Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over stoppende onthaalouders
Actuele vraag over de nood aan verdere deregulering in de sector van de kinderopvang, naar aanleiding van de nieuwe cijfers over het dalend aantal opvanginitiatieven voor gezinsopvang
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, enkele dagen geleden maakte Kind en Gezin een aantal cijfers bekend over de voorschoolse kinderopvang in 2015. Goed is dat er globaal heel wat bijkomende plaatsen zijn gecreëerd en die zijn voornamelijk gecreëerd in de groepsopvang, in nieuwe groepsopvang en in uitbreiding van al bestaande groepsopvang. Wat betreft gezinsopvang, is er een terugloop van het aantal initiatieven. Er zijn ongeveer 600 initiatieven in de gezinsopvang, de vroegere onthaalouders, gestopt en ongeveer 400 zijn gestart.
Dat baart me toch wel wat zorgen omdat enerzijds de gezinsopvang goed is voor een heel groot aantal kinderopvangplaatsen, maar anderzijds het ook voor veel kinderen en ouders door de kleinschaligheid een aangewezen plek is voor kinderopvang. Die evolutie is er al een aantal jaren en heeft ook een aantal duidelijk aanwijsbare oorzaken. In de jaren 80 zijn er heel veel onthaalmoeders begonnen en zij stromen nu uit vanwege hun leeftijd. Ook steeds meer gezinnen vinden het minder aangewezen om in de eigen woning aan gezinsopvang te doen.
Er zijn al een aantal initiatieven. Kind en Gezin kondigde een studie aan. Er is de website van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Er is het proefproject met de kinderbegeleiders in het werknemersstatuut.
Minister, welke initiatieven denkt u nog bijkomend te kunnen en te moeten nemen voor ondersteuning van die gezinsopvang?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit recente cijfers van Kind en Gezin blijkt dat er een dalende trend is bij de onthaalouders. Tussen 2011 en 2014 zijn er meer dan 3000 plaatsen verdwenen, en we slagen er blijkbaar niet in die trend te keren. Bij de zelfstandige onthaalouders blijkt het nog rampzaliger te zijn. Ook daar zijn heel veel plaatsen verdwenen.
Er zijn veel oorzaken waarom er steeds minder onthaalouders zijn. Er gaan er veel meer op pensioen. Velen staan al dertig jaar in het beroep. De werkdruk is heel hoog. Ze werken zestig uur per week. Ze werken ook zeer geïsoleerd en tegen een relatief lage vergoeding. En er is natuurlijk ook de reglementitis. Open Vld heeft dat al herhaaldelijk aangehaald. Er zijn te veel regeltjes, wij willen een vereenvoudiging. Minister, u hebt daar al belangrijke stappen in gezet, maar ik zou willen dat u nog een tandje bijsteekt.
Jonge onthaalouders hebben ook andere verwachtingen. Ze zien het meer als een tijdelijke activiteit. De gezinsopvang is en blijft een belangrijke vorm van opvang. In 2014 is die goed voor meer dan 31.000 plaatsen, wat niet min is. Er zijn al projecten in verband met de sociale rechten van de onthaalouders. Welke initiatieven gaat u nemen om de onthaalouders aan boord te houden, en in het bijzonder de zelfstandige onthaalouders?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het aantal onthaalouders voor gezinsopvang wordt kleiner. Voor ons is dat nog altijd een belangrijke doelgroep. Een op drie opvangplaatsen in Vlaanderen is nog altijd de gezinsopvang. Ouders moeten kunnen kiezen voor de grotere opvanginitiatieven, de crèches zoals iedereen ze kent, maar ook voor de meer huiselijke, kleine gezinsopvang. Die keuze moet er zijn en daar moeten we inspanningen voor doen. Minister, het valt niet te ontkennen dat u in het verleden al inspanningen hebt gedaan. Heel belangrijk is de vereenvoudiging, het minder opleggen van regeltjes aan gezinsinitiatieven.
In het verleden hadden we een commissierapportering. Er is een decreetswijziging geweest, een wijziging aan de uitvoeringsbesluiten, maar voor ons is dat nog niet voldoende. Met die werkgroep moet er veel meer worden ingezet op de vereenvoudiging van de administratieve lasten of van procedures, zodat het voor de onthaalouders mogelijk is te doen wat ze graag doen, namelijk kinderen opvangen in een huiselijke sfeer.
Een ander element is de financiële leefbaarheid. Het statuut van onthaalouders is voor velen niet interessant genoeg om dat beroep te blijven uitoefenen. Daar wordt aan gewerkt, er loopt een proefproject. Ik heb ook eens naar de cijfers van de subsidies voor gezinsopvang gekeken. Ondanks de inspanningen die we hebben gedaan, hebben we die gezinsopvang niet meer subsidies kunnen geven dan de groepsopvang.
Minister, ik weet dat de budgetten beperkt zijn, maar onlangs zei u in de commissie dat u een uitbreiding plant voor 2017-2018. Ik roep u dan ook op om de startsubsidies voor de gezinsinitiatieven in de volgende rondes uit te breiden. Samengevat: wat gaat u doen voor de vereenvoudiging? Is het mogelijk de budgetten meer te oriënteren naar de gezinsopvang?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik geef een korte schets voor degenen die niet zijn ingewijd in het jargon van de kinderopvang. In Vlaanderen heb je twee soorten kinderopvang, de kleinschalige gezinsopvang en de groepsopvang. Er zijn drie trappen. De eerste trap is het vrije initiatief, door de overheid beperkt gefinancierd in een aantal gevallen, maar gekenmerkt door een vrije tarifering. De tweede trap engageert zich om een inkomensgerelateerde ouderbijdrage te vragen, waarin de overheid serieus tussenkomt. De derde trap engageert zich om bijzondere expertise op te bouwen met betrekking tot kwetsbare groepen. Dat is het kader. De vraag over gezinsopvang heeft dus te maken met de positionering in het type opvang in die drie trappen.
Het is toch belangrijk te bevestigen dat er inderdaad al een hele tijd een trend is dat die opvang aan huis afneemt. Dat heeft te maken met de redenen die u ook hebt aangegeven, met het feit dat daarin een generatie actief is geworden die zelf kinderen had en dat is blijven doen, terwijl je nu voelt dat er een ander soort verwachting is van ouders die dit soort kleinschalig initiatief zouden overwegen.
Er moet echter ook worden beklemtoond dat er ook een apart financieringssysteem is. Dat is belangrijk. Dat financieringssysteem heeft een heel specifiek kader: je krijgt een forfait per dag per kind, dat niet wordt belast, en je betaalt een bedrag qua sociale zekerheid waarvoor je ook een aantal rechten, maar niet alle rechten krijgt. Als we nadenken over wat dat voor de toekomst betekent, dan moeten we dus ook daarover zeer goed nadenken. Ten eerste behoort immers niet alles ter zake tot de Vlaamse bevoegdheden. Dat is heel belangrijk. Ten tweede is het een sui-generisstelsel, ook op het vlak van sociale rechten, waarover discussie is. Om die reden is het project gestart met betrekking tot het hanteren van het werknemersstatuut, om te bekijken of dat een meerwaarde oplevert vanuit de verschillende perspectieven. Dat is echter wel een heel belangrijke randvoorwaarde.
Een van de vraagstellers heeft me gevraagd wat ik zal doen qua financiering, maar we moeten het volgende goed beseffen. Natuurlijk kunnen we zeggen dat we daarvoor heel veel geld zullen mobiliseren, maar als de fiscus dan beslist dat dit belastbaar inkomen wordt, dan wordt dat samengeteld met het inkomen van de partner en krijg je allerlei effecten, en dan moet je ook in de sociale zekerheid wellicht over andere tarieven spreken. Ik pleit er dus voor om eerst goed na te denken voor we echt een wat grootschaliger initiatief nemen, om de visie daaromtrent zeer goed uit te bouwen. Laten we eerlijk zijn: we hebben daarvoor de evaluatie van dat project van het werknemersstatuut nodig.
Voor alle duidelijkheid, ik ben persoonlijk een voorstander van dit soort opvang. Ik vind dat een heel belangrijk aspect van onze kinderopvang, maar als we echt campagne willen voeren voor dit soort opvang, dan moeten we daar ook echt voor kunnen gaan. Dan moeten we heel duidelijk kunnen zijn over de fiscale en sociaalrechtelijke aspecten. Ik verwijs in dat verband naar de campagne van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Op hun site zie je wat zij aangeven als de belangrijke elementen van het statuut, maar ik kan alleen maar vaststellen dat we toch moeten proberen die visie, met de vraag wat onze ambitie is voor dat soort opvang, nog veel explicieter te maken. Dat vraagt uiteraard duidelijkheid met betrekking tot de sociale zekerheid, de fiscaliteit, de financiering. Daarvoor zullen we zeker de evaluatie van dat project nodig hebben.
Wat gaan we doen? We zijn daar uiteraard al mee bezig: dit gebeurt niet naar aanleiding van het bekend worden van de cijfers. We gaan die visie echt wel uitzuiveren. We moeten gaan voor een campagne en een promotie van gezinsopvang, maar in alle duidelijkheid. Dat moet dus ook toch nog worden gedragen door een aantal partners. We zullen ook moeten kijken naar administratieve vereenvoudigingen. Die beweging is ingezet. In een eerste fase heeft men zich in grote mate op de groepsopvang geconcentreerd, maar we zijn daadwerkelijk aan het bekijken wat we kunnen doen om ook voor de gezinsopvang die administratieve druk te verlichten. Vaak gaat het dan meer over de vraag wat je dan doet ten opzichte van de diensten die onthaalouders ondersteunen, selecteren en begeleiden, en voor de zelfstandigen. Dan zul je toch altijd moeten bekijken hoe je dat op een evenwichtige en vanuit de filosofie van het decreet redelijke manier voor iedereen kunt organiseren. Je kunt in de gezinsopvang immers moeilijk vanuit het perspectief van het kind en de ouders verschillende kwaliteitsverwachtingen hebben.
Er is dus die verlaging van de administratieve lasten in dit soort opvang, via onthaaldiensten en zelfstandigen. We zijn daaraan bezig met het voortgangsgroepje. We moeten proberen nog stappen te zetten. Verder moeten we die visie duidelijker en scherper maken en daarvoor durven op te komen. Dat zal betekenen dat we ook de evaluatie van het project met het werknemersstatuut moeten verankeren. Qua fiscaliteit en sociale zekerheid moeten we ons sterk bewust zijn van de context en de afstemming die dat vergt met de federale overheid. Er zijn daarover nu afspraken, maar als je een aantal zaken in beweging begint te zetten, dan moet je natuurlijk goed beseffen dat dat ook aan de orde zal zijn.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat iedereen hier het belang van de gezinsopvang onderschrijft, zowel wat het numerieke gegeven binnen de kinderopvang betreft, als wat betreft de ouders die kiezen voor het kleinschalige aspect in de opvang van hun kinderen.
Dat er een aantal problemen zijn, is niet nieuw. Het bewijst dat u daar al een tijd mee bezig bent en dat er een aantal initiatieven ter zake zijn genomen. Ik denk te mogen zeggen dat 2016 daarin een cruciaal jaar wordt, waarin die visie verder moet worden ontwikkeld. Het gaat daarbij inderdaad om verschillende aspecten, zoals regelluwte en minder administratieve last. Maar het heeft ook een federale component: fiscaal-rechterlijk, sociaal-rechterlijk. Ook is het belangrijk te bepalen wat de gezinswoning nu precies is. We weten dat er onthaalouders zijn die dat liever alleen maar buiten hun eigen gezinswoning doen. Ten slotte is er ook de evaluatie van het proefproject.
Ik hoop dat er daarin na dit jaar grote stappen voorwaarts kunnen worden gezet die die gezinsopvang kunnen verankeren.
Minister, ik hoor u zeer graag zeggen dat u de administratieve vereenvoudiging verder wilt doordrijven. Dat is uitermate belangrijk. Heel veel onthaalouders, maar ook andere kinderopvanginitiatieven, halen dit namelijk aan als een reden om te stoppen.
Wat die zelfstandige kinderopvang betreft, horen we dat vier op de tien zou willen stoppen in 2017. Dat baart mij natuurlijk zorgen.
Zelfstandige kinderopvanginitiatieven hebben het vaak nog moeilijker, aangezien zij geen sociale rechten opbouwen en een vaste dagprijs moeten bepalen. Dat zorgt dan ook weer voor concurrentie.
Voldoende jonge mensen zijn enorm gemotiveerd om voor kinderen te zorgen, vaak met een heel grote passie. Ik zou het echter zeer jammer vinden mochten zij van een kale reis thuiskomen. We hebben die mensen echt nodig om bijkomende plaatsen te creëren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en de duidelijke uitspraak dat ook die gezinsopvang voor u als minister zeer belangrijk is. Ik heb het gisteren gezegd: een op drie van de kinderopvangplaatsen zijn plaatsen in een gezinsopvang. We moeten alle hens aan dek halen als we zien dat het aantal stoppers toeneemt en het aantal starters daalt. Dat is een slechte evolutie.
Het financiële aspect is inderdaad een moeilijk verhaal: het is een verhaal van vele jaren. Het is goed dat u dat in handen hebt genomen en met dit proefproject echt resultaten wilt boeken. Dat zal ook nodig zijn als we de onthaalouders willen houden.
Het andere aspect, de administratieve vereenvoudiging, het afbouwen van de detailregels, hebt u wel in handen. Het is absoluut noodzakelijk dat die voortgangsgroep op zeer korte termijn met resultaten komt in verband met die gezinsopvang. Zij zijn wat dat betreft namelijk eigenlijk nog te lang in de kou blijven staan.
Minister, ik wil dus nog eens een oproep doen: zeker wat de reglementitis voor de gezinsopvang betreft, kan er op korte termijn toch nog heel wat gebeuren.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, we hebben het er vaak over in de commissie: indien u tegen 2020 uw eigen decretale – minimale – doelstelling wilt halen, dan moet u elk jaar in 3500 nieuwe plaatsen voorzien in de kinderopvang. Dat kan gaan over groepsopvang of gezinsopvang. U moet daarbij zowel het privaat initiatief aanmoedigen als zelf een voorzet geven via eventueel lokale overheden.
Maar wat deed u in 2015? U voorzag in een budget voor 809 plaatsen. In 2016 vermindert u dat budget nog eens met twee derde. U raakt dus steeds verder weg van uw eigen groeipad, terwijl het ideaal scenario – ik hoop dat we het daarover eens zijn – is om er op iets langere termijn voor te kunnen zorgen dat evenveel kinderen kunnen genieten van kinderopvang als er naar de kleuterschool gaan. Mijn fractie pleit daar duidelijk voor. Een kind, zeker uit een kansarm milieu, kent drie keer zoveel woorden bij de instap in de kleuterschool als die eerst naar de opvang is gegaan. Het is dus een erg belangrijke kansengelijkmaker. U moet uw verantwoordelijkheid nemen. U moet niet enkel zelf in de middelen voorzien, maar u moet de mensen ook de mogelijkheid geven om initiatief te nemen.
Minister, mijn vraag is heel eenvoudig: hoe snel zal het budget starterssubsidies dit jaar uitgeput zijn? (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De vraag is waarom al die onthaalouders stoppen en vooral waarom er geen nieuwe komen. Het is inderdaad zo dat veel onthaalouders intussen richting pensioengerechtigde leeftijd gaan en stoppen, maar waarom zijn er geen nieuwe? Is dat omdat jonge mensen geen interesse meer hebben om onthaalouder te worden? Neen, jonge mensen willen dit doen, maar ze raken om verschillende redenen afgeschrikt. Ten eerste zijn er de regels. Er zijn ontzettend veel voorwaarden en eisen, en die gaan niet over hoe je goed voor een kind zorgt of over hoe je een huiselijke sfeer biedt, maar wel over waar het bedje moet staan en hoeveel vierkante meter het raam van de opvangruimte moet zijn. U hebt voor een deel deregulering toegepast, maar ik sluit me erbij aan dat het nog veel verder moet gaan en dat de regulitis absoluut moet worden afgebouwd.
Een andere zaak is het sociaal statuut. U zegt zelf dat het een probleem is dat die mensen op geen enkele manier pensioenrechten opbouwen en bepaalde voordelen niet krijgen. Het klopt dat er een proefproject is. Dat antwoord heb ik een jaar geleden op deze vraag ook gekregen. Toen zou er een evaluatie van het proefproject komen tegen de zomer. We zijn intussen februari. De zomer is al een tijdje gedaan en de volgende staat voor de deur. Waarom wordt dat proefproject niet geëvalueerd? Eigenlijk kennen we de obstakels en weten we wat de uitdagingen zijn. Het is een kwestie van keuzes te maken en budgetten vrij te maken.
Minister, wanneer zult u in overleg met het federale niveau effectief zorgen voor een ernstig sociaal statuut voor de onthaalouders?
De heer Depoortere heeft het woord.
Naar verluidt combineert de nieuwe generatie onthaalouders en gezinsopvang hun job vaak met de opvang van hun eigen kinderen. Men haakt af op het moment dat hun eigen kinderen naar de kleuterschool gaan. Ik zou een nieuw element willen toevoegen, naast de administratieve vereenvoudiging en het sociaal statuut. Zou het niet interessant zijn om in een soort tijdelijk opvoedersloon te voorzien? Voor alle duidelijkheid, dit is geen pleidooi voor het cliché van de vrouw aan de haard. Integendeel. Het is wel zo dat een deel van de bevolking er bewust voor kiest om de eigen kinderen op te voeden en niet naar een kinderopvang te sturen. Dit zou, naast het creëren van extra opvang en het verzorgen van het statuut, ook kunnen helpen om het huidige tekort te verminderen.
Dat laatste element is een veel bredere discussie dan de vraag over de organisatie van de kinderopvang.
Het decreet op de voorschoolse kinderopvang stelde dat er in 2016 voor 50 kinderen op 100 tussen 0 en 3 jaar een opvangplaats moest zijn. Ik denk dat die doelstelling is gehaald. De lat voor 2020 ligt inderdaad hoog. Ik heb altijd gezegd dat er op verschillende fronten moet worden ingezet. Dat zal budgettair ook betekenen dat we daar de volgende jaren een prioriteit aan moeten geven. Denken dat dit allemaal zal worden opgelost met 100 procent gesubsidieerde plaatsen, is niet wenselijk en niet realistisch. Het is onze overtuiging – en dat is ook historisch zo gegroeid – dat ook het ondernemen vanuit een goeie visie met goede zin voor goede zorg voor kinderen en pedagogisch goed ondersteund, echt kansen moet krijgen. Het model van de financiering van de kinderopvang moet in Vlaanderen ook aan deze mensen perspectief bieden. Daarvoor zullen we ook nog een aantal stappen moeten zetten, al was het maar omdat de loonvoorwaarden nog evolueren enzovoort. Ik ben me daar zeer goed van bewust. We hebben wel al heel wat stappen gezet naar harmonisaties in paritaire comités enzovoort.
Ik heb in mijn eerste antwoord willen zeggen dat we goed moeten opletten omdat we hier met een sui-generisstatuut zitten waarvan ik merk dat er tegenstanders zijn, zowel bij de onthaalouders als bij syndicale organisaties. Er zijn ook voorstanders van. De VVSG voert nu een campagne om nieuwe onthaalouders te vinden. U moet goed beseffen dat als we daaraan beginnen te timmeren, we moeten spreken met andere overheden die daarvoor bevoegd zijn. We moeten uiteraard ook nagaan wat dat budgettair met zich meebrengt. Op de website die de VVSG heeft geopend, staat: “Afhankelijk van het aantal kinderen en werkdagen krijg je een vergoeding die de organisator gezinsopvang maandelijks op je rekening stort. Pluspunt: die vergoeding wordt niet belast, maar je bent wel sociaal verzekerd en bouwt pensioenrechten op. Ook wanneer je ziek bent, krijg je een uitkering.” Er zijn een aantal rechten in de sociale zekerheid die je niet hebt, en dat moeten we ook durven te zeggen. Als je daarover spreekt, spreek je met meerdere bestuursverantwoordelijken. Ook de sociale partners zijn daarin betrokken.
Ik ben de eerste om te zeggen dat, waar het kan, de regels gedownsized moeten worden. Er bestonden zes systemen voor kinderopvang. Dat harmoniseren en daar één level playing field voor creëren, is een massieve oefening.
Het is best mogelijk dat je op een bepaald ogenblik kunt bekijken of je daar een aantal zaken kunt vereenvoudigen. We hebben dat gedaan. In een eerste stap voor de groepsopvang, in een tweede stap zullen we dat doen voor de gezinsopvang.
Mevrouw Van den Brandt, het proefproject, met alle goede bedoelingen, heb ik niet in de hand. Men heeft eerst moeten zoeken naar kandidaten, diensten en onthaalouders die in dat stelsel wilden stappen. Dat moet zorgvuldig gebeuren want een werknemersstatuut moet qua voorwaarden toch verschillen van de sui-generispositie, want anders creëer je een juridisch onzekere situatie.
Men heeft dus dat project opgestart. Dat wordt begeleid door sociale partners en door Kind en Gezin. Ik ga ervan uit dat we daarvan de volgende maand de evaluatie zullen krijgen. De vraag is of al diegenen die het project begeleiden daaruit dezelfde conclusies zullen trekken. Dat moeten we afwachten. Maar we moeten wel met die conclusies rekening houden in de strategie die we opbouwen om in de toekomst de gezinsopvang in Vlaanderen voldoende kansen te geven.
Het versterken van de gezinsopvang heeft, zoals u hebt gezegd, heel veel verschillende facetten. Er zijn voor verschillende van die facetten stappen gezet. Het is nu tijd om werk te maken van het globale gegeven: inventariseren, visieontwikkeling en evaluatie van het proefproject. Mevrouw Van den Brandt, een proefproject kan inderdaad maar geëvalueerd worden als het voldoende heeft proefgedraaid en als er voldoende mensen aan hebben deelgenomen. Dan zullen we daar samen onze conclusies uit moeten trekken. Nu heb ik een beetje het idee dat u dit voorstelt als het ideale gegeven. Dan had het natuurlijk niet als proef moeten dienen.
Minister, ik roep u op om daar in 2016 verder werk van te maken.
Minister, ik ben zeer blij dat u zelf zegt dat er verder werk zal moeten worden gemaakt van administratieve vereenvoudiging. Dat, en ook het sociaal statuut, is zeer essentieel. Maar natuurlijk moeten ook diegenen die op zelfstandige basis werken, en dan heb ik het over de onthaalouders die op zelfstandige basis werken, hun ondernemerschap verzilverd zien. Die mensen nemen een risico, ze durven erin te stappen om te ondernemen. Ze doen dat met hart en ziel. Maar ik heb altijd schrik dat zij van een kale reis zullen thuiskomen. Wij hebben die mensen echt wel nodig. (Applaus bij Open Vld)
Minister, ik ben blij dat iedereen achter de essentie van het verhaal staat: ervoor zorgen dat we die doelstelling in 2020 kunnen halen, dat we de kinderen de opvang kunnen bieden waarop ze recht hebben. Daarvoor is het volgens ons absoluut noodzakelijk dat die gezinsopvang ook de nodige aandacht krijgt. Daarom ben ik tevreden dat u zegt te werken aan de financiële drempels. Dat is niet eenvoudig. Het zal zijn tijd vergen. Wat u wel in handen hebt, de administratieve vereenvoudiging en het gemakkelijk maken voor gezinsopvang om effectief die kinderen op te vangen zonder al te veel administratieve plannen te moeten maken en regeltjes te moeten volgen: daaraan werkt u. Ik hoop dat onze commissievoorzitter, de heer Van Malderen, dit ook verder in de commissie brengt zodat wij de voortgang op dat vlak kunnen controleren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.