Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, de energiecrisis slaat hard toe, ook bij studenten. Ik krijg berichten, ik hoor verhalen, van studenten die voor een kot waar de schimmel op de muren staat, vandaag 400 tot 500 euro moeten betalen, of die zelfs geen kot vinden omdat er geen betaalbare koten meer zijn. Ik hoor verhalen van studenten die vandaag op cornflakes en droog brood leven, omdat de voedingsprijzen zo hoog zijn geworden. In Leuven betaal je vandaag in de Alma 7 euro voor een spaghetti. Daarvoor kun je er twee krijgen hierboven in het restaurant.
Ik hoor studenten die al die kosten niet meer rondkrijgen, en die zich afvragen hoe ze dat allemaal nog moeten betalen. Ze zijn meer bezig met hun budget dan dat ze bezig zijn met hun studies. Ik hoor studenten, minister, die thuis, op kot, in de kou zitten, die in de aula met hun computer op de schoot zitten om het warm te krijgen, die koud moeten douchen na de sportactiviteiten.
Minister, ik weet niet of u het zich nog herinnert, maar dat is uw bevoegdheid. Dat is uw bevoegdheid, en ik heb nog helemaal niets gehoord over wat u doet om die mensen door de crisis te helpen. Er worden overal maatregelen aangekondigd, maar wie wordt er weer vergeten? De studenten. We zijn dat gewoon, natuurlijk, na de coronacrisis. Toen werden ze ook vergeten.
Maar de crisis is vandaag wel diep, minister. En er is heel veel mogelijk. De prijzen op de huurmarkt worden voor een deel geblokkeerd door deze Vlaamse Regering, behalve, collega’s, voor koten. Er is veel mogelijk om op universiteiten te zorgen dat er goedkope, gezonde voeding aanwezig is. Op de ULB in Brussel betalen ze 2 euro voor een maaltijd. Waarom doen we dat niet in Vlaanderen?
Minister, het is van heel groot belang dat de campussen open blijven – er zijn vandaag steeds meer scholen, hogescholen en universiteiten die ze willen sluiten, onder andere tijdens de kerstvakantie – en warm gehouden worden.
Minister: wat zult u doen om de studenten door de crisis te helpen? (Applaus bij de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Net zoals dat geldt voor eenieder in onze samenleving, zijn studenten ook slachtoffers, en voelen zij aan den lijve de kostenstijgingen. Hoe kunnen wij vanuit Onderwijs de last verlichten? Want u noemt verschillende kostenfactoren op die natuurlijk niets te maken hebben met het onderwijs, maar wat kunnen we doen, en wat doen we ook vanuit Onderwijs?
Ten eerste: we houden het inschrijvingsgeld voor beursstudenten op een zeer laag niveau, het allerlaagste niveau, zelfs – quasi – in mondiaal perspectief.
Twee, de studietoelage voor kotstudenten bedraagt 5900 euro. Ik wil geen debat openen, maar dat bedrag wordt geïndexeerd.
Drie, er zijn altijd de steunmogelijkheden, ofwel via het OCMW, ofwel via ons eigen kanaal, met de studentenvoorzieningen (stuvo’s) die hun middelen ook geïndexeerd weten. Er is 1 miljoen euro bij gekomen. Dat zit nu op zo’n 57 miljoen euro.
Vier, u hebt ze misschien niet volledig kunnen aanhoren, maar we hebben op het vlak van de begroting wel degelijk maatregelen genomen ten voordele van de ondersteuning en financiering van het hoger onderwijs. Daarbij hebben we in eerste instantie 25 miljoen euro recurrente middelen toegekend aan de hogeronderwijsinstellingen. Ten tweede hebben we hun basisfinanciering volledig hertekend. Vroeger waren zij afhankelijk van een indexprovisie. Nu hebben we een ander basisfinancieringssysteem, dat een financiële bonus opbrengt van 50 miljoen euro. Ik bespaar u de techniciteiten. Dat zijn middelen die ter waarde van 75 miljoen euro recurrent naar de hogeronderwijsinstellingen gaan, die natuurlijk zelf keuzes kunnen maken.
Met de laatste discussie die we hebben gevoerd en de laatste beslissingen die we hebben genomen, hebben we heel wat extra middelen voorzien voor de hogeronderwijsinstellingen. Ik zal niet decreteren waar dat allemaal naartoe moet gaan, maar bied wel heel wat perspectieven om desgevallend eigen keuzes te maken.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, zegt u nu dat koten, de temperatuur in de klas en eten niets met onderwijs te maken hebben? Hoe kunnen mensen studeren als ze niet op kot kunnen gaan wanneer ze ver van de universiteit wonen? Hoe kunnen mensen studeren met een lege maag? Hoe kunnen mensen studeren in de kou? Dat is ook úw bevoegdheid, minister. (Opmerkingen)
Dat is ook úw bevoegdheid, absoluut. U bent bevoegd voor alles wat de studenten aanbelangt, minister. U zou hun beste verdediger moeten zijn. Maar we zien al een hele legislatuur een minister die vergeten lijkt te zijn dat studenten ook een deel van zijn bevoegdheid zijn.
Weet u wat er vandaag gebeurt, minister? Er zijn studenten die niet één, maar twee of drie studentenjobs hebben om hun studies te kunnen betalen. Zij nemen daardoor minder vakken op, halen slechtere resultaten en zien hun studieduur verlengen. Nadien zullen zij door u een knip krijgen in hun studietraject. Dat is wat er vandaag gebeurt.
U kunt vandaag concrete maatregelen nemen die heel nodig zijn voor de studenten op het vlak van de prijs van de koten, de prijs van het eten en de temperatuur in de lokalen. Zult u daar écht niets aan doen?
De heer Coel heeft het woord.
Een van de beste ondersteuningsmaatregelen die we aan onze studenten kunnen geven, is het hele systeem van de studietoelage en het verlaagde inschrijvingsgeld dat hier in Vlaanderen van kracht is. Als je dat in Europees perspectief plaatst, is dat bij de laagste tarieven. Ik denk dat in Schotland het inschrijvingsgeld voor collegestudenten een tijdje gratis was, maar in nagenoeg alle andere landen is het inschrijvingsgeld fors duurder.
In mei hebben we het in de commissie op initiatief van collega Warnez al gehad over de stijgende kosten voor studenten, over de automatische toekenning en over het vergemakkelijken van de aanvraag via een digitale procedure. U had toen aangegeven dat uw administratie aan een plan werkt om dat vlotter te laten verlopen, met als doelstelling om tegen 2023 veertien dagen na inschrijving de toelage toe te kennen. Hoever staat het met de uitrol van dat plan?
De heer Danen heeft het woord.
De kost voor een kotstudent is gemiddeld ongeveer 15.300 euro. Minister, dat is heel veel geld. En u zegt wel dat een heel aantal van die kotstudenten een studiebeurs hebben. En een studiebeurs verlicht inderdaad voor een stuk de kosten. Maar het blijft een heel hoog bedrag. Een van de grote componenten van die studentenkost is, naast het inschrijvingsgeld en het studiemateriaal, de huisvesting. En dat wordt jaar na jaar prangender.
Ik zie de minister van Wonen naast u zitten. Bent u bereid om samen te bekijken of het mogelijk is om het beleid rond studentenhuisvesting uit te bouwen? Want vandaag zie ik op Vlaams niveau geen enkele beweging op dat vlak.
De heer Warnez heeft het woord.
Dat studenten geconfronteerd worden met hogere kosten, dat is zeker zo. De kotprijs die stijgt, de energiefactuur die stijgt, de kost van het studentenleven tout court die stijgt. En laat het duidelijk zijn dat in Vlaanderen geen enkele student de kans mag worden ontnomen om verder te studeren vanwege de financiële situatie.
Om die doelstelling te bereiken, moeten we in de eerste plaats naar onszelf kijken, naar onze eigen steunmaatregelen. Dat betekent uiteraard die studietoelagen. Een van mijn stokpaardjes daarbij is dat heel wat studenten vandaag nog altijd hun studietoelage verliezen als ze van het secundair naar het hoger onderwijs overstappen, hoewel er aan hun persoonlijke situatie niets is gewijzigd. Ik denk dus dat we daar nog altijd moeten kijken naar die voorwaarden, om die op elkaar af te stemmen. En het blijft heel belangrijk om ook tijdig te betalen. Ik onderstreep daarbij uiteraard de oproep van collega Coenegrachts.
Onze rol is ook: partners verbinden. Studenten kloppen heel vaak aan bij het OCMW waar ze wonen, omdat men daar ook de steun moet aanvragen. Het is belangrijk dat we daarom een netwerk creëren tussen de kennis die er is bij de stuvo’s en bij de OCMW’s in studentensteden, met de overige OCMW’s die met die vragen geconfronteerd worden.
Vandaar mijn vraag, minister: op welke manier wilt u de stuvo’s en de OCMW’s verder met elkaar verbinden?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het zijn inderdaad bijzonder harde tijden, en dat geldt ook voor studenten. De winkelkarren worden voor iedereen duurder, de prijs van koten gaat door het dak en het is intussen al gebleken dat deze regering daar niets aan wil doen. We gaan dus inderdaad naar situaties waarbij studenten er twee studentenjobs bij moeten nemen, om het allemaal nog te kunnen betalen. Dat gaat dan vaak ten koste van hun studies. Het is ook al de tweede keer op korte tijd dat ze op de proef worden gesteld. Corona was bijzonder heftig, dit komt er nu bij.
Nu, tijdens corona zijn er een aantal dingen beslist. Ik sluit mij trouwens aan bij de voorstellen die collega D’Haese heeft gedaan, maar ik wil er nog twee aan toevoegen.
Ten eerste, in de coronaperiode zijn er extra middelen gegaan naar de stuvo’s om studenten die echt tegen zware financiële problemen aanlopen, te helpen. Is het geen optie om daar opnieuw een inspanning te leveren?
En ten tweede, er is hier al veel gezegd over de studietoelagen, uiteraard ook een heel belangrijke financiële hulp voor studenten. Is het ook geen piste om te kijken of we de inkomensgrenzen voor de studietoelagen niet kunnen verlagen, zodat een grotere groep studenten vandaag in aanmerking komt en wij hen heel concreet kunnen helpen om de facturen te betalen?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, steeds meer studenten moeten inderdaad, boven op hun studietoelage, nu al gaan aankloppen bij de OCMW’s. U zult hier toch de vinger aan de pols moeten houden, onder andere via de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en de studentenvoorzieningen. U zult dat nauwgezet moeten opvolgen, en indien blijkt dat een buitenproportionele groep studenten in de problemen dreigt te komen, dan moet deze Vlaamse Regering toch de nodige maatregelen nemen, zodanig dat de studentenvoorzieningen versterkt kunnen worden om studenten met grote financiële moeilijkheden via deze weg verder te helpen. Want anders zal het lokale niveau via de OCMW’s, of via flankerende maatregelen, deze factuur moeten betalen, en dat lijkt mij niet aangewezen, aangezien onze steden en gemeenten sowieso al vele extra kosten hebben, onder andere door de energiecrisis. Het lijkt mij sowieso niet wenselijk dat, wat deze kwestie betreft, er te veel verschillende maatregelen worden genomen door het lokale niveau, want dat getuigt niet van consequent beleid.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, mijnheer D’Haese, een ingestudeerd nummer, een ingeoefende repliek. Een repliek die ongetwijfeld goed op voorhand is voorbereid. Ongeacht wat ik ook zou antwoorden, die repliek lag vast. U gaat zelfs niet in op de concrete ondersteuningsmaatregelen die ik vernoem. Uw stelling is: de minister van Onderwijs is bevoegd voor alles en verantwoordelijk voor alles. Bedankt dat u mij die verantwoordelijkheden toedicht, maar dat is beneden de waarheid.
Waarvoor ik wel verantwoordelijk ben, dat is: het onderwijsbeleid en onderwijsmiddelen. En daarvoor kan ik u, wat het hoger onderwijs betreft, recht in de ogen kijken en zeggen dat we dat met deze regering een ongelooflijke financiële boost geven. Niet eenmalig, niet alleen in het kader van energie- of andere oplopende kosten, maar structureel, periodiek terugkerend. Nu, in de recente beslissing, kennen we nog 75 miljoen euro periodiek terugkerende middelen toe aan het hoger onderwijs en geven we het een extra boost, wat absoluut mogelijkheden biedt, net zoals we vanuit het onderwijsbeleidsdomein verantwoordelijk zijn voor hoge studietoelagen – geïndexeerd – en lage inschrijvingsgelden. Dat is onze verantwoordelijkheid, waarmee wij de democratische toegang tot het hoger onderwijs absoluut garanderen en waarbij we, daarbovenop, met deze regering een ongelooflijke investeringsboost geven aan dat hoger onderwijs, zoals er, mijns inziens, eigenlijk tevoren nog nooit gegeven is.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u hebt gezegd dat koten, voeding, koude in de les uw bevoegdheid niet is. Ik heb daar op gereageerd en gezegd dat het absoluut uw taak als minister is om daarvoor te zorgen. Dat heeft niets met een ingestudeerd nummertje te maken.
Minister, wat u hier komt te zeggen, is: ‘Wij indexeren alle budgetten.’ Dat zou er verdorie nog aan ontbreken dat u de budgetten niet indexeert. U zou dat inderdaad beter op een aantal andere domeinen ook doen; voor alle andere overheden in het land is dat de evidentie.
En dan zegt u: ‘De historische onderfinanciering in het hoger onderwijs die we hebben opgebouwd, met de N-VA, maken we nu een stukje goed. En dat is een crisismaatregel.’ Minister, maak dat de kat wijs. We zitten vandaag in een crisis die veel mensen treft en het is goed dat we een sociaal tarief hebben, het is goed dat we toelagen hebben, maar u onderschat totaal dat er vandaag een veel bredere groep is die in de problemen komt. Er zijn mensen die die toelagen niet krijgen, die er geen recht op hebben, die een te hoog inkomen hebben, maar toch in de problemen geraken.
Minister, tegen al die mensen zegt u: business as usual. Trek uw plan. Ga naar de sociale dienst van de universiteit, en als dat niet volstaat, naar het OCMW. Als dat uw boodschap is aan de mensen die in de toekomst Vlaanderen moeten maken, dan denk ik dat ze nog eens twee keer zullen nadenken voor ze u opnieuw als minister van Onderwijs willen. (Applaus bij de PVDA)
De actuele vraag is afgehandeld.