Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
De Vlaamse steden en gemeenten verbruiken voor ongeveer 104 miljoen euro aan elektriciteit om het licht te laten branden tijdens de avond en nacht. Dat doen ze met 1,2 miljoen armaturen. Wat is een verbruik van 104 miljoen euro? Dat is hetzelfde als 20 procent van de productie van onze zonnepanelen in Vlaanderen. We kunnen daarop besparen. Dat kost 450 miljoen euro, maar we kunnen er ook 30 procent op besparen. Minister, als ik dan kijk naar de cijfers van uw Zonneplan, dan komt die besparing overeen met de productie van de zonnepanelen die u wilt plaatsen in 2018.
Dit is inderdaad een gigantische investering, zoals ik daarnet zei. Waarom willen we dat dan inderdaad ‘verledden’, en het ook slimmer maken? Omdat de discussie altijd terugkeert. Moet er hier worden verlicht? Moet er wel zoveel worden verlicht? Moet er bijvoorbeeld gedurende de hele nacht worden verlicht? We moeten echter vaststellen dat het exacte verbruik niet wordt gemeten, maar wordt berekend door de distributienetbeheerders. Ook tijdens hoorzittingen is dat gebleken. We moeten ook vaststellen dat alles wat te maken heeft met het verbruik, plus het materiaal dat men nodig heeft om eventueel de straatarmaturen te vernieuwen of te herstellen, kosten zijn voor de gemeenten, maar dat alles wat te maken heeft met de onderhoudskosten, dus met manuren, is ingecalculeerd in de openbaredienstverplichting, die wordt doorgerekend in onze elektriciteitsfactuur. Daardoor krijgt een gemeente of een stad ook heel moeilijk een zicht op wat nu de totale kostprijs is voor openbare verlichting.
In Halle is men nu gestart met een project van PajoPower, een coöperatieve. Die zeggen dat, als men wil overstappen naar een alternatief financieringssysteem, ze heel wat pijnpunten ontmoeten. Minister, die pijnpunten hebben we ook bij u aangekaart. Wat zult u dus doen om de steden en gemeenten aan te sporen om inderdaad versneld over te gaan naar dat ‘verledden’? Dat zou uw Zonneplan immers kunnen vooruithelpen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, dank u wel voor uw vraag. Voor mij is het duidelijk: de steden en de gemeenten, de lokale besturen zijn cruciaal in de energieomslag die we in de komende jaren moeten maken. De topprioriteit is nog altijd energiebesparing en -efficiëntie. Dat betekent dat het ‘verledden’ en verslimmen van de openbare verlichting voor de lokale besturen inderdaad een zeer belangrijk aandachtspunt is. Ik geloof en hoop ook dat dat in de komende verkiezingsprogramma’s en ook in de uitvoering van die verkiezingsprogramma’s in de komende jaren in een stroomversnelling zal gaan.
Je kunt dat natuurlijk op verschillende manieren aanpakken, bijvoorbeeld via de distributienetbeheerders. Mijnheer Somers, je kunt het bijvoorbeeld, zoals de stad Mechelen, volledig in handen geven van Eandis. Daar heeft men dat zo gedaan. Je kunt via een coöperatieve en via een vergoeding, via de besparing op de factuur werken, zoals PajoPower in Halle. Je kunt ook naar een publiek-private samenwerking gaan, waarbij de gemeente een externe partner onder de arm neemt om dat te realiseren. Een voorbeeld daarvan is Light as a Service in het Waalse Gewest.
We moeten ook verder durven te kijken. Het gaat niet alleen over verlichting, het gaat ook over innovatie. Je kunt die verlichtingspalen meteen ook inzetten als laadpaal – ik heb dat gezien in Duitsland – of voor het meten van de snelheid van voertuigen. Je kunt werken met sensoren om op bepaalde plaatsen meer te besparen, in het kader van een ‘smart city’. Ik denk dus dat het Vlaams EnergieBedrijf (VEB) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) dit nauwgezet volgen.
Wat is de conclusie wat mij betreft? Dit zijn aanzienlijke, maar belangrijke investeringen. Gemeenten kunnen daarvoor steeds bij het VEB of de VVSG terecht. De gemeenten zijn aan zet in dezen. Ik ondersteun hen daarin. Ze moeten dit doen. Ik roep hen daartoe op. Dat is de lokale autonomie. Ik zal hen niet verplichten. Mijnheer Gryffroy, ik doe dat trouwens niet graag. U weet dat. Ik wil hen stimuleren, ik wil hen motiveren, ik wil hen overtuigen, maar ik ben ervan overtuigd dat ze het gewoon zullen doen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik vind het ontoereikend. U verwijst naar het Waalse Gewest. Welnu, het Waalse Gewest heeft 'light as a service' opgestart enkel voor gewestwegen en autosnelwegen. Het Agentschap Wegen en Verkeer heeft dat anders gedaan: ze doen de investering van 16 miljoen euro en maken dat ze zo snel mogelijk hun geld terugverdienen.
U hebt zelf vermeld dat er verschillende mogelijkheden zijn. De steden Mechelen en Puurs hebben hun CAPEX overgedragen voor 1 euro. Is dat de beste oplossing? Om alles in handen te geven van de distributienetbeheerders (DNB's), waardoor een aantal kosten blijven plakken bij de dienstverplichting? Of durven we het debat aangaan om particuliere bedrijven, in pps of samen met de DNB's, te laten werken aan' light as a service', maar waarbij we ook gaan discussiëren over de kerntaken voor de DNB's? Is dat hun taak of moeten zij enkel nog faciliteren? Dan is het voorbeeld van Mechelen misschien het minst liberale? Zijn er andere voorbeelden die interessanter kunnen zijn, zoals dat van Halle?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het debat over de openbare verlichting, als klein maar niet onbelangrijk onderdeel van het energiebeleid, is ook al in de commissie gevoerd en er zijn hoorzittingen gehouden. Ik wil ervoor pleiten om meer efficiëntie aan de dag te leggen. Het kan en mag niet de bedoeling zijn dat straks driehonderd gemeenten en de Vlaamse overheid apart naar de markt gaan om 'light as a service' te vragen. Dan staan we heel zwak. Laten we de krachten bundelen, samen met de netbeheerders, en laten we de Vlaamse openbare verlichting inbrengen in dat geheel en op die manier de markt uitdagen om op een duurzame manier onze wegen te verlichten, maar laten we dat niet in verspreide slagorde doen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, in tegenstelling tot de heer Gryffroy ben ik geen keizer-koster en denk ik dat de gemeenten best in staat zijn om zelf geschikte projecten voor hun stad of gemeente uit te kiezen. Ik heb u net een aantal alternatieven horen noemen die evenwaardig zijn: 'light as a service', waarbij je enkel de lichturen betaalt en je als gemeente geen enkele verantwoordelijkheid hebt voor het afval, de productie en de kosten. Dat past mooi in een circulaire economie. Daarnaast is er het project in Halle, waarbij ook burgers mee kunnen investeren en de voordelen daarvan kunnen plukken.
Minister, kan het interessant zijn om met de VVSG contact op te nemen om na te gaan op welke manier de Vlaamse overheid de steden en gemeenten kan ondersteunen om tot de voor hen meest geschikte oplossing te komen?
De heer Danen heeft het woord.
We lopen in Vlaanderen blijkbaar wat achter op de ons omringende landen wat betreft de straatverlichting, niet zozeer als het gaat om het aantal lampen en armaturen, maar wel op het gebied van toekomstgerichte investeringen. Tijdens een hoorzitting die hier onlangs werd gehouden, zei de VVSG dat veel, vooral kleinere, steden en gemeenten niet weten hoe ze daaraan moeten beginnen. Als ik kijk naar het voorbeeld van Halle, stel ik vast dat i-Cleantech Vlaanderen, uw kabinet, het Vlaams EnergieBedrijf, Eandis en PajoPower allemaal betrokken partij zijn. Dat is een bijzonder complex gegeven.
Ik wil u daarom vragen om te werken met proeftuinen en proefprojecten en lering te trekken uit wat het best werkt, om op die manier de andere steden en gemeenten te ontzorgen. Al ben ik er dus van overtuigd dat steden en gemeenten moeten ontzorgd en gestimuleerd worden, dan zal het toch nog zo zijn dat een aantal van hen niet zullen volgen. Bent u van plan om concrete en strenge doelstellingen voorop te stellen om ervoor te zorgen dat onze straatverlichting, bijvoorbeeld tussen nu en over vijf jaar, verduurzaamt?
Ik zal niemand verplichten en ik zal niets proberen te verbieden. Ik vind ook dat het gedaan moet zijn met de keizer-kostermentaliteit. De gemeenten weten best wel wat ze moeten doen. Ze kunnen die beslissingen nemen en die investeringen doen, en ik heb de mogelijke partners al genoemd.
We hebben een Vlaams energiebedrijf: het Vlaams EnergieBedrijf, u wel bekend, mijnheer Gryffroy. Dat heeft toch een bepaald doel, het kan toch een aantal taken opnemen op dat vlak. We hebben een vereniging van Vlaamse steden en gemeenten, de VVSG, waar ik voortdurend mee in overleg ben. Er gaat geen week voorbij of ik heb met de speciale gezant van de VVSG, de heer Depuydt, contact, hetzij telefonisch, hetzij via mail. Ik wil gerust met mijn collega Weyts nog eens samenzitten om te kijken hoe we de openbare verlichting van de autosnelwegen en de gewestwegen kunnen regelen, maar dat is allemaal niet nodig. We hebben gemeenten, we hebben lokale besturen, die perfect weten dat, als ze die investering doen, de factuur een flink stuk naar omlaag kan en het voor een groot stuk helpt in het behalen van de doelstellingen op het vlak van energie-efficiëntie. Als al die gemeenten en steden het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend enkele jaren geleden, dan is het nu toch niet aan de minister van Energie om te gaan voorschrijven wat al die gemeenten moeten gaan doen. Als dat het geval zou zijn, dan kunnen wij meteen zeggen dat we het allemaal zullen overnemen, dat we de gemeenten hun bevoegdheden zullen afnemen en zelf zullen beslissen wat er allemaal gebeurt.
Het zal in de komende weken heel duidelijk zijn, als u de verkiezingsprogramma’s van alle politieke partijen en zelfs van neutrale partijen zal zien, dat er een stuk energie zal inzitten en dat het hoofdstuk over ‘verledding’ van de openbare verlichting erin zal staan. Ik hoop alleen maar dat om te beginnen de partijen van de meerderheid die straks in de meerderheden zullen zitten, maar ook die van de oppositie, daar twijfel ik zelfs niet aan, dan ook effectief, daadwerkelijk, dat programma gaan uitvoeren en er in de komende jaren voor zullen zorgen dat hun openbare verlichting efficiënter wordt, goedkoper wordt en dat er effectief, in overleg en samenspraak met anderen, kan worden gerationaliseerd.
De conceptnota rond openbare verlichting is een conceptnota van de N-VA. Uiteraard zullen we die onderschrijven als we in de meerderheden zitten. Ten tweede, hetgeen het Agentschap Wegen en Verkeer doet, is al in uitvoering. Daar ziet u al de ‘verledding’ langs de autosnelweg. Daar investeert de minister zelf, met de middelen van het Agentschap Wegen en Verkeer. Ten derde, hetgeen in Mechelen is gebeurd, mijnheer Somers, is totaal tegen de liberale principes, want u versterkt zelfs de openbaredienstverplichting, tegen de principes van uw kerntakendebat. Ten vierde, als u het hebt over Halle, zit u met het probleem zoals de heer Bothuyne vermeldt, dat heel veel kleinere gemeenten het soms moeilijk hebben om te beslissen. Zij zijn juist degene die leuke projecten hebben, maar die botsen op een administratieve molen. Dat zou de taak kunnen zijn van de overheid, en dat is het antwoord dat ik van u had verwacht: maak van Halle een proeftuinproject, waar al die verschillende actoren elkaar leren kennen en weten hoe ze in de toekomst van andere steden en gemeenten kunnen kopiëren. Dat was eigenlijk het antwoord dat ik van u had verwacht.
De actuele vraag is afgehandeld.