Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, gisteren las ik in De Tijd een artikel over uw plannen inzake Ruimtelijke Ordening. Eerlijk gezegd, ik begreep er geen fluit van. Een paar citaten: “Wie een bouwgrond heeft, kan die bestemming bijvoorbeeld ruilen met iemand die een erkend bedrijventerrein heeft.” Als u met grondenruil het systeem van verhandelbare bouwrechten bedoelt, dan is dat toch iets anders dan wat hier staat.
“Veel bedrijventerreinen liggen braak omdat ze niet vergund kunnen worden. We moeten die voorraad aanboren. We versoepelen de voorschriften.” Als u goedgelegen bedrijventerreinen bedoelt, die opgepot worden door bijvoorbeeld intercommunales en u wilt die nu aansnijden, akkoord. Maar dat is iets anders dan wat hier staat.
Ik hoop dat de journaliste – nochtans een intelligente jongedame, vertelt men mij – u verkeerd heeft begrepen. Anders hebben we een probleem.
Ik beperk me voor mijn vraag tot de titel van het artikel, namelijk dat de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen niet meer mag toenemen. Ik ben het met u eens dat we de open ruimte maximaal moeten vrijhouden, dat we het water moeten laten insijpelen in de bodem, maar vandaag is er nog meer dan 40.000 hectare bestemd als woonzone ongebruikt. Er is nog meer dan 10.000 hectare bedrijventerrein. Als we die morgen aansnijden zal die bebouwde oppervlakte wel willens nillens toenemen. Minister, hoe gaat u de verhardingsstop doorvoeren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega Vandaele, u weet dat de Vlaamse Regering werkt aan de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), en dat is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Het ligt momenteel in consultatie en zal daarna definitief in openbaar onderzoek gaan.
Een van de hoofdprincipes uit dat nieuwe beleidsplan is inderdaad om een halt toe te roepen aan de inname van de open ruimte en om geen 6 hectare per dag meer in te nemen. In de voorbije jaren zijn we er niet in geslaagd om het tij te keren. Als we zo doorgaan, zitten we in 2050 aan 41,5 procent inname van de open ruimte.
We moeten daar op een andere manier mee omgaan. We moeten het ruimtelijk rendement vergroten, intensiever gaan bouwen, slimmer omgaan met de voorraad en alleen goedgelegen gronden aanboren. We moeten creatief zijn en nieuwe instrumenten uitwerken zoals verhandelbare bouwrechten.
Ik hoop dat u geen West-Vlaamse editie van De Tijd gelezen hebt, mijnheer Vandaele. Een verhardings- of bouwstop staat niet in het artikel. Het gaat om het keren van het tij. Dat is een ambitie die we allemaal hebben. Dat staat trouwens in het regeerakkoord, dat we het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen willen aannemen.
We bewandelen verschillende sporen. De Codex Ruimtelijke Ordening zal binnenkort gewijzigd worden. Er zal een voorstel op tafel liggen met een aantal instrumenten. We willen voorschriften die vernieuwend en intensiever bouwen afremmen, openmaken zodat men daar creatief kan mee omspringen. We werken aan een Instrumentendecreet, wat uitdrukkelijk in het regeerakkoord staat. De verhandelbare bouwrechten moeten daarin terechtkomen. Momenteel wordt dat volop uitgewerkt. Laatste punt is de sensibilisering van alle spelers op het veld.
Minister, West-Vlaamse editie of niet, het niet laten toenemen van de bebouwde oppervlakte staat wel degelijk in de titel van het artikel. Het RSV wou die open ruimte natuurlijk ook open houden. Toch zijn we daar niet in geslaagd. Door de jaren heen zijn we die open ruimte blijven aansnijden. U zegt het zelf, 6 hectare per dag. 33 procent van de Vlaamse oppervlakte is ingenomen, 14 procent is verhard.
U zegt in het artikel dat we moeten nadenken over ruimtegebruik. Ik heb soms het gevoel dat we al heel veel hebben nagedacht, en niet alleen dat, maar dat we door de jaren heen ook beslissingen hebben genomen en dat we die maar ten dele hebben uitgevoerd. We hebben gisteren gediscussieerd over het project Rivierherstel Leie. Het blijkt dat een aantal gewestplanbestemmingen van de jaren 70 nog altijd niet zijn uitgevoerd. Het komt erop aan, minister, om in actie te schieten en dingen te doen. Het komt erop aan de bestaande instrumenten, los van het Instrumentendecreet dat u wilt maken, al te gebruiken en waar nodig bij te sturen. U hebt het over die verhandelbare bouwrechten. Ik weet dat u daar een studie naar laat uitvoeren. Misschien kunt u ons toch zeggen of daarover al een stand van zaken is.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik ben op zich redelijk enthousiast en positief over wat de minister aankondigt. Ik heb alleen een aantal vragen bij het feit dat we opnieuw een aantal ambities gaan vooropstellen. Die ambities onderschrijven we waarschijnlijk wel allemaal, maar ambities op zich blijven leeg en papier is geduldig als het beleid ze in de praktijk niet uitvoert. Minister, u hebt op dit ogenblik eigenlijk al een aantal nogal bindende ambities, onder andere – ik wil er niet op blijven terugkomen – over bijkomende oppervlakte aan bos, over de erkenning van voldoende oppervlakte aan natuur, over de bescherming, noem maar op. Het beleid dat u naast de theoretische ambities in de praktijk voert, is echter het beleid rond Essers, Uplace, en rond nog heel wat andere domeinen. Ik zal met heel veel plezier samen met u die grote ambities onderschrijven, maar als minister is het in de eerste plaats natuurlijk uw taak om die ambities uit te voeren. Ik ben bijna gegeneerd om het u te vragen: als dat uw ambities zijn, bent u van plan om ze deze keer wel uit te voeren?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u zult het niet gemakkelijk krijgen, dat voorspel ik u, als het gaat over uw openruimtebeleid. In verband met die 6 hectare per dag die wordt volgebouwd, daarover is iedereen het eens dat de bebouwde oppervlakte niet mag toenemen. Het komt er echter op aan om dat beleid hard te maken. Dan zien we een tekst – uw ontwerptekst in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen – die aangeeft dat we pas tegen 2050 geen extra ruimte meer zullen innemen. Dat is nog 34 jaar, minister. Pas binnen 34 jaar bent u dus van plan om het innemen van bebouwde ruimte te laten stoppen. Mijn vraag is dus: bent u bereid om een harde en duidelijke doelstelling om de verdere ruimte-inname en verharding een halt toe te roepen in te schrijven in uw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, en dat niet tegen 2050 maar veel eerder?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, u zegt dat u geen fluit begreep van het artikel. Wel, ik begreep geen fluit van uw vraag. De verhardingsstop – ik heb het artikel van voren naar achteren en van achteren naar voren gelezen – heb ik niet teruggevonden. Die bebouwde oppervlakte mag niet meer toenemen: dat is weliswaar de titel van het stuk, maar het komt nergens in het stuk voor. Die titel wordt op de redactie gekozen, maar misschien is de verhardingsstop uw natte droom. Ik vraag me vooral af hoe u al die eigenaars van die bouwpercelen gaat vergoeden en hoe u tegen die bedrijven gaat zeggen: er is geen plaats meer, want we gaan de nieuwe bedrijventerreinen niet meer aansnijden.
Ik lees in dit artikel: bouwrecht of bestemmingen ruilen, bebouwde oppervlakte meer doen renderen, ruimtelijke planning stopt niet meer aan de gemeentegrenzen, en we willen niet meer elke vierkante meter regelen. Dat lijken mij gezonde uitgangsprincipes om na te denken over een nieuw toekomstig ruimtelijk beleid.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, u hebt het gehad over het ruimtelijk reglement. Het is inderdaad heel belangrijk om te waken over het ruimtelijk rendement. Nieuwe ruimtebehoevende maatschappelijke ontwikkelingen moeten zo veel mogelijk een plaats kunnen krijgen binnen dat ruimtebeslag. Het verhogen van het ruimtelijk rendement resulteert in een beter en vernieuwd gebruik van de al ingenomen ruimte. Daarom wil ik vragen op welke manier u nog meer het ruimtelijk reglement in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zult opnemen.
Collega’s, we moeten twee zaken duidelijk uit elkaar halen. Het eerste is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat op lange termijn een visie geeft over Vlaanderen, maar dat uiteraard nu al moet worden uitgevoerd. Het is de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Collega Pira, natuurlijk is dat ook een doorkijk op lange termijn. Dat is logisch, want anders zou u ons ook verwijten dat we als Vlaamse Regering niet op lange termijn een visie ontwikkelen.
Die tekst is tot stand gekomen in ruime consensus met heel wat experten, na heel wat consultaties. Hij zal nu ook nog een heel traject doorlopen. De principes daarin zijn eigenlijk heel duidelijk: we kunnen aan het tempo waaraan we nu bezig zijn, niet verder doen. De ambitie is er, maar er zijn ook al resultaten op korte termijn. Collega Tobback, u doet de waarheid toch wel geweld aan wanneer u zegt: we zien niets. We hebben binnen deze Vlaamse Regering al een heel belangrijke conceptnota goedgekeurd rond de woonuitbreidingsgebieden waarin we voor het eerst zeggen: die die goed gelegen zijn, die inbreiding met zich meebrengen, kunnen verder ontwikkeld worden, die die niet goed ontsloten zijn, die ver liggen, daarvoor gaan we de moed hebben om te zeggen: die kunnen niet meer worden aangesneden.
Nooit eerder zijn er zoveel hectaren natuurgebied erkend. We hebben een inhaalbeweging gemaakt. De voorbije achttien maanden, sinds ik bevoegd ben voor ruimtelijke ordening waren er nooit eerder zoveel afbakeningen van het buitengebied, waarbij agrarisch gebied, maar ook natuur en bos een bestemming krijgen.
Het is niet zo dat we alleen op lange termijn denken en op korte termijn niets doen. Het is de ambitie van de Vlaamse Regering er op een haalbare, betaalbare en maatschappelijk aanvaardbare manier iets aan te doen.
Het stimuleren van het ruimtelijk rendement staat in verband met de strakke voorschriften die er nu zijn. Verkavelingsvoorschriften of oude gewestplanbestemmingen werken remmend op vernieuwende projecten. Een cohousingproject op het platteland botst bijvoorbeeld vaak met de huidige voorschriften. In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die dit jaar aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd, zal worden opgenomen dat op een flexibele manier kan worden omgegaan met de strakke voorwaarden wanneer dat het ruimtelijk rendement ten goede komt. We hebben de ambitie het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen tot een goed einde te brengen en in de praktijk om te zetten.
Plannen maken is belangrijk, ze uitvoeren is nog belangrijker. We moeten vooral de plannen verwezenlijken op het terrein, met als klemtoon zuinig ruimtegebruik, inbreiding, verdichting.
Collega Ceyssens, voor mij moeten de middelen planschade en planbaten meer op elkaar worden afgestemd. Dit zou leiden tot een rechtvaardiger systeem en er zouden middelen bijeen kunnen worden gebracht voor het voeren van een ruimtelijk beleid.
De actuele vraag is afgehandeld.