Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de analyse van verkeersongevallen tussen 2017 en 2020 door Vias institute
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Vias institute heeft 336.000 ongevallen tussen 2017 en 2020 tussen personenwagens en kwetsbare weggebruikers geanalyseerd. Het heeft de verbanden met bepaalde andere elementen onderzocht. Dat is heel belangrijk. Ook via de veiligheidsbarometer van Vias institute weten we dat fietsers en voetgangers steeds vaker het slachtoffer worden van dodelijke ongevallen of ongevallen met zwaargewonden. We moeten daar iets aan doen. U wilt dat zelf ook. Uit de veiligheidsbarometer van Vias institute blijkt dat vorig jaar maar liefst 67 fietsers overleden zijn en 43 voetgangers.
We moeten kijken naar de resultaten van de studie die nu is bekendgemaakt. We leren daaruit dat zwaardere wagens een grotere impact hebben. Een wagen die tot 1.000 kilogram meer weegt, zorgt ervoor dat de slachtoffers twee keer meer kans hebben om te overlijden. Ook snelheid heeft een geweldig grote impact. Als je aangereden wordt met 50 kilometer per uur, heb je vier keer meer kans om te overlijden dan wanneer je wordt aangereden met 30 kilometer per uur.
U hebt een verkeersveiligheidsplan uitgewerkt, maar u moet dat natuurlijk voortdurend bijschaven aan de hand van de nieuwste inzichten. Ik vraag me af wat u zult doen met betrekking tot de zwaarte van de wagens. We weten dat auto’s in principe zwaarder worden door de evolutie bij de producenten, maar ook door de elektrificatie. Als die tendens zich voortzet, dan heeft dat een impact op de verkeersveiligheid. We weten dat u een richtsnoer over de zone 30 hebt uitgewerkt, maar dat de gemeenten vrij zijn om hun dorpskernen in te richten als een zone 30. Vias institute, bijgestaan door experten, vraagt nu ook om dat sneller te doen, want we kunnen daar levens mee redden.
Mijn vraag aan u, minister is dan ook: op welke manier zult u het verkeersveiligheidsplan bijschaven aan de hand van die resultaten?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
De analyse van Vias institute van deze week is duidelijk. Wie de voorbije jaren de pech had om aangereden te worden in een zone 30, had vier keer meer kans het ongeval te overleven dan in een zone 50. Drie op de vier voetgangers die in 2021 om het leven kwamen in een ongeval, bevonden zich in de bebouwde kom. Het is dus heel eenvoudig. Als we de bebouwde kom veiliger maken, dan kunnen we levens redden. Op het laatste Vlaams Congres Verkeersveiligheid zei u dat de bebouwde kom een veilige plaats moet worden voor weggebruikers. Maar ondertussen grijpt u in het parlement niet in en stapelen de bewijzen zich op. De analyse van Vias institute toont opnieuw zwart op wit dat 30 kilometer per uur de veiligste optie is. In plaats van zelf verantwoordelijkheid te nemen, schuift u die altijd af op de gemeenten. Voor inwoners met een burgemeester met een groot hart voor verkeersveiligheid is dat prima, maar voor de anderen niet. De cijfers bewijzen het keer op keer. Onze vraag is telkens weer heel eenvoudig: neem uw verantwoordelijkheid en maak van zone 30 de nieuwe norm. Toon dat u werkelijk iets wilt doen voor de veiligheid van de zwakke weggebruiker. Niet alleen Vooruit, maar ook de verkeerspecialisten en Vias institute pleiten al heel lang voor de zone 30 als norm, en zone 50 kan als die verkeersveilig is.
Minister, ik heb de volgende vragen. Hoeveel studies en argumenten pro zone 30 hebt u nog nodig? Bent u bereid om zone 30 in de dorpskernen als norm in te voeren en de zone 50 toe te laten als die verkeersveilig is? (Applaus bij Vooruit)
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, zowel mijnheer Bex als ook mevrouw Lambrecht heeft het principe van ‘de aanhouder wint’ hoog in het vaandel. Ze denken dat, als ze iedere week in het parlement komen vragen om een zone 30 te verplichten in elke bebouwde kom en bij elk lokaal bestuur, ik ooit zal zwichten om dat te doen.
Collega’s, ik ben ook iemand die van het principe is dat de aanhouder wint. Ik ken, mevrouw Lambrecht, geen enkele burgemeester die verkeersveiligheid niet in zijn hart draagt, u klaarblijkelijk wel. Ik ken ze niet, ben ze nog niet tegengekomen. Maar ik blijf erbij dat de lokale besturen het best geplaatst zijn om op hun eigen grondgebied, in hun eigen dorpskernen, in hun eigen steden en gemeenten, een snelheidsregime te bepalen.
Collega’s, ik heb geen studie nodig om te weten dat, als een zwaarder voertuig betrokken is bij een ongeval, of als er aan een ongeval een hogere snelheid te pas kwam, de impact daarvan groter is. Ik denk dat we die wetten allemaal in de les natuurkunde in het secundair onderwijs kregen. Die studie is alleszins nu geen aanleiding voor mij om te zeggen: ik stap nu af van die subsidiariteit, ik stap nu af van het feit dat ik vertrouwen heb in de lokale besturen, die in mijn ogen het best geplaatst zijn om de snelheidslimieten te bepalen, of ik stap nu af van het principe van de zelfverklarende weg, de weg die de weggebruiker het vertrouwen moet geven om zelf te weten welk snelheidsregime hij moet volgen.
We hebben inderdaad – en u hebt ernaar verwezen – een afwegingskader gemaakt, een tool die de lokale besturen kunnen gebruiken. Dat is ook weer geen bijbel, maar een handleiding die men kan gebruiken om te bepalen welk weggedeelte geschikt is voor welk snelheidsregime. Dat is overgemaakt aan elk lokaal bestuur, en ik geloof dat dat ook her en der door bepaalde lokale besturen gebruikt wordt om daar wel en daar niet een zone 30 in te voeren. Tegelijkertijd zie ik ook heel wat fietsstraten en fietszones verschijnen. Ik heb er dus, opnieuw, alle vertrouwen in dat de lokale besturen het best geplaatst zijn om te weten waar er een zone 30 moet komen. Ik ga ze alleszins niet verplichten om van elke bebouwde kom een zone 30 te maken, want dat zou de facto betekenen dat heel veel lokale besturen, zeker daar waar drukke gewestwegen, zoals gewestwegen met twee maal twee rijstroken, door gaan, overal de bebouwde kom moeten aanpassen. Ik denk dat dat ook niet de oplossing zou zijn. Ik blijf dus bij mijn standpunt dat de lokale besturen hier het best geplaatst zijn om de snelheidsregimes te bepalen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik had helemaal niet verwacht dat 110 verkeersdoden u tot een verandering van standpunt zouden brengen. Want u durft dat gewoon niet. U hebt schrik van de kiezer. U zou – en dat heb ik al zo vaak gezegd – kunnen zeggen: zone 30 wordt de regel. En dan kun je op die gewestweg met twee maal twee rijstroken perfect een hogere snelheid toelaten. Maar u durft het gewoon niet. Zelfs wanneer die cijfers u in het gezicht worden gesmeten, verandert u niet van mening. Dat heeft niets te maken met het kennen van de regels van de fysica of met gezond verstand. Dat heeft gewoon te maken met onwil om iets te doen aan die verkeersslachtoffers, en ik ben dat, eerlijk gezegd, stilaan spuugzat.
Ik stelde ook een vraag over wat deze Vlaamse Regering wenst te doen aan het steeds toenemende gewicht van auto’s en modellen die steeds groter, breder en langer worden. Een Volkswagen Golf van vandaag is een veelvoud van het gewicht van een Volkswagen Golf van twintig jaar geleden. Maar daarop bent u in uw riedeltje rond die zone 30 nog niet kunnen ingaan. Misschien kunt u daar nog even op ingaan in uw volgende repliek. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik sta hier niet voor mijn plezier, absoluut niet. Zolang er wetenschappelijk onderbouwde studies zijn, zolang er doden blijven vallen, zal ik hier blijven staan, en velen met mij. Uit uw antwoord blijkt dat u die verantwoordelijkheid maar blijft afschuiven op de gemeenten. Zo blijven levens in gevaar. De bebouwde kom, minister, dat moet een plaats zijn waar het veilig is, waar mensen kunnen winkelen, waar kinderen kunnen fietsen, waar gespeeld kan worden. Dat moet een veilige plaats zijn. De analyse van Vias kan niet duidelijker zijn: een lagere snelheid is meer verkeersveiligheid, zijn minder doden. Ik zal het blijven herhalen. Van een minister van Mobiliteit, die eigenlijk als doel heeft om het aantal verkeersdoden te halveren – niet tot nul brengen, maar halveren – tegen 2030, verwachten wij actie. Kijk niet langer de andere kant op. Andere landen doen het. Brussel deed het. Wat zien wij daar? Minder ongevallen, minder gewonden en minder doden. Waar wacht u op? (Applaus bij Vooruit)
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega’s, ik ken inderdaad geen enkele burgemeester of college die verkeersveiligheid de rug toedraait. Na sensibilisering is handhaving onder de vorm van trajectcontrole een instrument om een grote stap voorwaarts te zetten om te zorgen dat men zich gedraagt en zich houdt aan de snelheidsregimes in de bebouwde kom. Met technologie het verschil maken, daarvan zijn er vandaag voldoende robuuste voorbeelden die toepasbaar zijn en voorhanden op de markt. Binnen een paar jaar spreken we daar heel anders over, als de trajectcontroles over heel Vlaanderen worden uitgerold, dan komen we tot een verhaal van permanente snelheidshandhaving, en dat is eigenlijk het verschil dat we kunnen maken op het vlak van verkeersveiligheid en snelheidshandhaving.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het debat over de veralgemeende 30 kilometer per uur-zone in de bebouwde kom hebben we al herhaaldelijk gevoerd, niet alleen in het parlement maar ook in de commissie. De factoren die ik betreur in het pleidooi van collega’s Bex en Lambrecht daarover, is het vertrouwen in de lokale besturen. Ik denk nog altijd dat het lokale niveau het best geplaatst is om zijn unieke situatie en mogelijke problemen en oplossingen te bekijken, en niet de minister of het Vlaams Parlement. De lokale besturen kunnen indien nodig, voor de al dan niet toepassing van de 30 kilometer per uur-zone, zelfs terugvallen op een afwegingskader dat de minister de afgelopen maanden ter beschikking heeft gesteld. Nog steeds blijkt dat hier partijen zijn die daar geen vertrouwen in hebben. Dat is zeker te betreuren.
Verkeersveiligheid staat hoog op de agenda, dat is de logica zelve. Dat is voor ons zo, maar ook voor de lokale besturen. Ik ben zelf schepen van Mobiliteit in mijn thuisstad Lummen. Ik spreek uit ervaring als ik zeg dat de lokale besturen het meest voeling hebben met de lokale context. Gelet op het hoge aantal ongevallen met zwakke weggebruikers moeten we focussen op de autonomie van de lokale besturen en op het zo veilig mogelijk maken van het wegverkeer. Ik kijk daarvoor onder andere naar het MIA-project (Mobiliteit Innovatief Aanpakken), minister, met zijn innovatieve en proactieve aanpak.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende vragen en opmerkingen.
Mijnheer Bex, u zegt dat ik niet durf, dat ik schrik heb van de kiezer. Dat heb ik u duidelijk horen zeggen. (Instemming)
Dan gaat u me straks enig chauvinisme verwijten, denk ik. Ik was gisteren op het Fietscongres. Daar waren negen genomineerde gemeenten en vijf daarvan kwamen uit Limburg. Ze werden genomineerd omdat ze enorm inzetten op fietsinfrastructuur. We hebben schitterend beeldmateriaal gezien, dat toonde fietsstraten en -zones. Ook mijn eigen gemeente, als ik dan toch schrik zou hebben van de kiezer, was genomineerd.
Minister, u bent geen burgemeester meer.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik ben nog altijd titelvoerend burgemeester. Ook mijn eigen gemeente was genomineerd, maar viel net buiten de prijzen. Alleszins waren vijf van de negen gemeenten Limburgs en deden ze grote investeringen in fietsinfrastructuur, -zones en -straten. In fietszones en -straten geldt sowieso de 30 kilometer per uur. De fiets is daar koning. Ja, we zetten in op de fiets- en verkeersveiligheid. We hebben vorig jaar een Verkeersveiligheidsplan goedgekeurd met niet minder dan 37 concrete maatregelen waarmee we iedere dag opnieuw aan de slag gaan en waar we tal van acties aan koppelen om te zorgen voor meer verkeersveiligheid. Dat is en blijft het ultieme doel: geen enkel slachtoffer.
Om dan continu te zeggen dat het staat en valt louter met de boodschap dat wij vanuit Brussel bepalen dat er in elke dorpsstraat en -kern een zone 30 moet zijn, waar sommigen zelfs gaan voor erfzones van 20 kilometer per uur, daar pas ik voor. Ik heb opnieuw alle vertrouwen in de lokale besturen en ik ben blij dat heel wat parlementsleden hier datzelfde zeggen en dat ze geen enkele burgemeester of schepen kennen die verkeersveiligheid niet hoog in het vaandel draagt.
Mijnheer Bex, een tweede element dat u aanhaalt, is het gewicht van de auto's. Ja, onze auto's zijn vandaag zwaarder dan de auto's van tien jaar geleden, en zeker de elektrische auto's zijn zwaarder. Dat heeft heel veel te maken met de batterijen, die zorgen voor extra gewicht. Ik ben niet bevoegd voor verkeersfiscaliteit. Noch ik, noch minister Diependaele – denk ik – zijn vragende partij om de auto's die mee bijdragen aan klimaatneutraliteit en afstappen van fossiele brandstoffen, straks zwaarder te belasten. Ik zie u al neen schudden, maar u vraagt mij om een belasting in te voeren voor zwaardere voertuigen. Daar waar wij inzetten op de vergroening van het wagenpark, meer inzetten op elektrische wagens, zou ik die auto’s tegelijkertijd zwaarder moeten belasten omdat ze door de batterijen een pak zwaarder zijn dan een wagen van tien jaar geleden, die een grotere uitstoot heeft, die meer vervuilend is. Daar houdt u dan een pleidooi voor. Wel, daar pas ik voor. Ik blijf inzetten op de verduurzaming van het wagenpark. Ik wil geen hogere fiscaliteit voor e-wagens, die automatisch zwaarder zijn door de hele batterijcapaciteit.
Voor de rest blijf ik erbij dat verkeersveiligheid een topprioriteit is en blijft, maar ik heb ook respect voor de lokale besturen, voor het subsidiariteitsbeginsel. Daar houd ik aan vast.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ‘plus est en vous’, zou ik zeggen, met drie puntjes.
Ten eerste, elektrische wagens zijn natuurlijk de toekomst. Daar moeten we absoluut op inzetten. Het gaat erover of je zware of lichte elektrische wagens op onze wegen krijgt.
Ten tweede, vertrouwen in de burgemeesters. Kijk maar eens naar de burgemeester van Lubbeek, het dorp van collega Ann De Martelaer, naar wat een spel hij maakt als een naburige gemeente een straat aan 30 kilometer per uur inricht. Niet alle burgemeesters zijn bezig met verkeersveiligheid.
Tot slot, ik zou u willen aanraden om binnen Open Vld eens te overleggen wat eigenlijk jullie visie op de autonomie van de lokale besturen is. Collega De Gucht heeft daarstraks een pleidooi gehouden om vanuit Vlaanderen op te leggen dat er in elke school in Vlaanderen een warme maaltijd zou worden gegeven. Ik vind dat op zich een lovenswaardig initiatief, maar ook daar zou je kunnen zeggen dat dat de autonomie is van de lokale besturen. Dat was het standpunt van andere partijen. Ik snap niet waarom er bij Open Vld als het gaat over verkeersveiligheid een andere strategie wordt gehanteerd dan wanneer het gaat over brooddozen op de scholen. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, het is inderdaad niet de eerste keer dat ik vraag naar meer verkeersveiligheid, maar steeds onderbouwd door verkeersdeskundigen en steeds onderbouwd door wetenschappelijke studies. Keer op keer schuift u het door naar anderen.
Het aantal verkeersdoden is na corona opnieuw heel hoog. Hoe langer u wacht om actie te ondernemen, hoe langer u wacht om verantwoordelijkheid te nemen en het telkens afschuift op de gemeenten – u heft in feite een beetje uw eigen job op –, hoe meer slachtoffers er vallen.
Deze Vlaamse Regering heeft alle kaarten in handen om tot actie over te gaan voor meer verkeersveiligheid. Vooruit gelooft in een sterke overheid, in een overheid die mensen beschermt. Helaas moeten we u dat beleid een beetje aanrekenen en blijven wachten, want het gebeurt niet.
Ik kan u één iets zeggen, minister: of u het nu fijn vindt of niet, ik zal hier blijven staan. Zolang die doden niet naar beneden gaan, zolang de verkeersveiligheid niet beter wordt, ondanks die mooie boekjes, …
U zult nu toch moeten vertrekken naar uw plaats. Uw tijd is om.
… zal ik hier blijven staan. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.