappen zetten om het verschil te maken, eindelijk de bespreekbaarheid van dit thema te vergroten en mensen handvatten aan te reiken om hiermee aan de slag te gaan? (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Voorzitter, 22 procent van de jongeren heeft zelfmoordgedachten. Dat is 25 procent meer dan voor de lockdown. 18,8 procent van de jongeren doet aan zelfverminking, 30 procent meer dan voor de lockdown. Een vijfde van de jongeren voelt zich ongelukkig. Nu we die cijfers hier zien, is het duidelijk dat de opsluiting van de jongeren veel slachtoffers heeft gemaakt. Tijdens hun opsluiting hebben ze geen vrienden gezien, geen nieuwe vrienden gemaakt, geen lief kunnen zoeken. Brits onderzoek leert ons dat mensen in het algemeen vooral vrienden maken voor ze 25 zijn. Nadien gaat het helaas bergaf. Uit die cijfers moeten we leren. Politici mogen niet boven de hoofden van de jongeren beslissingen nemen, moeten meer naar hen luisteren. Daarom stel ik voor dat er ook meer plaatsen zouden zijn voor jongeren op de kieslijsten in 2024, zodat hun stem hier luider klinkt. Wie hier is immers onder de 30? Bijna niemand.
Minister, het mentaal welzijn van jongeren heeft nog nooit zo hoog op de agenda gestaan. Ik luister graag naar uw acties om hun mentaal welbevinden beter te maken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, voor mijn vraag verwijs ik graag even naar de samenwerking die al bestaat tussen Vlaanderen en de federale overheid op het vlak van welzijn van leerlingen. Enerzijds zijn er de groepen die starten of zijn gestart in het lager onderwijs, waarbij klassen van alles leren over hoe men emoties kan herkennen en beter kan omgaan met die emoties. Zo hopen wij dat die kinderen ook beter gewapend zullen zijn tegen de moeilijke puberteit die een aantal jaren later op hen afkomt. De evaluatie volgt in 2024.
Maar er is ook een tweede spoor. Het onderwijs is natuurlijk de plek waar alle kinderen samen zijn. We merken soms dat sommige kinderen minder goed in hun vel zitten en naast groepsmomenten ook individuele hulp nodig hebben. De federale overheid heeft een mogelijkheid voorzien waardoor scholen vindplaatsen worden. Ze kunnen intekenen op een systeem waardoor geconventioneerde psychologen – dat zijn die fameuze ‘11 euro’-psychologen – tot op de school komen en er zijn om, zonder enige drempel, met die leerlingen te praten en hen te helpen.
De indruk bestaat dat er nog niet zoveel scholen zich opgeven als vindplaats, en dat op een moment dat we zien dat in het secundair onderwijs – vooral in tso en bso-scholen – het aantal kinderen die niet goed in hun vel zitten, bijzonder groot is.
Denkt u dat u, met uw collega van Onderwijs, kunt overwegen om een extra oproep te doen naar die scholen om in te tekenen op dat systeem, zodat binnen de kortste keren – want de psychologen zijn er, ze zijn ook gefinancierd – leerlingen op een heel laagdrempelige manier kunnen gaan spreken met iemand die hen verder helpt wanneer ze het moeilijk hebben? (Applaus bij Vooruit)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vragen en voor het feit dat bij de aanvang van de plenaire vergadering, het thema van mentaal welbevinden een belangrijke plek krijgt op de agenda. Dat is, denk ik, absoluut noodzakelijk.
Ik zal starten met het goede nieuws. Het deed mij oprecht plezier om in dat internationaal onderzoek te lezen dat negen op tien jongeren zich tevreden voelt. Maar onder ‘tevreden voelen’ zit natuurlijk alles. Een permanente staat van tevredenheid is iets wat wellicht niemand in dit halfrond al heeft bereikt, ik in elk geval niet. Collega Vaneeckhout wel? Voor mij ligt dat anders.
Het is een hele zoektocht in je leven om tot een situatie te komen waarin je best wel tevreden bent. Ik denk dat twee elementen daarbij heel belangrijk zijn. Ik ga er straks even op in, maar ik wil voorafgaandelijk zeggen dat ik vol verwachting uitkijk naar de internationale vergelijking. Het is immers een internationaal onderzoek. Binnen enkele maanden gaan we de resultaten krijgen van alle landen die hebben deelgenomen. Ik zou wel eens willen zien hoe deze resultaten zich positioneren ten opzichte van die van andere landen. Is het hier beter of slechter, of zitten we met een generatieprobleem dat de Vlaamse grenzen in grote mate overschrijdt?
Het zijn resultaten uit 2022, collega’s. Dat betekent dus de eerste keer postcorona. Je ziet de effecten van corona; die zitten in de resultaten. Het eerste wat ik nu wil doen, is overgaan tot een bespreking van de resultaten met mijn partnerorganisaties. Dat zijn er heel veel in Welzijn. Er zijn er heel veel actief. Het tweede dat ik zal doen, en daar hebben sommigen van jullie al op gealludeerd, is dit met mijn collega’s bespreken. Dat zijn de minister van Onderwijs, die een niet onbelangrijke bevoegdheid heeft, de federale minister van Welzijn – ik kom straks nog op uw voorstel terug, collega Van den Bossche –, maar ook de minister van Jeugd, die heel wat inspanningen levert om instrumenten aan te reiken voor het welbevinden van onze jongeren.
Ik kan als minister de jongeren niet gelukkig maken. Dat is ook mijn taak niet. Ik kan er, samen met de collega’s, wel voor zorgen dat er, als het minder goed gaat, instrumenten zijn waarmee je je weerbaarheid kunt oefenen en waarmee je zaken bespreekbaar kunt maken. Die twee woorden zijn van belang: bespreekbaar maken hoe je je voelt, en preventie. Wat de preventie en de bespreekbaarheid betreft, is er een heel belangrijke wijziging. Vrijdag, als alles goed gaat, zullen we op de Vlaamse Regering voor de allereerste keer de geestelijke gezondheidsbevordering opnemen in onze globale gezondheidsdoelstellingen. Dat was voorheen niet het geval, collega’s. Vrijdag – of de week erna, maar ik vermoed dat het wel zal lukken vrijdag – wordt dit een absoluut speerpunt in ons gezondheidsbeleid. U kunt zeggen dat het iets is op papier, maar voor mij is het heel belangrijk omdat we van daaruit alle gestructureerde beleidslijnen moeten ontwikkelen.
Wat bestaat er vandaag en waar moeten we nog meer op inzetten? Ik start met de preventie. Diverse collega’s hebben er al op gewezen dat kinderen naar school gaan. We hebben tijdens de lockdown de scholen zoveel mogelijk willen openhouden, net omdat scholen sociaal zo’n belangrijke rol hebben. Ik denk dat centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) zeer goed werk doen. Maar ik heb een overleg gehad met collega Vandenbroucke, collega Van den Bossche, omdat er nog ruimte is om die eerstelijnspsychologen en de terugbetaling ervan te verbeteren. Dat geldt niet alleen, denk ik, voor het onderwijs, maar ook binnen een aantal van mijn voorzieningen. Ik denk bijvoorbeeld aan de samenwerking met de OverKop-huizen. Die lijnen worden gelegd om de capaciteit die ter beschikking wordt gesteld, toch volledig op te gebruiken.
Ik wil dat zeker ook opnemen met collega Weyts, en we kunnen misschien nog een brief schrijven aan onze scholen om te zien of ze al dan niet bereid zijn om dat op te nemen.
Mijn federale collega – ik zei het al – heeft ook geen onbelangrijke bevoegdheid, omdat hij natuurlijk beslist over die terugbetaling van de eerstelijnspsychologen als er hulp nodig is, hij kan daar belangrijke stappen voor zetten. De bevoegde minister van jeugd kan dat ook met talrijke projecten.
Rond die bespreekbaarheid, collega’s, is er wel een issue. Ik merk – en jullie hebben me er al over bevraagd – dat de online hulpverlening werkelijk uit zijn voegen barst. Dus vandaar heb ik daar ook al extra instrumenten op ingezet. Waarom is die online hulpverlening zo belangrijk? Omdat we net daarmee jongeren – en ouderen, onderschat het niet – bereiken die de stap naar de telefoon om met iemand te praten, niet durven te zetten, en die eerst online zoeken hoe ze hulp kunnen krijgen. Ik wil daar absoluut nog meer op inzetten in de toekomst. Ik denk dat dat van belang is.
Daarnaast willen – we hebben het natuurlijk in de media gezegd – voor de jongeren dan heel specifiek de werking van de OverKop-huizen uitbreiden. Ze zijn nog niet overal in Vlaanderen aanwezig. Onder andere in Noord-West-Vlaanderen is er een groot gat, en als ik zie wat de successen zijn die worden geboekt, is het echt wel elementair om dat te kunnen doen, omdat je daarmee op een laagdrempelige manier jongeren kunt bereiken. Als ze eenzaam zijn, of als ze nood hebben aan een babbel, dan kan het daar gebeuren. Maar als ze nood hebben aan hulp, dan zijn er mensen die dat kunnen detecteren, en die hen ook kunnen doorverwijzen naar gepaste hulp. Dus dat is heel belangrijk als preventiemethodiek.
Ten slotte, collega’s, heb ik nog twee punten die mij bijzonder bekommeren. Het eerste betreft alles wat we zien rond ouderen, jongeren, zelfverminking en suïcide. Die cijfers van het Vlaams Instituut voor Suïcidepreventie zijn absoluut slecht. Het is echt van belang dat we daar, nog meer dan vandaag, de aandacht op vestigen. Ik ga straks ook een nieuwe richtlijn publiceren om het suïcidaal gedrag bij kinderen en jongeren beter te kunnen detecteren. Ik zal ook aan alle hulpverleners instrumenten aanreiken om beter signalen te herkennen, en dus ook zo te kunnen begeleiden waar dat mogelijk is. Maar ook de samenwerking met de Vlaamse Ouderenraad moet echt geïntensifieerd worden. Maar ook daar zie ik tendensen die niet goed zijn.
De vraag is wat de oorzaken zijn. Sommigen zeggen dat het corona is. Collega Ampe, ik sluit het niet uit. Ik ben zelfs zeker dat corona een nefaste invloed heeft gehad, zowel op het gevoel bij ouderen als bij jongeren, maar zeker ook bij ouderen die zonder contacten zaten. Dus het is van belang dat je die kunt heropnemen. Maar wat die ouderen zelf betreft – collega Vaneeckhout verwees ernaar, als je kijkt naar de cijfers rond teleonthaal – is het goed, wat mij betreft, dat er veel contact wordt opgenomen. Maar het is absoluut een probleem waarbij corona niet heeft geholpen.
Mijn tweede grote bekommernis is de situatie bij meisjes en jonge vrouwen. We hebben onze campagnes eigenlijk vooral gefocust op mannen en mentaal welbevinden, omdat we dachten dat de mannen, jongens, er minder gemakkelijk over spreken. Maar we zien net uit de resultaten van de studie dat meisjes en jonge vrouwen zich veel vaker slecht voelen dan de jongens. Dus het is denk ik ook hoog tijd om ook daar wat te gaan bijsturen en onze focus ook op hen te leggen.
Dus er is veel werk aan de winkel. Ten eerste wat betreft het bespreken van de resultaten bij internationale tendensen, om ook te kunnen vergelijken. Maar ook om de hand aan de ploeg te slaan en op die plaatsen waar we kunnen, te zorgen dat het aanbod verbetert, dat er meer aanbod is. Maar ook om ervoor te zorgen dat er in informele kringen – dat gaat dan over de school, plaatsen waar de jongeren zijn, de jeugdbeweging – er ook aandacht voor is, naast de activiteiten die gebeuren. Zo kunnen jongeren zich veerkrachtig maken, kunnen jongeren zich wapenen tegen tegenslagen, en als ze in die tegenslagperiode zitten, kunnen we zorgen dat er toch altijd een helpende hand aanwezig is. Dat hoeft geen hand van de overheid te zijn, maar er moet wel altijd iemand zijn die moeilijke signalen kan helpen oppikken, en vooral problemen kan helpen oplossen. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat het duidelijk is dat niemand binnen deze Vlaamse meerderheid mentale problemen minimaliseert of onder de mat schuift. De middelen, het geld dat er vanuit Vlaanderen naar Welzijn gaat om het welzijn op te krikken, is daar het beste bewijs van.
Het versterken of het werken rond weerbaarheid en mentale veerkracht is misschien maar een onderdeel van de totale aanpak om jongeren mentaal beter te laten voelen, maar het is echt wel een belangrijk en structureel onderdeel, dus ik hoop echt dat daar voldoende aandacht naartoe gaat.
Minister, een ander belangrijk punt dat ik ook nog heel kort wil aanhalen – en u hebt het zelf net gezegd – is de genderkloof. Wij voelen die allemaal instinctief aan. We zien het ook: meisjes wegen in die statistieken veel zwaarder door. Het is niet duidelijk hoe dat komt. We kunnen er heel moeilijk de vinger op leggen welke reden daarachter zit.
Minister, denkt u dat dit beleid voldoende differentieert, voldoende op maat werkt om die genderkloof te dichten? Ik denk dat we daar echt wel meer de focus op moeten leggen. Kunt u wat dit betreft al enkele concrete voorstellen geven?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik vind het goed dat er nog extra onderzoek gebeurt en dat er internationale vergelijkingen zullen plaatsvinden. Maar hoelang zullen we nog wachten om de definitieve analyse te maken dat er een fundamenteel probleem is met de mentale gezondheid van jong en oud in Vlaanderen en dat daar gigantisch veel werk op de plank ligt? U kondigt een aantal dingen aan, en die zijn goed. Maar, collega’s, wat mij op dit moment stoort, is dat dit opnieuw wordt gebruikt als een gelegenheid om te zeggen dat de jeugd van tegenwoordig – het wordt zo niet gezegd – toch eigenlijk een beetje kamerplantjes zijn geworden. Ze moeten meer spanningen ervaren in het opgroeien. Het leven is een zoektocht. Dat was vroeger zo en het is vandaag zo. Jongeren zijn vandaag even sterk en even talentvol om daar antwoorden op te vinden. Maar het is de samenleving die veranderd is en die er blijkbaar niet meer in slaagt om voldoende antwoorden te geven, om ervoor te zorgen dat jongeren die zorgen hebben, zorgeloos worden omkaderd.
Meer dan een jaar geleden heb ik samen met collega Meuleman een voorstel gedaan om schoolpsychologie op de schoolvloer echt te versterken, via de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s). Uiteraard moet dat via terugbetaling gebeuren. Daarrond zijn we op het federale niveau stappen aan het zetten. Maar wanneer, minister, zult u uw collega Weyts eindelijk kunnen overtuigen om de CLB’s gevoelig te versterken, om het signaal dat zij al maanden en jaren geven, dat zij dit niet meer kunnen doen, dat zij dit er niet meer bij kunnen nemen, eindelijk op te nemen? U laat vandaag alle jongeren in de steek. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits. Applaus bij Groen)
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Minister, ik sla een heel andere toon aan. Ik wil u danken omdat u corona en de lockdown als een van de oorzaken van de slechte cijfers voor het mentale welzijn niet uit de weg gaat. Het siert u dat u dat verder wenst te onderzoeken. Ik vind het ook mooi dat u verwijst naar de inspanningen van uw collega-minister Weyts om het onderwijs open te houden. Hij werd daar destijds vaak voor bekritiseerd, onder andere door de oppositie. Nu de cijfers over het mentale welzijn bij jongeren zo slecht zijn, horen we hen niet zeggen dat ze zich hebben vergist. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ongeacht de reden waarom het niet goed gaat met een kind of een jongere, hebben wij de taak om ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot betaalbare en snelle hulp. Een van de manieren daartoe is het intekenen op de eerstelijnspsychologen die minister Frank Vandenbroucke ter beschikking stelt. We hebben het er al eerder over gehad. U zei dat u het ermee eens bent en dat u met de welzijnsorganisaties wilt bekijken wat u kunt doen. Bijvoorbeeld met de OverKop-huizen. Ik ben ook blij dat u met uw collega-minister van Onderwijs wilt bekijken of scholen zich niet wat vaker als vindplaats kunnen opgeven, want zij doen complementair werk, naast wat de CLB’s doen. Het is belangrijk dat het CLB kan blijven doen wat het kan doen, maar daarnaast ook dat er psychologen ter beschikking staan.
Concreet voor de CLB’s heb ik wel een vraag. Ik begrijp dat bij de begrotingscontrole 7 miljoen euro wordt voorzien voor de CLB’s. Dat is ook nodig na een jarenlange quasi stilstand. Ze zitten meer dan op hun tandvlees. Hoe wilt u, of uw collega of de regering, die miljoenen inzetten? Gaat een belangrijk deel daarvan echt naar het mentale welbevinden van leerlingen? Hoe wilt u ervoor zorgen dat dit complementair is aan het systeem van Frank Vandenbroucke met die psychologen op scholen? Is er met andere woorden een perspectief op korte termijn voor kinderen met wie het nu niet goed gaat? Wat gaat u doen met dat budget? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Het is zo belangrijk om bij onze jongeren de veerkracht te versterken zodat ze beter kunnen omgaan met tegenslagen. Maar, collega’s, we leven in een tijdperk waarin sociale media een belangrijke rol spelen in het leven van onze jongeren. We mogen zeker de impact hiervan op het zelfbeeld van de jongeren niet onderschatten. Ze moeten inzien dat dit plaatje niet altijd klopt. We moeten dit beklemtonen en inzetten op preventie. Dat blijft van onschatbare waarde.
Maar dit is ook een taak van ons, collega's, van de hele maatschappij.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel aan de vraagstellers om dit belangrijke thema opnieuw op de agenda te plaatsen. Ik ben vooral blij dat we eindelijk de link leggen tussen fysieke en mentale gezondheid. Het heeft veel te lang geduurd tot we met z’n allen beseften dat wat goed is voor het hart, ook goed is voor het hoofd. Ook uw getuigenis vandaag, minister, over gezond bewegen en gezond, weloverwogen sporten, vind ik daarin heel erg belangrijk.
Ik denk wel dat het niet zinloos is om even te verwijzen naar de aanleiding van deze vragenronde, dit minidebat. Dat is een vragenronde bij 20.000 Vlaamse jongeren, waaruit blijkt dat negen op tien zich goed voelen. Negen op tien voelen zich goed. En met het gevaar om te veel als psychologe te spreken en te weinig als parlementslid: je niet goed voelen staat niet gelijk met een psychologisch probleem of een aandoening. Ik denk dat het voldoende tot uiting is gekomen, maar ik vind het toch belangrijk om het te benadrukken.
Ik vind het jammere in al die studies en persartikels die we nu lezen, minister, dat het zwaartepunt altijd op hulpverlening ligt, en nooit op preventie. Ik lees altijd heel weinig over de oorzaken. Het blijft mijn overtuiging dat, zolang we niet weten wat de oorzaken zijn, we niet aan de essentie kunnen werken. Je kunt psychologen, bedden en projecten blijven voorzien, maar ik denk dat we epidemiologisch onderzoek nodig hebben naar de echte oorzaken om de basis aan te pakken.
De heer Vandewalle heeft het woord.
Keer op keer stellen we vast dat mentaal welzijn bij jongeren achteruitgaat. Keer op keer lijken we een beetje verbaasd. Ik vind ook dat er keer op keer dingen beloofd worden op alle niveaus en op veel vlakken, die daarna niet doorgevoerd worden: wachtlijsten wegwerken, toegankelijke hulp voorzien. Ook op federaal niveau was er de grote scoop dat je voor 11 euro naar de psycholoog zou kunnen gaan. Ik heb er nog weinig van gezien, ik ken weinig jongeren die me vertellen dat ze voor 11 euro naar de psycholoog kunnen gaan.
Ik vraag me ook af, en dat is inderdaad belangrijk, waarom het stormt in het hoofd van de jongeren. Waarom zijn er zoveel jongeren die zich slecht voelen? Ik denk dat we dan ook moeten kijken naar de maatschappij waarin we leven. Ik denk dat de maatschappij waarin we leven ook zorgt voor die onrust in het hoofd. Een wereld waarin jongeren zot gedraaid worden, uitgeperst worden, vaak genegeerd worden, het gevoel hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt en er geen toekomst is, waarin menselijke contacten aan het afkoelen zijn terwijl ze rondom zich zien dat we de planeet laten opwarmen: ik denk dat daar ook een oplossing zit. Ik denk dat we jongeren moeten tonen dat ze zelf iets kunnen veranderen in de wereld en dat de maatschappij veranderen, ook nodig zal zijn om op lange termijn mentale problemen op te lossen.
Mijn vraag is daarom de volgende. Naast de concrete acties die we nu voeren om hulp te voorzien, hoe kunnen we zorgen voor een wereld waarin jongeren het gevoel hebben dat ze meer op hun plaats zijn? (Applaus bij de PVDA)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's, voor de extra vragen en commentaren.
Ik geef toch mee dat de Vlaamse Regering, in de nasleep van corona, twee comités opgericht heeft. Een daarvan was het relancecomité over het welbevinden, hoe mensen zich voelen. Om in te zetten op die mentale veerkracht, die samenlevingsveerkracht, zijn ontzettend veel middelen vrijgemaakt. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een van de projecten die mij enorm interesseert, het project van mijn voormalige collega Wouter Beke rond zorgzame buurten. Er is hier een collega die zegt dat dat elke keer niets doet, maar u moet zo’n zorgzame buurt gaan bezoeken. Dat is gewoon fantastisch. Dat is een plaats waar het gemeenschapsleven eigenlijk een beetje weg is, maar er plots opnieuw ruimte komt om die gemeenschap te laten samenkomen. Collega Vandromme, ik was in de Westhoek in zo’n zorgzame buurt. Je ziet daar dat instellingen waar mensen met een handicap wonen het café uitbaten, dat oude mensen er weer gaan kaarten. Collega Jans, je voelt daar dat de eenzaamheidsproblemen die er zijn, de problemen rond mensen die zich minder goed voelen, ook gedeeltelijk opgelost worden door die informele contacten. Ik ben dus de laatste die zegt dat we iedereen die zich niet goed voelt, naar de dokter moeten sturen. Absoluut niet. Maar er moeten wel, op plaatsen waar mensen samenkomen, waarvan we er in de nasleep van corona veel gecreëerd hebben, tentakels zijn die kunnen vaststellen dat, wanneer iemand meer nodig heeft dan een goed gesprek, die ook wel naar de juiste plaats geleid wordt.
Ik heb hier op dit spreekgestoelte ook al gezegd dat er op dit ogenblik jongeren, ouderen en de categorie ertussen zijn, die van Pontius naar Pilatus gestuurd worden. Zij hebben tien of elf doorverwijzingen voor ze bij iemand terechtkomen die oké is. Ook daarop moeten we nog inzetten om het beter te maken. Dat kan ik als minister niet alleen, daarvoor heb ik mijn organisaties nodig.
Collega Vaneeckhout, ik ben de laatste om te zeggen dat de jeugd van vandaag kamerplantjes zijn. Ik zou mijn twee kinderen over mij heen krijgen, want ze zijn geen kamerplantjes, en mijn kleinkinderen zouden het woord niet met zichzelf geassocieerd willen zien, alhoewel ze wellicht nog te klein zijn om het te begrijpen. Tussen die twee is er toch wel een balans te vinden. Ik denk dat mentale gezondheid twintig of dertig jaar geleden minder bespreekbaar was. Dus jongeren nu – jubelt en juicht – kunnen er beter over spreken.
Voor mij zijn de twee zaken waarop we moeten werken: enerzijds bespreekbaarheid, als je je slecht voelt, zegt het, want we gaan het misschien samen kunnen oplossen, en anderzijds preventie. En dat laatste, collega Vaneeckhout, betekent voor mij ook weerbaarheid aanleren, kijken waar de oorzaken liggen, maar ook jongeren wapenen om om te gaan met tegenslagen in het leven. Als we die mentale gezondheid in onze gezondheidsdoelstelling brengen, dan zijn dat twee heel belangrijke woorden.
Collega Ampe, bedankt voor uw vriendelijke woorden. Ik zal straks ook uw lof aan collega Weyts overmaken.
Zo komen we natuurlijk bij de vragen van collega Van den Bossche. Ik heb in mijn parate kennis geen overzicht van hoe de middelen voor de CLB’s worden ingezet, maar ik weet wel dat er in de online hulpverlening en ook in de CLBch@t extra geïnvesteerd wordt. Ik vermoed dat daar ook een stuk menskracht bij zal zijn. U hebt gelijk dat het ook nodig was, en dat er een aantal miljoenen extra naar onze CLB’s gingen, hebben we dan ook allemaal in de regering ondersteund. Maar je kunt daar perfect een soort doorgaande lijn maken die ook de oversteek maakt naar de federale projecten rond eerstelijnshulp of psychologische hulp die er moet zijn.
Collega Wouters, het klopt absoluut dat er heel vaak naar de overheid wordt gekeken om problemen op te lossen. Als je als samenleving voelt dat er heel wat problemen zijn, dan moet je ze ook als samenleving proberen op te lossen. In West-Vlaanderen loopt er zo’n campagne van ‘Oe ist?’. Als je zegt “hoe is het?” of “hoe gaat het?”, wees dan oprecht in je vraag en laat mensen spreken. Vraag niet “hoe is het?” terwijl je al naar de volgende persoon kijkt, want dan ben je natuurlijk niet echt geïnteresseerd. Dus we kunnen met z’n allen ons steentje bijdragen om dat mentale welbevinden ook een stukje te verbeteren.
Collega Jans, u hebt absoluut gelijk. Ik zou u niet durven tegenspreken; u bent de psycholoog in dit halfrond. Het klopt absoluut dat als je je niet goed in je vel voelt, dat niet betekent dat je onmiddellijk professionele hulp nodig hebt. Het is van belang dat we ook het goede in die enquête gaan benoemen, namelijk dat negen op tien van onze jongeren zich eigenlijk best wel goed voelen, los van de onderliggende problemen die er zijn. Maar net dat informele-formele circuit kunnen we meer in elkaar haken om jongeren sneller, als ze professionele hulp nodig hebben, bij de juiste professionele hulp te krijgen.
Collega Vandewalle, uw opmerking was natuurlijk bijzonder breed. Vandaar dat het interessant is om de internationale resultaten te kennen, om te weten of wij een uitzondering zijn of dat het een algemeen probleem is. In elk geval ben ik ondertussen zelf, hoewel ik geen jongere of oudere ben, ervaringsdeskundige geworden als het gaat over de mentale veerkracht. Ik wens iedereen toe om, als het moeilijk gaat, iemand rondom jou te hebben die jou erdoor sleurt. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Onze Vlaamse samenleving is constant in beweging. Wij zijn geëvolueerd van een samenleving van binnenvetters naar een samenleving waar wij mentaal onbehagen kunnen bespreken, en dat is goed, zo moet het ook. Ik hoop ook dat die trend zich verderzet. Maar collega’s, wij mogen niet in de val lopen om collectief te verleren om met tegenslagen om te gaan. Een groot filosoof zei ooit dat het leven geen ponykamp is. Ik lach ermee, maar ik wou dat dit zo was, maar dat is niet zo. Het is onze verdomde plicht om jongeren handvatten te geven om op een zo gezond mogelijke manier met tegenslagen om te kunnen gaan. Minister, u hebt daar een belangrijke verantwoordelijkheid in en ik hoop dat u dat ook ziet. U vindt in ons bondgenoten om daar samen werk van te maken. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het aanvullende antwoord. U merkt dat ik, namens onze fractie, heel erg gefrustreerd overkom als het gaat over het feit dat we te weinig antwoorden bieden. Maar dat is omdat deze Vlaamse Regering in deze samenstelling al tien jaar bezig is. En als ik de cijfers zie binnenkomen over de wachtlijsten als het gaat over psychologische hulp en hoeveel de budgetten voor preventie niet zijn opgeschaald de voorbije tien jaar, dan kan ik alleen maar vaststellen dat wij falen in een fundamentele opdracht voor een overheid, namelijk mensen die in de problemen komen, helpen om zorgeloze zorg aan te bieden. En zorgen dat mensen in een complexe samenleving, waar heel veel uitdagingen zijn, handvatten vinden om daarmee aan de slag te gaan, ofwel op het einde van het traject, bij heel zware hulpverlening, ofwel in het begin.
Want minister, het is niet sinds covid dat de CLB’s aangeven dat ze hun opdracht in de scholen niet goed kunnen vervullen. Minister, ik zal het blijven zeggen: zolang die wachtlijsten niet aangepakt zijn, zolang dat preventiebeleid niet echt opgeschaald wordt, faalt deze Vlaamse Regering en dan faalt u in een kernopdracht die u hebt, namelijk zorgeloze zorg aanbieden voor kinderen en jongeren, maar ook voor ouderen die het nodig hebben. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Ik keer nog even terug naar het onderwerp van vandaag, de alarmerende cijfers over het mentaal welbevinden bij jongeren en dan vooral de achteruitgang van die cijfers sinds corona, sinds de lockdown. Ik herhaal het opnieuw: 30 procent meer jongeren die zichzelf verminken, 25 procent meer zelfmoordgedachten. Die cijfers liegen niet. En ja, de jongeren mogen vandaag gelukkig meer zeggen hoe ze zich voelen, maar het is ook belangrijk dat er aan de andere kant iemand is die naar hen luistert. (Applaus van Tom Ongena)
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat ook u namens de volledige regering de nood aan samenwerking met de federale overheid benadrukt. Dat is belangrijk voor de jongeren zelf want wanneer ik een van de collega’s hoor zeggen dat hij niet één jongere vindt die voor 11 euro naar de psycholoog kan, dan wil ik die wel graag eens voorstellen, er zijn er al een pak.
Minister Crevits, het is van belang dat die kinderen iemand heel nabij vinden, in een OverKop-huis, in een school, gewoon op een plek waar ze sowieso al komen. De psychologen zijn er. Ze zijn klaar om hun hulp te bieden voor 11 of zelfs 4 euro voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming. Ik vind het net goed dat u zegt om samen te kijken wat we, deze overheden, kunnen doen. De jongeren, de kinderen gaan er wel bij varen. Misschien, wie weet, is het afgeleide effect wel dat mensen opnieuw een klein beetje meer hoop en geloof krijgen in wat politiek voor hen kan veranderen, dat overheden samenwerken om iets te doen waar we allemaal samen over de partijgrenzen in geloven, eerder dan elkaar tegen te werken. Daarvoor wil ik u graag danken. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.