Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Lieve collega’s, lieve minister, het is ongeveer acht maanden geleden dat Russische troepen Oekraïne zijn binnengevallen op aangeven van Poetin. Heel veel Oekraïners zijn daarom hun land ontvlucht en ik moet zeggen dat Vlaanderen zich van in het begin heel solidair getoond heeft. Heel veel mensen, heel veel lokale besturen hebben kosten noch moeite gespaard om die vluchtelingen, en dat zijn er ongeveer 30.000 nu in Vlaanderen, goed op te vangen. Natuurlijk waren de eerste noden zorgen voor goede opvang, goede huisvesting en zorgen voor de vele kinderen die erbij waren, zodat ze degelijk onderwijs konden krijgen.
Ondertussen zijn we 8 maanden verder en het lijkt er jammer genoeg toch heel sterk op dat het conflict nog langer gaat duren. Dan moeten we ook wel eens beginnen kijken of we die mensen ook aan een job kunnen helpen, vooral omdat we zelf ook heel veel openstaande vacatures hebben. Als ik dan kijk naar de cijfers in Nederland, blijkt dat 24.000 Oekraïense vluchtelingen daar aan het werk zijn. Als ik dan vraag hoeveel het er in Vlaanderen zijn, weet niemand het eigenlijk. Niemand weet eigenlijk hoeveel Oekraïense vluchtelingen vandaag aan het werk zijn. Het enige dat we weten is dat VDAB met de 21 extra bemiddelaars die ze hebben gekregen, er 945 aan de slag heeft geholpen. Dat lijkt niet veel te zijn en dat is ook niet veel.
Ik heb ook rond gehoord of er duizenden anderen via andere kanalen aan het werk zouden zijn maar dat is niet zo. Ik hoor dat nergens. Misschien een paar honderd nog. Dan denk ik dat we beter kunnen en moeten doen. Daarom mijn vraag aan u, minister. Denkt u eraan, met die Nederlandse aanpak in het achterhoofd, om andere nieuwe initiatieven te nemen om toch te proberen om meer van die Oekraïense vluchtelingen ook richting een job te helpen?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Ongena, ik denk dat het inderdaad goed is om af en toe over het muurtje te kijken, in dit geval naar Nederland, en van elkaar te leren. Dat is ook wat wij gedaan hebben. De taskforce Oekraïne is nog maar vorige week samen met VDAB op werkbezoek geweest en heeft daar inderdaad een aantal zaken geleerd, waaronder inderdaad dat de Nederlandse werkgever, wanneer hij een Oekraïense vluchteling tewerkstelt, een meldingsplicht heeft. Dus op vlak van cijfers is het inderdaad op dit ogenblijk in Nederland beter gesteld.
Ze werken daar ook veel meer met interimkantoren samen. Het is meer centraal aangestuurd.
Wat de situatie in Vlaanderen betreft is het zo dat we hier vandaag 28.817 Oekraïense ontheemden hebben. Het is inderdaad zo dat enkel de federale overheid een totaalzicht heeft op die werkende Oekraïense vluchtelingen.
Volledigheidshalve wil ik meegeven dat er bij VDAB 5200 ingeschreven zijn en dat er daarvan 1681 al ooit hebben gewerkt. U zegt 945, maar ik heb hier 1055 Oekraïense vluchtelingen die aan de slag zijn. Maar dat zijn alleen diegenen die bekend zijn bij VDAB. Daarbuiten zijn er nog een aantal, maar we hebben geen totaalbeeld. Daarom is de vraag gesteld via VDAB aan de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om een totaalbeeld te krijgen van het aantal werkende Oekraïense vluchtelingen in Vlaanderen. Zodra die cijfers bekend zijn, komen ze in uw richting.
Die Oekraïense vluchtelingen hebben recht op een leefloon en zijn via dat leefloon bekend bij het OCMW. Ik vind het belangrijk dat we met VDAB richting OCMW kijken omdat zij ideaal geplaatst zijn om die mensen naar VDAB toe te leiden. Dat is een oproep aan de OCMW’s en aan al die Oekraïense vluchtelingen die kunnen werken, die in staat zijn om te werken. Ik heb er zelf van in het begin ook lokaal mee samengewerkt. Die mensen willen iets terugdoen, die willen werken. We kunnen ze via de OCMW’s maximaal toeleiden naar de vele Vlaamse vacatures.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar de cijfers. We weten dat er drempels zijn. Die mensen krijgen een leefloon en spreken vaak – meestal – geen Nederlands. Ze hebben vaak kleine kinderen. Natuurlijk zijn dat drempels die in Nederland evengoed tellen. Maar daar slaagt men er in om 24.000 van die mensen aan het werk te krijgen. Het is zoals u zegt: heel veel of een deel van die mensen – uiteraard niet allemaal – willen effectief wel aan de slag. Die willen iets doen, iets terugdoen voor de gastvrijheid die ze hier gekregen hebben. Alleen laten we hen, denk ik, vandaag in de steek. En daarom zou ik toch een oproep willen doen, minister.
Het is echt belangrijk dat u snel een initiatief neemt waarbij u, zoals u zelf zegt, alle betrokkenen mee rond de tafel brengt. VDAB is een belangrijke partner, zeker als regisseur, maar ook de lokale besturen, de interimsector, werkgeversorganisaties, misschien zelfs het agentschap Inburgering, zijn dat. Het is echt wel nodig dat u initiatief neemt om ze allemaal rond de tafel te brengen zodat we een tandje bij steken.
Er moet snel een actieplan komen waarin we nagaan hoe we dit beter kunnen doen. Het is goed dat u naar Nederland bent geweest zodat er al direct het een en het ander op tafel kan liggen op die conferentie, of wat u ook zult organiseren. (Applaus van Maurits Vande Reyde, Bart Van Hulle en Steven Coenegrachts)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het niet aan het werk helpen van mensen die willen werken is altijd een ontzettende verspilling van menselijk kapitaal. Het is ook niet goed voor onze economie. We hebben samen al heel vaak vastgesteld, minister, dat bijvoorbeeld in de dienstenchequesector 8000 vacatures openstaan. In het publiek van Oekraïense vluchtelingen zijn er heel veel dames die misschien wel op korte termijn te activeren zijn met taalomkadering en een korte opleiding. Het is vooral belangrijk om VDAB te activeren, niet alleen de Oekraïense vluchtelingen.
Ten tweede is het ook zeer belangrijk om met de federale overheid, die wel zicht heeft op de exacte cijfers, in overleg te gaan en zo de data maximaal op elkaar af te stemmen. Wat ons betreft, moet iedereen die wil en kan werken echt aan de slag kunnen in Vlaanderen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Er zijn amper Oekraïners aan het werk, er zijn duizenden vacatures. Wie is eigenlijk verbaasd? Die Oekraïners leren natuurlijk ook al snel dat werken in dit land veel te weinig loont, dat de belastingen veel te hoog zijn en bovendien – en we hebben daarvoor gewaarschuwd – hebben ze allemaal recht op een leefloon. Wij hebben van in het begin gezegd: geef ze bed, bad, brood – humane opvang – maar geen leefloon. Want dan zal het gevolg zijn wat we vandaag zien: dat er veel te weinig Oekraïners de prikkel krijgen om effectief aan het werk te gaan.
De heer Annouri heeft het woord.
Altijd weer dat riedeltje over het leefloon. Ik stel voor, collega’s, dat jullie zelf een paar maanden proberen rond te komen met een leefloon. Ik denk jullie snel geïncentiveerd zullen zijn om een job te gaan zoeken. Ik ben het beu dat altijd dat beeld wordt opgehangen dat mensen daardoor in een hangmat zouden zitten. De realiteit bevestigt elke dag opnieuw het tegendeel.
Specifiek over wat collega Ongena zegt over Oekraïense vluchtelingen: er was vorige week een interessante studiedag vanuit het middenveld, minister, over arbeidsmigratie. Tot spijt van wie het benijdt: we zullen dat nodig hebben in de toekomst. Het ging ook over Oekraïeners. Daar stond in een van de cijfers die naar voren werden geschoven, dat 60 procent van die profielen hoogopgeleid zijn, en dat 70 procent van hen inderdaad geen Engels spreekt. Het probleem is dat die mensen nu het risico lopen om in kortgeschoolde jobs vast te zitten, dus ondergekwalificeerd. Daarom zouden ze dan een job zoeken die beter bij hen aansluit in het zwarte circuit. Dan verdwijnen die volledig van de radar.
Bent u op de hoogte van dat mogelijk risico? Bent u op de hoogte van die cijfers? Wat zult u doen om ervoor te zorgen dat ze niet in de val trappen om daarin geluisd te worden, zal ik maar zeggen, en meer kwetsbaar te zijn? Wat zult u doen om dat potentieel van die hoogopgeleiden te benutten in onze arbeidsmarkt, omdat we ze vandaag nodig hebben? (Applaus bij Groen en van Kim De Witte)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Van Rooy, uw uitspraken verdienen niet veel aandacht, maar toch bij deze: het is een schande hoe u mensen die van oorlog vluchten hier als profiteurs neerzet. Schande, mijnheer Van Rooy. (Applaus bij cd&v, Open Vld, Groen, Vooruit en de PVDA)
Dit geheel terzijde. Collega Ongena, u stelt een heel belangrijke vraag. U doet het voorstel om alle administratie samen te brengen van alle mensen die bezig zijn om Oekraïeners te activeren richting de arbeidsmarkt. Ik denk dat die taskforce al bestaat. De vraag is vooral: wat kan die doen? En wat kan die nog meer doen? Minister, ik zou u willen vragen: hoever staan we met het aanbieden van taalopleidingen? Het ziet ernaar uit dat heel veel van die Oekraïense mensen hier langere tijd zullen verblijven, dus op een duurzame manier geïntegreerd moeten worden op onze arbeidsmarkt. De kennis van het Nederlands is daarbij essentieel. Hoever staan we met het aanbieden van taalopleidingen Nederlands aan deze mensen? En hoe kunnen we dat eventueel nog verbeteren?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Die moeizame activering verbaast me eigenlijk niet. En het zal u ook niet verbazen: in het federaal parlement hebben we voorgesteld om zakgeld te geven in plaats van een leefloon. Bed, bad, brood en een leefloon, geen inburgering, geen automatische toeleiding naar VDAB? Dat is het gevolg van de federale beslissingen, en die federale beslissingen hebben hier natuurlijk ook een grote impact op.
Minister Brouns, we hebben het er in de commissie al verschillende keren over gehad. Ik had in de zomer ook een aantal voorstellen naar u toe gedaan. Ten eerste: als er correcte cijfers zijn in Nederland, dan kunnen wij dat ook. Ik ben blij dat we daar nu voor zullen zorgen. Ten tweede: er moeten extra inspanningen komen van VDAB, want die cijfers kunnen beter. En er moeten ook extra inspanningen komen om die mensen Nederlandse lessen te geven. En ten derde: betrek de privé-actoren, de uitzendsector, de OCMW’s, maar ook de steden en gemeenten. Ik had u al gevraagd om te overleggen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Vandaar de vraag: is dat overleg ondertussen gebeurd?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vele goede suggesties, te beginnen met collega Ongena. Ik denk inderdaad dat we – in de schoot van de taskforce – die problematiek ter harte moeten nemen, om de Oekraïense vluchtelingen die willen werken meer dan vandaag toe te leiden naar de vele jobs.
Ik kijk ook uit naar de cijfers, om te kijken in welke mate die verschillen van die van VDAB. Het is zeker zo dat er vandaag heel veel partners zijn buiten VDAB, die ons bij dat traject kunnen steunen.
Ik heb een heel mooi voorbeeld gezien in Antwerpen. Er werd verwezen naar de dienstenchequesector, waar dus een Oekraïense coach aan de slag ging met Oekraïense vluchtelingen. Zij was zelf geen vluchteling, ze was Oekraïense, en ze had natuurlijk veel sneller en gemakkelijker toegang tot de doelgroep die we vandaag in Vlaanderen opvangen.
Wat dat betreft: ja, mevrouw Gennez, ik kijk uit naar de cijfers van de federale overheid. Ik hoor ook bij sommigen dat VDAB meer moet activeren. Ik denk dat we dat kunnen doen door VDAB meer te stimuleren om met lokale besturen jobbeurzen te organiseren, specifiek gericht op de doelgroep van de Oekraïense vluchtelingen.
Wat de hoogopgeleiden specifiek betreft: dat is inderdaad een vrij grote groep binnen de Oekraïense vluchtelingen. Mijn ervaring is dat de OCMW’s en zij die bij de opvang verantwoordelijkheid hebben opgenomen, een goed zicht hebben om samen met hen te kijken hoe we die mensen beter kunnen toeleiden naar de jobs van vandaag, om ook te vermijden dat het zou leiden tot zwartwerk of andere vormen van misbruik, omdat ze in een eerste fase de neiging hebben om naar die kortgeschoolde jobs te gaan.
Wat de taal betreft, stellen we inderdaad samen vast dat een hele grote groep de taal niet machtig is. Het gaat over ocharme 1 procent, wat voor zich spreekt. 30 procent zou Engels spreken. Voor 90 procent van de vacatures die er zijn, is een goede kennis van het Nederlands vereist.
Op dit ogenblik zijn er drieduizend Oekraïners die via VDAB in een taaltraject zitten of er een hebben gevolgd. Op de taal leren ‘on the job’ kan ook voor deze doelgroep nog worden ingezet, meer nog dan vandaag.
Collega De Vreese, ik denk dat u een terecht punt hebt aangehaald. De VVSG is ook betrokken partij.
Ik wil afronden met het voorstel van collega Ongena om ook binnen de schoot van de taskforce na te gaan welke partners we nog mee in het bad kunnen nemen om al de Oekraïners die willen werken – en ik denk dat dat er heel veel zijn – beter en meer toe te leiden naar de vele vacatures in Vlaanderen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, in Nederland zijn er 80.000 Oekraïners. 24.000 van hen zijn aan het werk, dat is grosso modo 1 op de 3.
Wij hebben er dertigduizend. Ik denk dat er een potentieel is van tienduizend Oekraïense vluchtelingen om aan de slag te gaan. Vandaag gebruiken we dat potentieel niet en dat is dom. Dom voor die mensen zelf, want een deel van hen wil aan de slag. Maar natuurlijk ook dom voor onszelf, want we hebben een tekort aan mensen voor dienstenchequebedrijven, maar ook aan hoogopgeleiden. We hebben overal tekorten en dat potentieel gebruiken we veel te weinig.
Minister, heel goed dat we binnen de taskforce eerst hebben gefocust op huisvesting, want dat is belangrijk, en op onderwijs voor de kinderen. Heel belangrijk is dat we nu ook een focus leggen op werk. Ik denk dat we daarmee heel veel mensen een plezier kunnen doen. (Applaus bij Open Vld en van Caroline Gennez)
De actuele vraag is afgehandeld.