Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in het regeerakkoord staat onder meer het volgende: “een overheidslandschap dat bestaat uit sterke steden en gemeenten met meer bevoegdheden en autonomie”; “vertrouwen en ondersteuning voor de gemeenten om met eigen klemtonen te bouwen aan het Vlaanderen van morgen, waarbij de gemeenten in de eerste plaats verantwoording afleggen aan hun lokale democratie”; “een Vlaamse overheid als kaderstellende overheid die de grote doelstellingen van het Vlaamse beleid bepaalt en gemeenten die het vertrouwen krijgen om deze doelstellingen binnen hun lokale context te realiseren en te bepalen welke middelen en mensen ze daartoe inzetten” en “een Vlaams reglementair kader waarbij Vlaanderen de beleidsruimte van de lokale besturen aanzienlijk vergroot”. Het is een bloemlezing uit het regeerakkoord.
Minister, ik heb bij u cijfers opgevraagd over de bouwvergunningen die de deputatie vergunde nadat die door de gemeenten waren geweigerd. Ik stel vast dat de deputatie een op twee bouwvergunningen afwijst. Hoe kunt u de autonomie versterken en garanderen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de Vlaamse Regering en ook het Vlaams Parlement hebben de omgevingsvergunning goedgekeurd. De procedure is helemaal herwerkt. De meerderheid heeft beslist om de beroepsmogelijkheid bij de provincies te behouden.
Wat hebben we dan wel gedaan om ervoor te zorgen dat de gemeenten niet zomaar overruled zouden worden door de provincies? De gemeenten zullen voortaan, als de omgevingsvergunning in werking zal treden, ook vertegenwoordigd zijn in de provinciale omgevingsvergunningscommissie. Ze zullen dus ook mee advies kunnen geven over beslissingen die in de deputatie worden genomen. Daarnaast zijn er ook tal van instrumenten die lokale besturen volop kunnen ontwikkelen, om ervoor te zorgen dat de vrijheid om te oordelen van de provincies beknot wordt. Ik denk aan ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen: allemaal mogelijkheden die vandaag al bestaan en die ervoor kunnen zorgen dat de visie van de lokale besturen volop in werking kan treden en ook weerspiegeld kan worden in de vergunningen.
We moeten die goede voorbeelden ten volle benutten. We moeten ze meer bekendmaken bij de lokale besturen. Maar de omgevingsvergunning is net goedgekeurd. We hebben daar ook in een beroepsmogelijkheid voorzien. Ik stel voor dat we dat nu ook in werking laten treden. Het feit dat de gemeentebesturen mee op dat provinciale niveau advies kunnen geven, zal natuurlijk heel veel soelaas bieden.
Minister, dat klopt. Ik was er zelf bij toen we hier over de omgevingsvergunning hebben gestemd in de plenaire vergadering. U zegt dat de gemeenten aanwezig kunnen zijn op het comité. Maar u vergeet er wel bij te zeggen dat ze daar geen stemrecht hebben. We kunnen wel aanwezig zijn, maar we kunnen onze stem daar niet laten weerklinken. U geeft het voorbeeld van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ik kan u vandaag bevestigen dat de voorschriften die in ruimtelijke uitvoeringsplannen door lokale besturen worden voorgeschreven, vandaag soms met één pennentrek door de deputatie worden weerlegd. Dat maakt het moeilijk om een ruimtelijk beleid te voeren en de autonomie van de gemeentebesturen te erkennen. Ik vraag dan ook, minister, dat u een extra inspanning zou leveren om ervoor te zorgen dat we dat ruimtelijk beleid daar laten waar het het beste past: in de lokale context. U hebt dat zelf in de commissie al gezegd. De lokale besturen kennen vandaag het best de situatie ter plaatse. Daar moet er inderdaad aan beleid worden gedaan. Dat mag niet doorkruist worden door een of andere deputatie die van oordeel is dat het anders moet, waardoor de helft van die vergunningen wordt geweigerd. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, het siert de heer Nevens dat hij het zo opneemt voor de autonomie van de lokale besturen, maar ik wil daar toch eventjes dieper op ingaan. Wie een plan heeft om iets te bouwen, wil zijn droom zo snel mogelijk realiseren. De heer Nevens heeft daar een punt. Vandaag zijn er veel te veel beroepsprocedures, en dan heb ik het niet alleen over de bestendige deputatie, maar ook over de Raad voor Vergunningsbetwistingen, de Raad van State en noem maar op. Dat aanvoelen leeft vandaag nog altijd: er zijn veel te veel beroepsprocedures, die allemaal veel te lang duren en veel te veel tijd in beslag nemen. Minister, hoe gaat u trachten om zoveel mogelijk efficiëntiewinsten te boeken, om ervoor te zorgen dat er minder nodeloze procedures aanhangig worden gemaakt, en dan zeker bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik zal u gelukkig maken want ik denk dat wij allemaal niet tevreden zijn, noch over het antwoord noch over het beleid. De heer Nevens heeft er terecht op gewezen dat op dit ogenblik zowel de gemeenten als de provincies een heel brede, vrije interpretatiemogelijkheid hebben. Minister, daar geeft u geen antwoord op. In veel gevallen weet een beroepsindiener of een vergunningsvrager perfect bij wie hij welk antwoord kan krijgen. Men bespeelt de procedure omdat men weet waar men terechtkan. Ruimtelijke ordening en ruimtelijk beleid zijn geen kwestie van zo snel mogelijk zoveel mogelijk vergunningen afleveren, maar wel van correct de juiste vergunningen afleveren en correct de juiste vergunningen weigeren. Dat vraagt helder en transparant beleid, waarbij de verantwoordelijke beleidsvoerder ook de verantwoordelijkheid kan nemen, of dat nu de gemeente is of de provincie of het Vlaamse Gewest. Maar in ieder geval is dat op dit ogenblik niet zo. U laat die onduidelijkheid en die soep bestaan. Er is zoiets als een gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar die daarop toezicht zou kunnen houden. Maar blijkbaar, als we kijken naar flagrante voorbeelden in de twee richtingen, doet u dat niet. Er wordt niet opgetreden. Waarom niet?
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Nevens, u haalt de problematiek terecht aan. Het geldt voor milieuvergunningen en het geldt voor heel wat stedenbouwkundige beroepen. Er wordt een soort kat-en-muisspel gespeeld door de lokale besturen en de provincies. Als er burgercomités tegen zijn, geven de gemeentebesturen een negatief advies, met de wetenschap dat de vriendjes van dezelfde partij in de deputatie wel positief zullen beslissen. Dat geldt voor windmolens. Bijvoorbeeld in mijn provincie wordt geen enkel dossier goedgekeurd; als het over milieubelasting voor bedrijven gaat, worden ze allemaal goedgekeurd. Dit kat-en-muisspel is een echt voorbeeld van heel slecht bestuur, wie ook de verantwoordelijkheid mag dragen, de beide niveaus dus.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Eerlijk gezegd, krullen mijn tenen als ik hoor hoe men hier al onze regels van ruimtelijke ordening ineens op een hoop begint te gooien. Ik wil even het geheugen opfrissen.
In het afgelopen jaar heeft elk van de 308 gemeenten de kans gekregen om zich te ontvoogden en kan nu zelf zijn vergunningen afleveren. Voor de RUP’s hebben we in de codex ingeschreven, mijnheer Nevens, dat die niet meer moeten worden goedgekeurd door het hoger niveau. Het hoger niveau kan ze enkel nog schorsen.
Wat uw klacht betreft: ik heb de cijfers van een willekeurige provincie eens opgevraagd. Ik stel vast dat van 2009 tot 2014 het aantal bouwberoepen gedaald is met de helft, onder andere omdat hier beslist is dat alleen nog de leidend ambtenaar in beroep kan gaan, en van die beroepen komt 75 procent van de aanvragers, en niet van de administratie. Gaat u tegen die burgers zeggen dat ze geen recht hebben op een beroep als ze een weigering krijgen? Dat vind ik een heel straffe uitspraak. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Nevens en anderen, u zegt dat het niet zo goed loopt, maar we hebben die afweging nog maar net gemaakt. Dat is hier net goedgekeurd door het parlement, hoe we die omgevingsvergunning gaan aanpakken. U hebt dat mee goedgekeurd, ook de beroepsmogelijkheid bij de provincie. De keuze is gemaakt. Het moet zelfs nog in werking treden. Ik vind het raar dat er voor de inwerkingtreding al vragen worden gesteld naar een herziening.
We kunnen trouwens een beroepsmogelijkheid niet zomaar afschaffen zoals de heer Ceyssens zegt. Dat weet u. Ik heb het al een paar keer gezegd, mijnheer Tobback, het Verdrag van Aarhus is u goed bekend. U zat erop te wachten. We kunnen de burger niet zomaar het recht op een tweede opinie ontzeggen.
Omdat we wisten dat het er in het verleden wel wat ruis zat op de visie van de gemeenten die ontvoogd waren en van de provincie, hebben we er samen voor gekozen in de meerderheid om die gemeentebesturen mee dat advies te laten geven in die provinciale omgevingsvergunningscommissie. Ook dat is een keuze die we samen hebben gemaakt. Zo is de inspraak verzekerd en stroomt de visie van de gemeenten op provinciaal niveau door.
Verder sluit ik me aan bij de heer Ceyssens. De Codex Ruimtelijke Ordening is gewijzigd in die zin dat de provincie niet meer kan vernietigen, alleen schorsen. Er zijn ook tal van restricties opgelegd zodat dit minder gebeurt.
Mevrouw Peeters, er is inderdaad een dalende trend. We hebben dat voorzien in de omgevingsvergunning om sneller duidelijkheid en rechtszekerheid te geven aan de burger. Dat is natuurlijk wat we met z’n allen nastreven in deze legislatuur.
Collega’s, voor mij is het duidelijk. Het beroep bij de deputatie is tijdrovend, energieverslindend en kost geld. Laat ons ermee stoppen. Laat ons de suggestie van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) volgen. Ze stellen voor dat men bij de deputatie nog in beroep kan gaan, maar niet meer voor het inhoudelijke. Laat het dossier, zoals in het nieuwe decreet staat, dan terugvloeien naar de lokale besturen, na aanpassing. Dan kunnen de plannen terug in openbaar onderzoek worden gebracht. Laat ons het tussenniveau eindelijk aanpakken. Er is de suggestie van de VVSG. Ik vraag u, minister, om aan tafel te gaan zitten met de vertegenwoordigers van de lokale besturen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.