Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kwaliteitsborging bij de ontwikkeling van de nieuwe eindtermen
Actuele vraag over het ambitieniveau van de nieuwe eindtermen
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, nog niet zo lang geleden, namelijk op 26 januari 2018, heeft het Vlaams Parlement een nieuw decreet over de onderwijsdoelen goedgekeurd. Daarin heeft het parlement heel duidelijk gesteld dat de nieuwe eindtermen helder, concreet zijn, de oude afgestoft moeten worden, er minder moeten zijn. Eén ding hebben we niet in het decreet opgenomen: dat de lat lager moet – voor geen enkele van de sleutelcompetenties, voor geen enkele van de toekomstige eindtermen, die op dit moment verder worden ontwikkeld door de ontwikkelingscommissies.
Vorige week, en niet deze morgen, zoals voor sommigen, was mijn verbazing dan ook groot toen ik voor de eerste keer contact had met een aantal mensen die mij en mijn fractie verwittigden dat het niet de goede richting uitging, dat er op die ontwikkelingscommissies stemmen, deelnemers waren, die, bijvoorbeeld, rond het Nederlands en andere talen effectief de lat lager willen leggen. En de discussie gaat voor mij niet per se over of men nu niveau A2 dan wel niveau A1+ wil nastreven. Voor onze fractie is het in ieder geval duidelijk dat die richting niet de goede is. In het lange traject voor het decreet over de eindtermen, dat we hier hebben goedgekeurd, hebben we heel veel mensen gesproken. Heel veel leerkrachten en leerlingen hebben getuigd dat men op het vlak van het Nederlands en vooral van andere talen meer wil. Men wil na zes jaar secundair onderwijs, na dertien jaar leerplichtonderwijs, effectief op een goede manier in andere talen kunnen converseren met mede-Europeanen.
Minister, ik had deze vraag als een vraag om uitleg ingediend, maar ze wordt vandaag als actuele vraag behandeld. Als dit soort signalen ons bereikt, dan willen we toch wel een stand van zaken.
Het parlement heeft alle vertrouwen gegeven aan die ontwikkelingscommissies. Ze vallen niet onder onze bevoegdheid. Daarom stel ik de vraag aan u. Wat is de stand van zaken met betrekking tot hun werkzaamheden, en vooral, hoe is de borging van de kwaliteit binnen die commissies?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, als hier collega’s over de grenzen van meerderheid en oppositie heen vragen stellen over de eindtermen, dan is dat omdat we die belangrijk vinden. Het gaat immers over de inhoud van het Vlaamse onderwijs en ook over het niveau van dat onderwijs. We zijn daarover uiteraard bezorgd, want we zien in PISA (Programme for International Student Assessment) dat ons niveau jaar na jaar wat afkalft. En daarom is het, zoals collega De Ro al zei, belangrijk dat die nieuwe eindtermen niet alleen actueel zijn, de huidige maatschappij weerspiegelen, maar ook ambitieus zijn. Sp.a heeft dat ook altijd aangegeven.
Maar welke signalen bereiken ons nu uit de ontwikkelingscommissies? Bezorgde vakleerkrachten zeggen dat men die lat eigenlijk lager wil leggen.
Laat dat nu net in het nadeel zijn van sterke presteerders, maar ook en vooral van jongeren die hoog moeten mikken, die willen excelleren, misschien, met andere talenten. Minister, daarom zou ik u willen vragen: hoe zult u die ambitie, die kwaliteit van ons Vlaamse onderwijs vergroten, die lat hoger leggen en die kloof verkleinen? Dat is immers onze belangrijkste uitdaging.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, er zijn inderdaad al een aantal signalen geschetst in verband met de eindtermen, de minimumdoelen in ons onderwijs. Dat is niet iets dat we elke week of elk jaar aanpassen. Dat is iets dat maar één maal om de zoveel jaar gebeurt. We hebben daar goede redenen voor. Peilingsproeven tonen aan dat slechts 7 procent van onze leerlingen, 7 procent, zich onafhankelijk kan redden inzake geschreven Frans. Voor begrijpend lezen zijn de resultaten dramatisch. Een op vier van de studenten die starten aan de universiteit, kent de regel van drie en kan die toepassen. 72 procent van onze leerlingen heeft geen notie van de bewerkingen bij getallenleer. Hogescholen en universiteiten richten lessen Nederlands in, ook in de opleiding Journalistiek, omdat diegenen die instromen – en dat zijn geen allochtonen, dat zijn ook gewone leerlingen met het Nederlands als thuistaal – onvoldoende Nederlands kennen.
Collega’s, als ons dan inderdaad signalen bereiken dat het gewenste niveau van A2 naar A1 gaat, als ons signalen bereiken dat in die commissies mensen pleiten voor géén kennis, als ons signalen bereiken dat hoofden van koepels zeggen dat de lat niet te laag mag, dat ze omhoog moet, dan maken we ons zorgen.
In het decreet staat heel duidelijk dat we ambitieuze minimumdoelen willen, dat we duidelijke en concrete minimumdoelen willen en dat we kennis expliciet willen bij elke eindterm. Elk van die drie is in het belang van elke leerling, maar ook van de leerkracht, want dan weet die: dit moet en de rest is vrijheid. Ik begrijp dat er rond die tafel in die ontwikkelcommissies een aantal mensen zitten die heel graag die vrijheid naar zich toe willen trekken, om die in te vullen, maar dat kan niet de bedoeling zijn.
Minister, de vraag luidt dus: hoe zult u er samen met ons over waken dat die eindtermen concreet en ambitieus zullen zijn?
Minister, ik stel voor dat u eerst de regel van drie uitlegt en dan antwoordt.
Minister Crevits heeft het woord.
Dat hangt af van het aantal minuten dat u me geeft.
Mijnheer De Ro, het zal u misschien verbazen, maar ik ben blij dat deze vraag in de plenaire zitting wordt behandeld. Ik weet dat u een vraag om uitleg had ingediend, maar dit debat is misschien een van de meest fundamentele debatten die er zijn in het onderwijs. Zoals mevrouw Gennez ook zei, dit wordt gedragen bij meerderheid en oppositie. Dat klopt. Wat zijn de verwachtingen die wij als overheid, als parlement stellen ten aanzien van wat leerlingen moeten kennen op school? De manier waarop ze dat aangeleerd krijgen, is eigenlijk om het even, maar wij leggen de minimumdoelen vast inzake wat leerlingen moeten kennen op school.
Het Eindtermendecreet is ondertussen al vrij oud. De oudste eindtermen zijn bijna een kwarteeuw oud. Die zijn gemaakt op allerlei momenten. Die zaten ook een beetje in een black box: er was geen grote procedure inzake de vraag wie daarbij zou moeten worden betrokken, de vraag hoe men dat zou doen. Neen, dat werd op een bepaald moment door de Vlaamse Regering vastgeklikt en werd bekrachtigd in het parlement.
Wat is de verdienste van deze legislatuur en deze regering tot nu? We hebben eindelijk een transparante procedure bepaald inzake de vraag hoe de evaluatie van die eindtermen, zoals voorzien in het regeerakkoord, moet gebeuren. Wat heeft het regeerakkoord gezegd? Dat we onze eindtermen zouden bekijken, dat die eindtermen helderder moesten zijn en dat er minder eindtermen moesten komen. Helderder en minder. Bovendien staat in het regeerakkoord ook dat, als je kijkt naar het lager onderwijs, de lat voor de vreemde talen er hoger moet en er ook voor het Standaardnederlands meer aandacht moet zijn. De drie vraagstellers hebben dat trouwens opgemerkt. Dat zijn zaken die we allemaal hebben opgenomen en zaken die we allemaal zeer goed proberen uit te voeren.
Geachte leden, het decreet is goedgekeurd. Conform het decreet zijn er nu een aantal ontwikkelcommissies aan de slag. Het is de allereerste keer dat er in die ontwikkelcommissies niet alleen onderwijsverstrekkers en experten zijn, maar dat ook leraren, die de dagelijkse praktijk uitoefenen in onze scholen, daar ook deel van uitmaken. Als jullie me vragen of er tot op vandaag veel werk is verricht, dan zeg ik ja. In totaal zijn er al 53 vergaderingen geweest van de diverse ontwikkelcommissies. Als jullie me vragen of ik signalen heb gekregen over het ambitieniveau, dan moet ik daar ook bevestigend op antwoorden.
Ik heb signalen gekregen uit bepaalde ontwikkelcommissies, en ‘talen’ is daarvan een goed voorbeeld, dat men zich daar zorgen maakt over het ambitieniveau. Onmiddellijk na het capteren van deze signalen hebben we onze administratie bij ons geroepen, die deel uitmaakt van de ontwikkelcommissie en dat proces begeleiden en coördineren. We hebben afgesproken dat de lat en het ambitieniveau hoog moeten liggen. Ik zal niet de Vlaamse minister zijn die een set eindtermen naar de valideringscommissie laat gaan waarbij de lat omlaag gaat. Dat is voor mij onbespreekbaar. Ik ben het er wel mee eens dat je het geheel moet bekijken, want er zijn heel wat nieuwe zaken. Zo worden de vakoverschrijdende eindtermen afgeschaft. Ze worden allemaal te behalen eindtermen. Dat is een zeer goede zaak. Er is aandacht voor totaal nieuwe competenties, zoals de digitale competenties, waarvan we allemaal vinden dat ze ingeburgerd moeten zijn in het onderwijs. Voor het eerst gaan we basisgeletterdheid definiëren. Dat is de onderlat waar elke leerling effectief over moet. Maar als ik hoor dat voor talen er bepaalde ambitieniveaus niet zouden stijgen, maar dalen, dan doen wij niet meer mee.
Op dit ogenblik heb ik evenwel geen redenen om aan te nemen dat men niet zeer ernstig rekening houdt met de gemaakte opmerkingen, en daarom vind ik het altijd een beetje spijtig als zo’n tweet gaat escaleren. Nadat de sets eindtermen, conform de bepalingen van het decreet bij mij zijn gekomen, moeten ze vervolgens naar een valideringscommissie, waar de inspectie en een aantal experts in zitten. Formeel moet die commissie geen ambitieniveaus bekijken, maar ze zal wel onderzoeken of alles toetsbaar en coherent is. Daarna volgt er nog een parlementaire procedure.
Het is goed dat deze boodschap over de grenzen van meerderheid en oppositie heen gegeven wordt. Ik denk dat ze op het veld ook gehoord wordt. Ik heb wel vertrouwen in het werk van de commissies. Ik wil u vragen om daar ook vertrouwen in te hebben. We hebben een tijdspad uitgetekend en we zitten binnen de grenzen daarvan. Het wordt iets spannender, nu de eindfase is ingetreden. Ik hoop dat ik binnenkort pakketten zal binnen krijgen, waarvan ik erop kan vertrouwen dat ze het niveau van ons onderwijs omhoog trekken en waarvan ik zie dat leerkrachten er concreet mee aan de slag kunnen gaan. (Applaus bij CD&V)
Minister, ik dank u voor uw helder antwoord, dat aansluit bij de bezorgdheden en bij de ambities van mijzelf en mijn collega’s. Het was niet zo opmerkelijk dat ik vorige week dat signaal kreeg, en vooral rond het Nederlands en andere talen. Vanuit onze fractie is deze legislatuur, en ook daarvoor al, vaak gewezen op een soort 'blind spot'. Vlaanderen moet inspanningen doen om anderstalige mensen heel snel en grondig Nederlands te leren. Maar de keerzijde van de medaille is dat we de kansen van alle kinderen die al Nederlands kennen, omhoog moeten krikken met de kennis van andere talen. Het zou een fout signaal zijn de lat te verlagen, om welke reden ook, zij het de wens om de vrijheid te behouden om in de leerplannen nog allerlei dingen te kunnen wijzigen, of de foute redenering om de lat zo te leggen dat alle kinderen erover kunnen springen. De gezamenlijke boodschap vanuit dit Vlaams Parlement en vanuit de Vlaamse Regering moet zijn dat die lat omhoog moet, want Vlaanderen is op vijftien jaar tijd een groot stuk van zijn voorsprong op de rest van Europa kwijtgespeeld.
Minister, u weet dat we vanuit sp.a een heel concreet voorstel hebben gedaan met betrekking tot de kennis van de Nederlandse taal: maak alle eindtermen bindend voor elke leerling. Dan is de ambitie hoog en dan kun je dat effectief bij elke leerling toetsen, ongeacht zijn richting of schoolkeuze. Dat moet de uitdaging zijn.
Een tweede element is dat onderwijs mensenwerk is. Waar moeten we rekening mee houden? Met wat leerkrachten aanbrengen dat ze kunnen overbrengen aan leerlingen vanuit hun eigen vakgebied, dat lijkt mij belangrijk. Wat moet de overheid doen? Die lat inderdaad hoog genoeg leggen en ambitieus zijn, om ervoor te zorgen dat ons onderwijs opnieuw een knik naar boven maakt en aanknoopt bij de competenties die elke leerling nodig heeft in de 21e eeuw.
De vraag die ik vandaag stel, ligt eigenlijk in het verlengde van de vraag die ik op 8 februari in de commissie stelde over de ontwikkeling van de eindtermen. Eigenlijk komt het erop neer dat, als we het onszelf en onze leerlingen nu gemakkelijk maken, we het onszelf in de toekomst moeilijk maken, want dan zullen de problemen opduiken, vele jaren later, als we nu niet ambitieus zijn om de lat hoog te leggen. We hebben al regelmatig de zesjescultuur aangekaart: iedereen is gelukkig, want iedereen is geslaagd. Joepie! Maar dat confronteert ons heel hard met de resultaten in ons hoger onderwijs, met de uitval, met de hogeronderwijsinstellingen die zeggen: het lukt niet meer in de jaren die we hebben, het niveau gaat achteruit.
Ten tweede, door een aantal vakken te clusteren – ik neem het voorbeeld van aardrijkskunde en geschiedenis – krijgt men experten die samenzitten, die niet noodzakelijk hetzelfde vak beheersen, en dan krijg je een soort gemiddelde eindterm. Nu, gemiddeld is meestal niet het hoogste ambitieniveau dat aanwezig is. Dus, minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat die zeven commissies er toch in slagen om voor die zestien sleutelcompetenties elk afzonderlijk zeer ambitieus en concreet te zijn?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik deel in elk geval de onrust van de collega’s, maar ook van degene die aan de alarmbel heeft getrokken, over het feit dat de lat lager zou worden gelegd door de hervorming van de eindtermen. Dat was niemands bedoeling toen we in het Vlaams Parlement daarover een decreet goedkeurden.
Nivellering en gelijkschakeling staan altijd synoniem voor een daling van de onderwijskwaliteit, en dat mag hoegenaamd niet de bedoeling zijn. Daarom lijkt het me goed dat niet de onderwijskoepels, maar wel het Vlaams Parlement, uiteindelijk het laatste woord zal hebben over die hervorming van de eindtermen, zodat we tenminste naar democratisch gelegitimeerde eindtermen gaan. Ik hoop dat de collega’s voor ogen houden dat we ervoor moeten zorgen dat een dergelijke hervorming geen bedreiging zal zijn voor de kwaliteit van het onderwijs voor de volgende generaties, want dat is een opdracht die we onszelf voor ogen moeten houden, dat we hier werken in functie van de toekomstige generaties in ons Vlaams onderwijs.
Wat ons betreft, moet de lat hoger worden gelegd en moeten we aandacht blijven hebben voor kennis, tradities, cultuur en onze geschiedenis, want kennisoverdracht is nog altijd de essentie van ons onderwijs.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, we hebben in het decreet dat we met het parlement hebben goedgekeurd, heel duidelijk gesteld dat de nieuwe eindtermen minimumdoelen zijn, die ervoor moeten zorgen dat onze kinderen op achttienjarige leeftijd sterk in het leven kunnen staan, dat ze ofwel zeer goed voorbereid zijn om door te stromen naar het hoger onderwijs, ofwel zeer goed voorbereid zijn om door te stromen naar de arbeidsmarkt. We hebben dat zeer duidelijk bepaald, met inhouden en met daaraan gekoppelde finaliteiten.
Er zijn nu commissies aan de slag. Er zijn experten aan de slag, leerkrachten die zeer veel ervaring hebben in wat het betekent om die eindtermen te vertalen in de praktijk. We moeten vertrouwen hebben in die mensen. Dat is belangrijk, maar ik zou u ook willen vragen om zeer nauwgezet toe te zien op de werkzaamheden die in de commissies plaatsvinden, zodat er mooi werk wordt afgeleverd. Ik vind zeker en vast dat wij ook voldoende vertrouwen moeten hebben in de mensen die we hebben aangesteld en die heel veel expertise hebben om die opdracht waar te maken.
Het is juist, zoals diverse collega’s hebben opgemerkt: we zijn nu de minimumdoelen aan het bepalen voor de eerste graad. Dat betekent het eerste en het tweede jaar middelbaar onderwijs.
Wat verwachten we dat leerlingen aan het einde van die eerste graad kennen? Ik herhaal nog eens wat ik daarnet heb gezegd: ik zal niet aanvaarden dat er een set met eindtermen ter validering wordt voorgelegd waarvan het niveau zou dalen. Dat kunnen we ons in Vlaanderen niet permitteren. Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand die lid is van de commissies op dit ogenblik dit als uitdrukkelijke wens heeft. Het gaat immers om minimumdoelen. Dat betekent dat men dan de vrijheid heeft om uitbreidingsdoelen te maken, om nog veel meer diepgang te verlenen, … het is dus een minimumset, maar het is, of het nu wel of niet letterlijk in het decreet staat, een ambitieuze set. Het is een van de eerste zinnen van ons regeerakkoord, als het gaat over het luikje onderwijs: onderwijs in Vlaanderen moet ambitieus zijn.
Dat is voor mij het uitgangspunt en dat is ook een toets die wij politiek mogen maken. Dat is ook de finale toets die u allen in het parlement zult mogen maken. Maar op dit ogenblik is men in de commissies aan de slag.
Mijnheer Daniëls, u begint over aardrijkskunde. Ik heb gehoord dat men voor aardrijkskunde zelfs teruggekoppeld heeft naar de vakgroep leraren aardrijkskunde en dat die allemaal zeer gelukkig zijn. Er zijn zeven of acht commissies, maar de eindtermen worden per sleutelcompetentie gemaakt. Het is de bedoeling dat die allemaal per competentie sterk zijn.
Wij vertrekken ook niet van een wit blad. Er bestaan vandaag eindtermen. Ik wil dat er komaf wordt gemaakt met de overlappingen en het andere taalgebruik en dat we komen tot een coherente set eindtermen waarmee men aan de slag kan gaan. Ik ben ervan overtuigd – al is de opdracht bijzonder uitdagend – dat we dat perfect kunnen halen.
Wat hier tot nu toe misschien te weinig aan bod is gekomen, is dat het parlement wel de lat eindtermen kan bepalen, maar dat het de leraren zijn die de jongeren zo ver zullen moeten krijgen dat ze over die lat geraken. Dat zal ook van ons enige soberheid vragen ten aanzien van de verwachtingen die we hebben ten aanzien van leerkrachten. Er komen zoveel taken op hen af. Vandaag staat weer iets op de cover van een krant over wat ze nog allemaal zullen moeten doen. U zult er straks een vraag over stellen. Leerkrachten moeten kunnen lesgeven. Daarnaast zijn ze ook voor een stukje leerlingenbegeleider, maar daar staat een team van mensen achter hen. Als we dat niet tot zijn essentie herleiden, dan zullen onze leerkrachten nooit in staat zijn om effectief de eindtermen te halen.
Ik ga akkoord dat we ambitie moeten hebben, maar daarnaast moeten we er ook voor zorgen dat onze leerkrachten tijd en zuurstof hebben om daar op de meest optimale wijze mee aan de slag te gaan. (Applaus bij CD&V)
Minister, een jaar geleden of tien jaar geleden had ik hier met collega's kunnen staan en onze bezorgdheid uiten. Sinds het decreet van 26 januari – u verwees er ook naar – echter heeft het parlement een belangrijke stok achter de deur. Het klopt wat mevrouw Helsen zegt: dat we vertrouwen moeten hebben in het werk dat de mensen aan het leveren zijn. Maar vertrouwen alleen wordt soms geschonden. We hebben nu in ieder geval de stok achter de deur dat dit parlement in de commissie en nadien in de plenaire vergadering de eindtermensets zal moeten goedkeuren.
Laat duidelijk zijn dat voor onze partij te weinig ambitieuze eindtermen voor Nederlands, andere talen of andere sleutelcompetenties niet door dit parlement gaan. Ik hoop dat alle experten dat ook begrijpen, dat ze dit mee in hun werkzaamheden incalculeren en met goed werk naar ons zullen komen. Anders zal dat niet dit huis verlaten met een groen licht van onze fractie. (Applaus bij Open Vld)
Minister, ik kom nog eens tot de essentie: de inhoud moet ambitieus zijn en concreet en hanteerbaar voor leerkrachten. Mensen moeten weten wat de overheid verwacht dat leerlingen kennen. Alles wat er tussen onze formulering in het parlement van die eindtermen en wat de leerkracht in de klas doet, staat, moeten we wieden. Dat heet planlast. Dat frustreert leerkrachten. We willen net inzetten op de creativiteit van leerkrachten, en leerplannen zijn soms versmachtend. U moet erop toezien dat leerkrachten de vrijheid krijgen om hun creativiteit te gebruiken om alle eindtermen bij alle leerlingen gekend te zien. (Applaus bij sp.a)
Hier wordt inderdaad gezegd dat het maar de eindtermen zijn van de eerste graad secundair onderwijs, maar die zijn wel cruciaal. Daaraan zullen we ook de eindtermen lager onderwijs koppelen en kunnen we verder bouwen en weten we wat het eindpunt is op het einde van de derde graad.
Minister, we zijn bondgenoten om zeer kritisch te kijken naar wat de commissies zullen afleveren. We zullen dan ook met onze fractie zeer kritisch kijken. Inhoud boven structuren. Eerst eindtermen, dan leerplannen. Dat zijn de minima van ons onderwijs.
De drie toetsstenen voor onze fractie zijn zeer duidelijk. De eindtermen die door dit parlement goedgekeurd zullen worden, zullen én ambitieus moeten zijn, én concreet moeten zijn, én zeer duidelijk bij elke eindterm kennisgeëxpliciteerd zijn. Als aan die drie toetsstenen niet is voldaan, dan zullen deze eindtermen – hoeveel energie er ook in gestopt is – voor onze fractie dit parlement niet verlaten, in het belang van de onderwijskwaliteit en de toekomst van Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.