Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de plannen voor een verdere verstedelijking van de Noordrand en de compatibiliteit hiervan met het beleid van de Vlaamse Regering om het groene en Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand te vrijwaren
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, onder de titel ‘Ceci n’est pas un rand’ kan men momenteel op de webstek Ruimte Vlaanderen een proeve van territoriaal programma lezen over de ruimtelijke ontwikkeling van de Noordrand. Het is blijkbaar bedoeld om met een aantal belanghebbenden, een aantal actoren, te komen tot een gezamenlijk programma met dezelfde doelstellingen.
Volgens onze fractie is dit T.OP, want zo heet dit ding, het territoriaal ontwikkelingsprogramma, enkel bedoeld om de verdere verstedelijking van Brussel te bewerkstelligen. Het is een aantasting van het groene en Vlaamse karakter van de Noordrand. Het is een ruimtelijke onderbouwing van de creatie van een metropolitane gemeenschap. Het is het verder uitsmeren van de Brusselse olievlek naar Vlaams-Brabant. Dit is natuurlijk onze visie. Maar die wordt verstevigd door te stellen dat het hele T.OP niet alleen in strijd is met het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel, (VSGB) maar zelfs met het Vlaams regeerakkoord.
Mijn vraag is duidelijk: wat is uw visie op dit T.OP, het territoriaal ontwikkelingsprogramma? Of anders gezegd, minister, geeft u de Noordrand op?
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in 2014 werd het T.OP Noordrand in het leven geroepen. Daarin werkten Ruimte Vlaanderen, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), de provincie Vlaams-Brabant en Brussel samen aan een plan voor deze belangrijke regio. Deze regio biedt veel economisch potentieel, maar staat ook onder grote ruimtelijk druk. Bovendien is het zo dat noch de Rand noch Brussel als eilandjes kunnen worden beschouwd. Er is dus een belangrijke wisselwerking tussen de gebieden.
Zoals de heer Sintobin al zei, ligt de proeve van programma voor. Er was inderdaad onmiddellijk veel commentaar omdat de grote lijnen toch vooral in de richting van een verdere verstedelijking van het gebied gaan. Nochtans streefden zowel het huidige als het vorige Vlaams regeerprogramma toch eerder naar het behoud van een groene en Vlaamse Rand.
Minister, mijn vraag is daarom vrij simpel: gaat u akkoord met de visie die momenteel is uitgewerkt of gaat u zorgen voor het behoud van een groene en Vlaamse Rand, zoals in het regeerakkoord staat?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, het betreft inderdaad een initiatief dat werd opgestart in de vorige legislatuur. Ruimte Vlaanderen, Brussel, maar ook de provincie Vlaams-Brabant en nog heel veel andere actoren denken gebiedsgericht na over hun visie op de Noordrand. Dit wordt T.OP Noordrand genoemd. Er is ook een initiatief opgestart in Limburg en ook elders in Vlaanderen lopen al een aantal T.OP-initiatieven.
Het dagelijks bestuur heeft, op basis van de verschillende consultaties die werden gedaan, een tekst voorgesteld: een proeve. Het is een puur ambtelijke tekst die uit het dagelijks bestuur komt en absoluut niet politiek gevalideerd is. Op geen enkele manier werd er politiek beslist. De tekst is nu in consultatie en pas daarna zal hij een heel traject doorlopen dat uiteraard uiteindelijk kan finaliseren in een politieke beslissing. Op dit moment is het dus een puur ambtelijk werkstuk.
Uiteraard onderschrijf ik ten volle het Vlaams regeerakkoord. Er staat ook heel uitdrukkelijk in dat we 1000 hectare bijkomend toegankelijk groen in de Rand zullen realiseren. We zijn vanuit mijn bevoegdheid Natuur trouwens volop bezig om dit in uitvoering te brengen. Het is dus zeker niet de ambitie om de verstedelijking door te trekken, om de Rand in gevaar te brengen of om afbreuk te doen aan de taal in de Rand. Dat is zeker mijn intentie niet.
De tekst ligt nu ter consultatie voor. Alle opmerkingen kunnen geformuleerd worden ten aanzien van het dagelijks bestuur van het T.OP. Daarna pas zal er gewerkt worden aan een tekst, die ook zal worden voorgelegd om een politiek traject te doorlopen.
Minister, u maakt zich er natuurlijk gemakkelijk van af door te stellen dat dit een ambtelijk document is, dat het gaat om ambtenaren die een bepaalde visie uittekenen. Welnu, die ambtenaren en die planologen hebben volgens mij geen voeling met wat er op het terrein leeft. U verstopt zich achter een ambtelijke nota. Het gebeurt niet vaak dat ik minister Weyts gelijk moet geven, maar hij heeft tenminste de moed en het lef om te zeggen dat hij dat in de prullenmand gooit. Heb nu toch eindelijk eens de moed om een politiek antwoord te geven op een actuele vraag. We hebben vanmorgen een discussie gehad waarbij u zich verstopte achter het individuele recht van een minister. Nu doet u hetzelfde. Het is duidelijk dat uit dit document blijkt dat dit zal leiden tot een verdere verstedelijking van de Rand en dat het groene, Vlaamse en landelijke karakter van de Rand zal verdwijnen, ondanks wat net de bedoeling van het VSGB en het Vlaamse regeerakkoord is. Minister, heb de politieke moed om dit document vandaag hier naar de prullenmand te verwijzen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister, u zegt dat dit een zaak van de ambtenarij is. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Het is natuurlijk niet het meest verstandige inzicht van die ambtenarij: er is een minister speciaal bevoegd voor dat gebied, terwijl ze die niet meenemen bij de stakeholders. Maar goed, wat gebeurt er na de periode van mogelijkheid tot reactie? Wat zijn dan de volgende concrete stappen die zullen worden gezet en wat is de timing daarvan?
De heer Tobback heeft het woord.
Mevrouw Maes, het verwondert me om u hier te horen pleiten voor het beschermen van het open karakter en de leefbaarheid van de Vlaamse Rand. Het gaat hier over de gemeenten Zaventem, Machelen, Vilvoorde en Grimbergen. Dat zijn dezelfde gemeenten die worden geraakt door Uplace, dat uw partij, de N-VA, met man en macht en tegen alle redelijkheid in heeft doorgedrukt. (Opmerkingen)
Uw pleidooi voor het open karakter van en de rust in de Vlaamse Rand is dus op zijn zachtst gezegd redelijk hypocriet. Ik zal het niet tsjeverig noemen, want dat zou te erg zijn.
Minister, ik deel wel enigszins de bezorgdheid. Aan de ene kant zit niemand te wachten op de uitbreiding van Brussel en van de administratieve zeggenschap van Brussel, maar ik hoop dat u niet zover gaat in het volgen van de twee vraagstellers hier. In wat hier voorligt, zitten er immers ook een aantal projecten die echt vooruitgang bieden voor die gemeenten. Die zitten te wachten op werk, op jobs, op mogelijkheden, op ontwikkelingskansen. Die mag men niet overboord gooien, zoals minister Weyts dat blijkbaar wel van plan is. Mijnheer Sintobin, die belanghebbenden wachten daar immers in de eerste plaats wel op. Die leven vandaag niet in het groene Bokrijk, die leven in verloederde gebieden, waar er dringend vraag naar initiatieven is.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid: we staan natuurlijk achter samenwerking tussen diverse overheden, zeker als het gaat over een complexe regio als de Noordrand. Op de website van Ruimte Vlaanderen wordt echter als reden gegeven om zo’n programma uit te werken dat er heel wat projecten op stapel staan en dat die op elkaar moeten worden afgestemd. Veel van die projecten zijn echter net opgestart door de Vlaamse Regering, en daar is Uplace natuurlijk een mooi voorbeeld van. De vorige spreker verwees er al naar. Het is dus een beetje raar dat je verwijst naar je eigen projecten om dan verder te gaan onderzoeken en dat allemaal op elkaar te doen afstemmen.
Minister, mijn voornaamste bekommernis is dat, als er zo’n nieuw programma wordt opgestart, dat wordt afgestemd op het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van het VSGB. Er is immers al heel wat werk verricht op dat vlak. Ook moet dat inderdaad de verstedelijking in de Vlaamse Rand tegenhouden en niet versterken. In die zin steun ik toch de bezorgdheden van de vraagstellers.
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als de conclusie van het studiewerk natuurlijk is dat er ‘pas de Rand’ is, dan moeten we dat tegenspreken. Ik denk dat er een Rand is, en meer dan ooit. Voorzitter, ik denk dat u ook ermee akkoord gaat als ik zeg dat nadenken in het Vlaams Parlement natuurlijk niet verboden is. Alleen moet de richting de juiste zijn. Minister, het signaal aan de Vlaamse administratie moet zijn om offensief te denken en te werken vanuit de eigenheid van Vlaams-Brabant. Daar zijn concrete projecten voor, ik vraag u om dat ook in de teksten te weerspiegelen en duidelijk te maken.
De heer De Ro heeft het woord.
Dat er over een heel belangrijke regio als de Noordrand offensief en toekomstgericht wordt nagedacht, daar kan niemand tegen zijn.
Het is niet de eerste keer dat zo’n territoriaal ontwikkelingsprogramma tot de nodige commotie leidt. Wanneer er bottom-up wordt gewerkt, dan moet dat ook echt bottom-up zijn. In dat geval moet de administratie de gemeenten en steden die de gevoeligheden kennen, in dat gebied aanspreken. Bij de verdere ontwikkeling van dit denkwerk zal er de nodige ruimte moeten zijn voor plaatsen waar niet alleen wordt ondernomen en waar meer groen kan worden ontwikkeld, vooral in regio’s als de Noordrand waar de bevolking explosief stijgt, zal er ook ruimte moeten zijn voor scholen, sport, jeugd, welzijn en crèches. Op dat vlak lijkt het programma bij een eerste lezing zijn doel voorbij te schieten. Echte bottom-up zou hier veel beter werken, denken wij.
Het is een terechte keuze geweest tijdens de vorige legislatuur om gebiedsgericht en over de grenzen heen van de stad Brussel, het gewest, de provincie Vlaams-Brabant en alle verschillende administraties die daarbij betrokken zijn, na te denken over de langetermijnvisie voor de Noordrand rond Brussel. Het is een keuze om dat bottom-up te doen. Nu zitten we echter een beetje in een tussenfase. Wanneer je bottom-up ideeën wilt sprokkelen, heb je een sneuveltekst nodig die kan worden voorgelegd aan de verschillende actoren voor opmerkingen en kritiek. Dat is de fase waarin we ons nu bevinden, dat is de reden waarom die tekst zo’n eigenaardig statuut heeft. Het is de bedoeling dat iedereen, ook de lokale besturen, de kans heeft om daar opmerkingen over te formuleren. Om die reden, mijnheer Sintobin, vind ik het ook wijs om die tekst alle kansen te geven zonder dat er nu al vanuit politieke hoek wordt gezegd welke richting die uitgaat. Ik vind dat men bottom-up en gebiedsgericht alle betrokkenen de kans moet geven om in alle vrijheid opmerkingen te formuleren op de tekst. Die moet dan teruggaan naar de stuurgroep die er dan voor moet zorgen dat er een nieuw werkstuk komt dat pas dan op het niveau van de politiek kan worden becommentarieerd. Dat is nu eenmaal de consequentie van bottom-up werken.
We moeten natuurlijk ook een onderscheid maken tussen investeringen op korte termijn en op lange termijn. Wanneer men gebiedsgericht zo’n denkoefening doet, kan het niet de bedoeling zijn om bijvoorbeeld gedurende vier jaar niets meer te doen omdat men aan het nadenken is. Dat zou nefast zijn voor de regio. Ik ben het dan ook niet met u eens, mijnheer Sanctorum, om intussen niets meer te doen, geen ontwikkelingen in de regio meer te stimuleren en te wachten op een visie. Het gaat om een regio met bijzonder veel kansen die een aantal ontwikkelingen moet kunnen kennen. Er staat heel uitdrukkelijk in het regeerakkoord – en daar sta ik 100 procent achter – dat we in die Rand duizend hectare bijkomend toegankelijk groen willen realiseren en daar ook aan zullen werken. Die regio zal zijn mooie groene landelijke karakter behouden.
Dat is de visie op dit moment. We wachten af welk traject die tekst nu verder doorloopt. Ik verwacht dat er heel wat opmerkingen zullen komen van de lokale besturen en van de verschillende actoren op basis waarvan een nieuw werkstuk zal worden opgemaakt. In het kader van het beleidsplan Ruimte Vlaanderen moeten een aantal elementen daaruit politiek worden meegenomen en gevalideerd.
Ik ben al blij dat ik geen vraag heb gesteld over het ritueel slachten, stel u voor dat ik dat dan zou moeten toepassen. Dat was een grapje. (Gelach)
Sommigen dachten dat ik dat meende. De heer Vandaele kan getuigen dat minister Schauvliege en ikzelf best goed overeenkomen.
In ieder geval, minister, ik blijf bij mijn mening dat u zich eigenlijk verstopt achter een visietekst, achter ambtelijk overleg en dergelijke. Wie effectief de tekst leest, de visie leest, weet dat dit uitgaat van een verdere verstedelijking van de Noordrand, dat dit, mijnheer Tobback, zeker het landelijke, Vlaamse en groene karakter van de Noordrand zal schaden. U kunt dit niet meer wegnemen van het politieke toneel als een collega-minister een uitspraak doet over een dergelijke tekst. Als hij zegt dat hij die tekst naar de prullenmand verwijst, bindt hij voor een stuk ook de Vlaamse Regering en ook u als bevoegd minister. Ik doe nogmaals mijn oproep: verwijs die tekst naar de prullenmand en bewijs dat de Noordrand Vlaams, landelijk en groen moet blijven.
Ik heb twee zaken onthouden. Het huidige document is een sneuveltekst. Het woord zelf zegt dat daar dan nog een en ander aan zal veranderen. Ten tweede blijft u bij de uitvoering van het Vlaams regeerakkoord. Dat hoor ik natuurlijk ook graag.
Aan de heer Tobback wil ik nog zeggen: ik voel me absoluut niet hypocriet om hier voor een Vlaamse en groene rand te pleiten. Wij hebben dat altijd gedaan. We hebben ons daar niet beschaamd over te voelen. Een aantal van die beslissingen zijn door uw partij genomen in het verleden. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.