Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, maandag zag Sira het levenslicht. Sira is geen nieuwe boreling, maar een nieuwe leermethode van islamistische godsdienst. Het is een werkboek, en ook digitaal lesmateriaal, voor leerlingen van het eerste en het derde jaar middelbaar. Wat vooral nieuw is aan Sira is dat het geschreven is door Vlaamse moslims. Het zijn docenten die hier geboren en opgegroeid zijn, die onze taal en onze waarden door en door kennen. Dat is natuurlijk goed nieuws. Vandaag is het zo dat lessen godsdienst voor moslims eigenlijk worden gegeven op basis van handboeken die zijn uitgegeven door Diyanet. Dat is het Turkse ministerie van religieuze zaken. We weten dat we maar beter voorzichtig zijn als iets van Diyanet komt omdat er altijd een schijn is, en zelfs meer dan een schijn, dat men probeert om via religie onze samenleving te beïnvloeden. Het is dus goed dat er nu een alternatief is. Het is goed dat we daarmee ook een nieuwe kans krijgen om tegen de beïnvloeding van Diyanet in te gaan.
Minister, er is al het erkenningsdecreet, dat wel degelijk ook al de buitenlandse inmenging tegengaat, maar er is nu dus ook een nieuwe manier om Diyanet verder te kortwieken. Wat is uw reactie daarop? Vindt u dit een goede evolutie, en gaat u daarmee aan de slag?
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat het een goede evolutie is, collega Ongena. Er zijn vandaag enkele tienduizenden kinderen die islamonderwijs volgen in het reguliere onderwijs. Zij moeten het inderdaad doen met boeken die gedrukt en uitgegeven worden in Turkije door Diyanet, het Turkse ministerie voor godsdienstzaken. Zij volgen dus het Turkse leerplan, en dat in Vlaanderen, waar ondertussen de derde of soms vierde generatie van mensen met een moslimovertuiging opgroeit. Ook in het informele islamonderwijs, dat vaak verbonden is aan moskeeën, moet men vaak een beroep doen op ofwel publicaties van Diyanet, ofwel zelfs wahabistische informatie over de islam.
Het feit dat een aantal moslimleerkrachten, die hun wortels hebben in Vlaanderen en zich verbonden voelen met de Vlaamse Gemeenschap, samen met een klankbordgroep waar ook niet-moslims in zitten, geprobeerd hebben om een vertaalslag te maken met een verankering in de Vlaamse samenleving, valt alleen maar toe te juichen. We praten er al heel lang over hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de buitenlandse invloed op Vlaamse moslims vermindert. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er een emancipatie komt van mensen die hier geboren en getogen zijn, ten aanzien van buitenlandse invloeden, of van een interpretatie van de islam die niet spoort met onze grondwaarden?
Ik denk dat dit een belangrijke stap is, samen met het feit dat we er met ons decreet rond geloofsgemeenschappen ook voor gezorgd hebben dat buitenlandse invloed ook daar wordt geweerd. Volgens mij zijn dat heel belangrijke symbolische maar ook effectieve stappen, waar we verder moeten op werken. Ik denk dat we nu een traject aan het bewandelen zijn dat we consequent moeten verderzetten om er op die manier voor te zorgen dat de godsdienstvrijheid volledig wordt gerespecteerd, maar dat die godsdienstvrijheid ook wordt beleefd binnen onze Vlaamse Gemeenschap en binnen de bedding van onze grondwettelijke waarden en onze maatschappelijke inzichten.
De heer Ongena heeft het woord.
Inderdaad, er zijn vandaag 34.000 leerlingen die in het secundair onderwijs islamlessen volgen en die dat vandaag doen op basis van boeken die door Diyanet zijn geschreven. Er is een Panoreportage geweest waarin men heeft blootgelegd dat daarbij gewoon het Turkse leertraject gevolgd wordt. Het wordt bijna een-op-een vertaald van het Turks naar het Nederlands, en dat is dan het leertraject dat gevolgd wordt. Het resultaat is dat vaak oubollige zaken worden aangeleerd die niet meer van deze tijd zijn maar – wat nog veel erger is – die ook niet passen in de westerse democratische waarden en normen die wij aanhangen.
Er is, los van het secundair onderwijs, ook heel veel informeel onderwijs. U verwees daar ook al naar. Dat is dan ook vaak gelinkt aan moskeeën. Het is goed dat er nu al strengere voorwaarden zijn voor de erkenning van die moskeeën, maar hoe kunt u ervoor zorgen dat ook in dat informele netwerk, buiten het klassieke onderwijs, een stap wordt gezet naar die nieuwe, modernere leerboeken. Neemt u daartoe initiatieven?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Deze nieuwe islamitische lesboeken zijn een symptoom van de islamisering van onze samenleving. Ze zijn vergoelijkend, leugenachtig en misleidend over de islamitische leer. Zo staat er – ik heb het gelezen – in de Koran, soera 2 vers 256, dat er geen dwang bestaat in de godsdienst. Dat klopt dus van geen kanten. Dit Koranvers betekent niet dat men vrij is om de islam te verlaten. Het betekent slechts dat christenen en joden zich niet tot de islam moeten bekeren zolang ze zich gedragen als minderwaardige dhimmi’s die gehoorzamen aan de sharia, de islamitische wet. Ik raad daarom dit lesboek aan. (Sam Van Rooy toont een boek)
Het is geschreven door ex-moslims die om evidente redenen helaas anoniem moeten blijven. “Wie zijn religie verlaat, dood hem!” Zo luidt een van de vele letterlijke oproepen tot geweld en moord van profeet Mohammed, de stichter van de islam en helaas het heilige rolmodel voor moslims. Wie onze leerlingen, moslim of niet-moslim, respecteert, vertelt hun de waarheid. Dat kan met dit boek en niet met deze nieuwe lesboeken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, dank u voor de vraag. Vanuit de cd&v-fractie kan ik alleen maar zeggen dat we dit initiatief toejuichen. Het is de bedoeling om met nieuw, eigentijds, Vlaams lesmateriaal de islamitische godsdienst in het onderwijs te introduceren en om tegemoet te komen aan de noden en bezorgdheden van Vlaamse leerlingen met een religieuze identiteit. We kunnen het alleen maar toejuichen, collega’s, dat leerlingen lessen krijgen die in overeenstemming zijn met internationale grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en het kind, en die ook de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen respecteren.
Collega’s, toevallig is er morgen de jaarlijkse rapportage voor het Vlaams Parlement in de commissie Onderwijs, waar we zullen kunnen zien hoe die lessen worden gegeven en of ze de internationale grondwettelijke beginselen respecteren. Ik kijk alvast uit naar het overleg morgen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik vind het altijd interessant om te zien hoe mijnheer Van Rooy zich in snel tempo ontpopt tot de grootste islamitische theoloog van zijn generatie.
Laat ons wel wezen, dit is een initiatief dat we alleen maar kunnen toejuichen. Maar het mag daar niet stoppen. Ik moet zeggen dat ik regelmatig alarmerende verhalen hoor over wat er in sommige lessen levensbeschouwing wordt gezegd. Niet alleen over de islam, maar ook over zaken daarbuiten: homofobe, vrouwonvriendelijke dingen, en dingen die getuigen van weinig respect voor mensen die niet geloven. Dat kan natuurlijk absoluut niet. We hebben absoluut nood aan schoolboeken op maat van onze maatschappij, van Vlaanderen, van Brussel.
Vandaag wordt de inhoud van de vakken levensbeschouwing gecontroleerd door inspecteurs levensbeschouwing die verbonden zijn aan de instanties die die leerplannen opstellen en die die boeken selecteren. Op die manier zijn die inspecteurs een beetje rechter en partij tegelijkertijd. Wij vragen al langer dat ook de reguliere inspectie daarin een rol zou krijgen, dat zij samenwerkt met de inspecteurs levensbeschouwing, om erop toe te zien hoe zij werken op kwaliteitscontrole. Zij moeten ook een check kunnen doen op die leerplannen en op de schoolboeken, om er zeker van te zijn dat ze allemaal onze eindtermen respecteren en ook de rechten van de mens en het kind.
Ik zal hierover met minister Weyts binnenkort zeker nog van gedachten wisselen, maar, minister, hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijn vraag was exact dezelfde als die van mevrouw Goeman. Ook wij zijn blij dat die werkmethode er is en dat hij wetenschappelijk onderbouwd is. Ook thema’s als lgbtq-rechten en dergelijke zullen niet uit de weg worden gegaan, zo lezen we. Maar de vraag is natuurlijk in welke mate ze zullen worden gebruikt. Zullen dat inderdaad de standaarden worden die ook zullen worden gecontroleerd? Minister, in welke mate zijn u en minister Weyts al in gesprek gegaan hierover? Zal de inspectie een rol spelen om dit ook verder te controleren? Anders kunnen we zoveel werkboeken maken als we willen. Het is belangrijk dat toch wordt bekeken of ze ook worden opgevolgd. Kunt u daar iets meer over zeggen?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik klaag al sinds vorige legislatuur de ondermaatse kwaliteit van die handboeken islamitische godsdienst aan. Ik ben dus blij dat u nu ook inziet dat we daar met een probleem zitten. Dat is echter niet het enige probleem. Er liggen immers niet alleen handboeken, maar ook 21 aanvragen voor de erkenning van Diyanetmoskeeën op uw bureau. Diyanet is de lange arm van Erdogan. U weet dat. Die gaan subsidiëren, daar hebben wij dus geen boodschap aan. Ik hoop dus dat u hier binnenkort met evenveel enthousiasme zult staan met de documenten van niet-erkenning van die moskeeën. Hebt u al een zicht op de timing van die beslissing? (Applaus bij de N-VA en van Sam Van Rooy)
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de vele vragen.
Collega Van Rooy, het is evident dat u flirt met een toekomstig militantschap in plaats van een parlementaire zetel. (Gelach)
U houdt natuurlijk enorm vast aan de meest totalitaire interpretatie van een religie omdat dat voor u de voedingsbodem is om de boksmatch te kunnen organiseren, terwijl ik denk dat het in het belang van de Vlaamse samenleving is dat de honderdduizenden Vlamingen die cultureel en misschien ook religieus moslim zijn, interpretaties aangereikt krijgen die hun toelaten om zich in te passen in de Vlaamse samenleving. Ik geloof er heel sterk in dat die mogelijkheid bestaat voor elke religie. Anders moeten we de vrijheid van godsdienst loslaten, wat ik niet van plan ben, of waarvan ik geen voorstander ben. Ik denk dus dat dit een ongelooflijk belangrijke stap in de goede richting is.
Het verschil is natuurlijk dat sommige mensen vaak problemen aanklagen, en dat is soms belangrijk in het leven, maar veel belangrijker dan problemen aanklagen, is werken aan oplossingen en stappen vooruit. Dat is nu net wat ik de voorbije jaren heb gedaan. Ik heb ervoor gezorgd dat er een nieuw decretaal kader is dat eigenlijk richting geeft aan een geloofsgemeenschap die relatief nieuw is in Vlaanderen om zich volwaardig in te passen in de Vlaamse samenleving, met respect voor de fundamentele normen en waarden. Ik doe dat op een respectvolle, maar wel consequente manier. We hebben dat gedaan in het kader van ons decreet, waarin we zeggen dat we buitenlandse invloed binnen onze moskeeën niet aanvaarden, dat we geen instrumentalisering aanvaarden van nieuwe groepen in de samenleving ten dienste van buitenlandse mogendheden, maar tegelijkertijd die mensen hun geloofsovertuiging wel respecteren en hen beschouwen als honderd procent Vlaamse medeburgers. Dat evenwicht tussen de beide is heel belangrijk.
Wat we in dezen doen, is toejuichen dat we een evolutie zien van emancipatie, ontvoogding van een migratiegemeenschap, die steeds meer wortelt in Vlaanderen, die op een zeker moment zegt: “Onze toekomst ligt hier. Wij willen niet meer worden geïnstrumentaliseerd of opgevoed door Turkse, Marokkaanse of andere overheden. Wij zoeken hier in Vlaanderen wat die religie voor ons betekent.” Dat is fundamenteel. Waarom? Ik heb zo’n boek bij van Diyanet dat vandaag de dag nog in het Vlaamse onderwijs wordt gebruikt. (Minister Bart Somers toont een leerboek.)
Dat wordt aan 17-jarigen gedoceerd. Ik wil u één passage daaruit geven. Aan die tienduizenden die les volgen, wordt gevraagd: “Om welke redenen wordt een vrouw getrouwd? Een vrouw wordt omwille van vier redenen getrouwd: vanwege haar eigendommen, haar familie, haar schoonheid en haar geloof.” Dat wordt dus in onze scholen gezegd. Niet uit liefde, niet uit genegenheid, maar om die redenen “wordt” een vrouw getrouwd. Dat stuit me tegen de borst. Dat is gedrukt in Ankara. Dat wordt vandaag de dag gebruikt in onze scholen. Het is dus hoog tijd dat er nieuwe boeken komen, en niet alleen in ons onderwijs, maar ook in het informele onderwijs.
Wat zijn nu de drie stappen waarvan ik denk dat we ze moeten zetten? Eerst en vooral ga ik vanzelfsprekend met mijn uitstekende collega Ben Weyts rond de tafel zitten om te bekijken – we hebben nu boeken voor het eerste en het derde middelbaar – of we dit ook niet voor de andere leerjaren versneld moeten uitrollen.
Ten tweede ga ik het decreet ter erkenning van geloofsgemeenschappen gebruiken dat dit parlement heeft goedgekeurd. In dat decreet staat dat men ook in de aanhangsels, in het informele Koran- of islamonderwijs dat is verbonden aan een moskee die erkenning wil, dat onderwijs op de juiste manier, met andere woorden met respect voor onze grondwettelijke en fundamentele waarden, moet geven. Daarbij zal het nieuwe boek kunnen worden aanbevolen als een goed instrument om dat op een juiste manier te doen. Dat is volgens mij een tweede heel belangrijke stap.
En ten derde denk ik dat we inderdaad verder moeten praten met de mensen die ter zake hun nek uitsteken om die verzoening tot stand te brengen. Die mensen die in Vlaanderen zeggen dat ze moslim zijn en daar fier op zijn, en tegelijkertijd zeggen dat ze fier zijn om Vlaming te zijn, om deel te zijn van onze samenleving en beide met elkaar verzoenen. Wel, die mensen moeten we de hand reiken. We moeten er in de toekomst voor kunnen zorgen dat jonge mensen die opgeleid worden, of kennis maken met hun religie of de religie van hun familie, dat op een manier doen die inpasbaar is binnen onze samenleving.
Conclusie: voor mij is het een zeer optimistisch en hoopvol signaal. Het is altijd zeer gemakkelijk om te zeggen dat men zich moet losrukken van buitenlandse invloeden, maar het vraagt ongelooflijk veel moed van mensen om op te staan en te zeggen dat hun keuze in Vlaanderen ligt. Vaak krijgen ze heel veel weerstand. Ik kan u zeggen dat zelfs ik, als minister bij het maken van het decreet, te maken krijg met weerstand uit het buitenland. Daarbij vraagt men mij of ik dat wel zou doen, en op een of andere manier probeert men mij toch te overtuigen om aan de lijnen van het verleden vast te houden.
Dus als u mij vraagt wat ik vind van een leraar die zijn nek uitsteekt, die zegt dat hij wil meewerken aan zo’n boek via een klankbordgroep, goed pedagogisch begeleid, onder andere door de Thomas More-hogeschool Antwerpen, mensen die er iets van kennen, ook niet-moslims, als reflectie om te kijken vanuit het externe perspectief, vanuit onze religie, of dat spoort met onze samenleving … Dan zeg ik dat dat belangrijke en moedige stappen vooruit zijn.
Moet iedereen akkoord zijn met de inhoud van het boek? Evident niet. Ik ben ook niet akkoord met wat er in andere religieuze boeken staat. Maar het moet wel verzoenbaar zijn met de grondwaarden van onze samenleving. Het mag niet ingaan tegen onze grondwaarden. Dat is de lijn die wij moeten trekken, en daarbinnen is er godsdienstvrijheid. Dat er morele opties worden genomen door religies die niet noodzakelijk de mijne zijn, dat is de vrijheid in onze samenleving. Maar men kan geen verhaal vertellen, men kan geen dingen naar voren brengen die haaks staan op onze samenleving.
En dat pad, mevrouw Sminate, is een pad dat we samen proberen te bewandelen, maar dat is een pad waarbij je positieve en constructieve stappen vooruit moet zetten. Je kunt dat niet alleen door een groep te stigmatiseren. Je kunt dat alleen maar als je mensen met een andere geloofsovertuiging als een gelijke burger in Vlaanderen behandelt, maar hen er wel op wijst dat ze deel zijn van deze samenleving en ook een verantwoordelijkheid hebben om die religie in te passen in onze Vlaams context.
Dus ik ben positief over de boeken die nu gemaakt zijn, waar men de link legt naar mensenrechten, waar men de link legt naar klimaat, waar men de link legt naar omgaan met pesten.
En tot slot, mijnheer Van Rooy, als men bepaalde soera’s, bepaalde interpretaties van de Koran, herformuleert, dan moeten we daar niet droevig om zijn, dan moeten we daar net enthousiast over zijn. (Applaus bij Open Vld en van Elke Sleurs en Karin Brouwers)
De heer Ongena heeft het woord.
We weten dat Diyanet, het Turkse Ministerie van Religieuze Zaken, via religie probeert om onze samenleving te beïnvloeden. Men probeert onze democratische waarden, de gelijkheid man-vrouw, de scheiding tussen kerk en staat, en ook de vrijheid van religie, te ondergraven. Daar mogen we niet naïef in zijn. Het is daarom goed dat we vanuit de overheid, met het nieuwe Erkenningsdecreet, strengere regels opleggen en dat we die ook naleven. Maar het is vooral hoopvol dat men vanuit de basis, vanuit de Vlaamse moslims, zelf die beweging inzet, dat men handboeken begint te schrijven. Ik denk dat we dat inderdaad moeten omarmen, verder moeten uitrollen, dat we ervoor moeten zorgen dat die handboeken nu gebruikt worden in ons onderwijs, maar ook dat we in de informele netwerken het signaal moeten geven, minister, dat dit de juiste weg is: zoeken naar een Vlaamse islam, naar Vlaamse moslims binnen onze waarden, onze democratische samenleving. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.