Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, collega’s, nog niet zo lang geleden ging er na de reportage van Pano over het Antwerps drugsmilieu en de gevolgen voor buurten en bewoners, een schokgolf door de gelederen van iedereen die met kinderen en jongeren werkt in Antwerpen, niet het minst van mensen uit het jeugdwerk en het onderwijs.
Mijn collega-schepen van Onderwijs van de stad Antwerpen, de heer Marinower, is niet bij de pakken blijven zitten. Hij heeft mensen rond zich verzameld, zowel vanuit het harde, repressieve milieu of de kant van de overheid, als van preventie, onderwijs en gezondheidszorg. Dat heeft resultaten gehad. De stad Antwerpen presenteerde effectief een tweestappenplan. Stap een: ouders, leerlingen, leerkrachten en mensen van het CLB beter informeren en sensibiliseren. Het gaat hier niet langer alleen over het drugsgebruik maar vooral over het inzetten van 10-, 11-, 12-jarigen als drugskoerier, drugsdealer of hulpje van.
Stap twee: informatie vergaren. Waar er verontrustende signalen zijn vanuit scholen over kinderen, moeten die snel worden opgevolgd. Ik herken die twee stappen, het zijn ook de stappen die ik in mijn eigen stad en andere steden heb gezien en die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld inzake radicalisering. Mensen uit de verschillende sectoren moeten goed worden geïnformeerd over wat er gebeurt en het nieuws moet snel worden vergaard en op de juiste plaats worden gebracht om verder te helpen.
Ik zie in die trend misschien ook wel mogelijkheden voor Vlaanderen om dat niet alleen in de stad Antwerpen toe te passen maar om overal waar dit soort fenomenen opduikt kort op de bal te spelen. Minister, ziet u in een aanpak zoals in Antwerpen mogelijkheden om dat Vlaams te ontplooien? Ik kijk dan natuurlijk niet alleen naar u, maar naar de Vlaamse Regering waar er ook andere mensen zijn met andere bevoegdheden.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, ik heb dat vanmorgen in de krant moeten lezen zonder dat ik het plan had. Op zich vind ik het een goede zaak dat er in de strijd tegen drugs goed wordt samengewerkt over alle actoren heen. Ik heb gelezen dat de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) mee worden ingezet, dat men geen aparte punten in het leven roept maar de bestaande punten zal hanteren, en dat men ook leerkrachten zal proberen te sensibiliseren. Als zij signalen zien, moeten ze de problemen niet oplossen maar ze wel doorgeven aan de CLB’s. Zij zullen er dan voor zorgen dat daar de nodige informatie voorhanden is over waar men vervolgens terechtkan. Ik vind dat de juiste aanpak.
Maar u zult me wellicht niet kwalijk nemen dat ik bijzonder ongelukkig was over de cover van de krant vandaag: ‘Leerkracht moet drugskoeriers helpen opsporen'. Sorry, maar dat is niet de taak van onze Vlaamse leerkrachten: het zijn geen drugsagenten. Ik heb van de heer Marinower gehoord dat dat helemaal niet de bedoeling is, dat men in de strijd tegen drugs op scholen wil informeren, sensibiliseren en de mogelijkheid bieden om te remediëren via andere kanalen. Op zich vind ik dat inhoudelijk zeer interessant. Ik heb gevraagd om me het plan te bezorgen zodat ik het rustig kan bekijken en zodat we kunnen nagaan hoe, wanneer het wordt goedgekeurd door het schepencollege, dat ook op andere plaatsen kan worden gehanteerd, wetend dat het probleem, afhankelijk van de regels in Vlaanderen, al dan niet acuter is.
Inhoudelijk heb ik geen enkel probleem met de werkwijze, maar wel met de schreeuwerige krantenkoppen daarover.
Minister, ik heb intussen de krachtlijnen gelezen en het is een zeer eenvoudig maar wel doelgericht plan. Ten eerste moeten de nodige sectoren worden geïnformeerd en gesensibiliseerd, alsook de mensen uit de sectoren met wie jongeren in contact komen, zowel binnen jeugdwerk als binnen onderwijs en andere plaatsen. Ten tweede moeten zij effectief verontrustende signalen doorgeven. Ik denk dat Vlaanderen op heel wat terreinen dat signaal mee kan oppikken en kan helpen om het probleem op te lossen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onderwijs zelf waar de doelgroepen door uw ministerie, via bijvoorbeeld Klasse worden bereikt, maar ook aan het verspreiden van de werkwijze van Antwerpen naar andere CLB’s en aan de meldpunten van de lokale politie waar al goed werk is geleverd inzake radicalisering.
Ik denk dat hier effectief een fundament ligt waarop verder kan worden gewerkt.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, scholen worden tegenwoordig met middelengebruik door jongeren geconfronteerd. Ze hebben nood aan ondersteuning en zijn dikwijls zelf vragende partij om die ondersteuning te krijgen. Ik ben me ervan bewust dat er geen algemeen geldende aanpak bestaat, want de ene school wordt meer dan de andere school met middelengebruik geconfronteerd. Het is echter belangrijk dat de scholen weten waar ze terechtkunnen om die ondersteuning te krijgen en welk materiaal voorhanden is. Ze kunnen daarvoor terecht bij de lokale Drugpunten, die in Vlaanderen zeer goed werk leveren.
Minister, in januari 2018 hebt u in uw antwoord op mijn vraag om uitleg over middelengebruik verklaard dat binnen het beleidsdomein Onderwijs een werkgroep van start zou gaan om minister Vandeurzen opdrachten en adviezen te geven in functie van mogelijke acties en maatregelen. Ik vind dat positief, want ik denk dat de samenwerking tussen de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn van zeer groot belang is.
Minister, kunt u ons een stand van zaken geven over het verloop van deze werkgroep? Zijn hier al zaken uit voortgekomen?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, ik zou eigenlijk graag het woord geven aan de heer Van de Wauwer.
Dat is geen probleem.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, in verband met dergelijke uitdagingen is het belangrijk dat het gesprek op het bevoegde bestuursniveau, namelijk het niveau van de Vlaamse overheid, wordt aangegaan in plaats van eerst naar de media te stappen. Het college van burgemeester en schepenen moet het voorstel nog bespreken, maar het staat nu al in de media.
Het is goed de CLB’s hierbij te betrekken, maar de leerkrachten wijzen zelfs op hun hoge planlast. Dit is naar aanleiding van de vorige vragen om uitleg al aan bod gekomen. We moeten er dan ook op letten dat we de leerkrachten niet overbelasten door hun ook nog eens deze taak te geven en hen bijna als drugshonden in te zetten. Ik denk dat we daarvoor moeten opletten. Leerkrachten weten natuurlijk beter dan wie dan ook wat er in een klas en bij de leerlingen leeft.
Minister, ik denk dat de vragen van de Antwerpse scholen heel belangrijk zijn. We moeten de dialoog met hen aangaan. Hebt u weet van vragen vanuit de Antwerpse scholen? Welke gesprekken hebt u nog gepland? (Opmerkingen van minister Hilde Crevits en van de voorzitter. Gelach)
Ik denk dat we een goede evenwichtsoefening moeten maken om na te gaan tot waar de verantwoordelijkheid van de leraar gaat. Dat is ook zo in het geval van pesten of cyberpesten. Dat is ook zo als het om de herkenning van kinderarmoede gaat.
Wat mij aan de Antwerpse aanpak interesseert, is dat daar wordt nagegaan hoe we er door middel van kleine zaken voor kunnen zorgen dat de leraren die iets zien of signalen herkennen dit aan de bevoegde instanties kunnen doorgeven. Het gaat dan om een CLB of een meldpunt in Antwerpen. Op zich vind ik deze informatiedoorstroming goed. De informatieronde vind ik ook goed. Wat ik zeker goed vind, is dat geen nieuwe kanalen worden uitgevonden, maar dat gebruik wordt gemaakt van wat bestaat om iets zeer specifiek en schrijnend te trachten oplossen. Als we in Pano of andere uitzendingen zien dat jongeren van 12 of 13 jaar oud als drugskoeriers worden gebruikt, is dat een levende schande. Om daar iets aan te doen, kan een leraar soms iets opvangen of zich soms om iets zorgen maken. We hebben dat ook gemerkt tijdens het hele radicaliseringsdebat. Het is van belang te weten dat ze een signaal kunnen herkennen en aan een instantie kunnen doorgeven. Dit kan hen wat zorgen besparen. Indien het geen planlast bespaart, kan het zelfs wat zorgen wegnemen of kan het helpen in de strijd tegen deze zeer ernstige feiten.
Ik had wel liever gehad dat de heer Marinower eerst met ons contact had opgenomen. Zoals daarnet is gezegd, hebben we een werkgroep die rond drugs werkt. Voor de scholen beschikken we ondertussen over een draaiboek en een brochure over hoe ze hiermee kunnen omgaan. Klasse heeft hierin ook een rol gespeeld.
Ik zal het gesprek zeker nog eens aangaan. Het is altijd aangenamer om het niet eerst in de krant te lezen en dan 's middags een vraag te moeten beantwoorden over wat ik ermee ga doen, zonder dat het plan spontaan is overgemaakt. Maar kom, dit is misschien oplosbaar in de nabije toekomst.
Die techniek is de Vlaamse Regering toch ook niet zo vreemd, dacht ik.
Neen, dat is eigenlijk niet waar. Als wij bijvoorbeeld een lijst hebben van investeringen in scholen voor Antwerpen, dan weet de schepen dat altijd voor ons. Hij communiceert zelfs soms voor ons als het gaat over Vlaamse middelen. Maar dat getuigt van zijn grote engagement voor de stad natuurlijk.
Collega's, ik wil dit zeker opnemen. Collega De Meulemeester, de werkgroep heeft ook goed werk verricht. Ik dacht dat het nog moest worden goedgekeurd door het schepencollege, maar als het schepencollege het plan van aanpak goedkeurt, dan kunnen we zeker kijken hoe we daar in Vlaanderen al of niet ondersteuning aan kunnen geven. Voor mij is de toetssteen dat het leerkrachten helpt en hen niet belast. Dan is het voor mij zeker goed. Ik heb geen indicatie dat het omgekeerde het geval zou zijn.
Voor onze fractie is de toetssteen: helpt het kinderen vooruit? Ik ben een beetje ontgoocheld in de uiteenzetting van de heer Van de Wauwer. Ik heb in mijn eigen stad met heel wat leerkrachten gesproken die kinderen en jonge mensen hebben zien vertrekken naar Syrië. Ze vroegen wat ze meer hadden kunnen doen, welke signalen ze hadden kunnen oppikken. Ze zeiden niet dat ze dat hadden kunnen voorkomen. Hun vraag ging erover hoe ze het beter hadden kunnen herkennen. Daarop hebben wij een heel programma ontwikkeld, samen met uw eigen stad, met de stad Mechelen en met andere steden om leerkrachten goed te informeren over welke rol ze kunnen spelen. 10-, 11- 12-jarigen zitten nu eenmaal vijf dagen in de week en tweehonderd dagen per jaar in een klas. Wie is er naast ouders of vriendjes beter geplaatst om signalen te ontdekken dan leerkrachten? Dan denk ik in de eerste plaats niet aan de vraag of het nu te vroeg in de gazet stond of niet, of het al is goedgekeurd in het schepencollege van Antwerpen of niet, maar dan denk ik aan het feit of we kunnen vermijden dat 10-, 11- en 12-jarigen in de handen van de drugsmaffia vallen, of als ze er al in gevallen zijn, hoe we ze er opnieuw uit kunnen halen, en niet aan een partijpolitiek spelletje. (Applaus bij de N-VA en de Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.