Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben naar het schijnt de koudste nacht in 5 jaar tijd achter de rug. Als we weten dat wekelijks 80 à 250 gezinnen met uithuiszetting worden bedreigd, als we weten dat 800 kinderen vandaag in Vlaanderen op straat leven, dan weten we ook dat heel wat mensen de afgelopen dagen aan den lijve hebben ondervonden wat een gevoelstemperatuur van min 10 graden Celsius betekent.
Uithuiszettingen zijn natuurlijk altijd zeer traumatiserend, maar als er kinderen bij betrokken zijn, zeker in de winter, dan is dat eigenlijk gewoon onmenselijk. De afgelopen dagen heeft minister Tommelein beslist om de winterperiode met een maand te verlengen. Hij heeft beslist dat tot 1 april gas en elektriciteit niet mogen worden afgesloten, net om ervoor te zorgen dat mensen die het al moeilijk hebben, niet letterlijk in de kou zouden komen te staan. Dat is uiteraard de logica, de menselijkheid zelve. Diverse instanties hebben er dan ook voor gepleit om zo’n moratorium in te voeren op de woningmarkt, om eigenlijk te beslissen dat gedurende de winterperiode gezinnen met kinderen niet uit huis kunnen worden gezet.
Minister, u hebt me eerder geantwoord daar geen voorstander van te zijn, maar misschien zetten deze extreme weersomstandigheden wel aan tot nieuwe inzichten, nopen ze daartoe. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat kinderen niet op straat thuishoren, dat kinderen niet horen te weten hoe min 10 graden Celsius aanvoelt, dat kinderen niet thuishoren in nacht- of noodopvang.
Minister, mijn vraag is dan ook: welke maatregelen zult u nemen om te vermijden dat gezinnen met kinderen in deze barre weersomstandigheden op straat komen te staan? Heroverweegt u het invoeren van een verbod op uithuiszettingen van gezinnen met kinderen tijdens de winter?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, het is inderdaad niet de eerste keer dat u die vraag stelt, maar dat mag uiteraard. Ik heb het er niet mee eens dat u zegt dat geen enkel kind buiten mag slapen: ik vind dat niemand op straat mag slapen. Ik denk dat u het daar ook mee eens bent.
U weet dat een uithuiszetting een laatste stap is in een hele procedure. Een winterstop invoeren lijkt me absoluut geen structureel antwoord op het probleem. Het begeleiden en tijdig signaleren gebeurt nu veel beter dan in het verleden door het OCMW, door medewerkers van de centra algemeen welzijnswerk (CAW's). Ook door de verhuurders te sensibiliseren zullen zij sneller naar een OCMW stappen wanneer er bijvoorbeeld een probleem is met een huurder of dergelijke meer.
Mevrouw Hostekint, ik heb ook de vorige keer in mijn antwoord gezegd dat er een pervers kantje zit aan een algemeen verbod. In Frankrijk heeft men een dergelijk algemeen verbod tijdens de winterperiode ingevoerd en men heeft daar vastgesteld dat verhuurders-eigenaars vlak voor de periode waarin het verbod ingaat, alle huurders met wie ze een probleem hebben, buitenzetten. Dat is een heel pervers effect dat ik in Vlaanderen absoluut wil vermijden.
De huidige regelgeving is dat men pas aan het einde van een heel proces naar de vrederechter gaat. Een maand na de betekening van het vonnis wordt men uit het huis gezet. Tijdens de winterperiode zien we dat die periode van een maand wordt verlengd. Dat is een goede zaak.
In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) zijn een aantal bijkomende maatregelen, zowel van mezelf als van minister Vandeurzen, opgenomen wat begeleiding en preventie betreft. De vergelijking die u maakt met de maatregel van minister Tommelein die in het verleden ook al was genomen door Freya Van den Bossche, namelijk het niet meer mogen afsluiten van elektriciteit en gas, is een beetje appelen met peren vergelijken. In dit geval gaat het over een uithuiszetting, het uitvoeren van een gerechtelijk bevel en dat is iets compleet anders.
U had het over ‘gedreigd’, er worden mensen bedreigd. Dat wil echter niet zeggen dat die mensen effectief uit hun huis worden gezet. Dat is een heel proces met vrederechter en vaak een verlenging van de periode. Als men dan effectief uit huis wordt gezet, betekent dat niet dat men ook effectief op straat komt te staan. Er zijn heel veel lokale besturen en organisaties, OCMW’s, CAW’s, Samenlevingsopbouw enzovoort die daarmee bezig zijn en ervoor zorgen dat die mensen niet op straat moeten slapen.
Ik wil tot slot nog verwijzen naar het besluit van de Vlaamse Regering over een winterstop. Sociale woningen die tijdelijk leegstaan, kunnen dan tijdens de winterperiode worden gebruikt om mensen op te vangen.
Mevrouw Hostekint, ik deel uw bezorgdheid en vind dat niemand op straat moet slapen. Daarnaast ben ik van mening dat lokale besturen absoluut doen wat in hun macht ligt om daklozenopvang te organiseren. Ik ben echter niet voor een algemene winterstop omdat er te veel gevaren zijn voor perverse effecten. Ik wil wel absoluut samen met u nog meer inzetten op preventie en begeleiding.
Minister, ik blijf het raar vinden dat we het allemaal logisch en normaal vinden dat als het buiten vriest dat het kraakt, men besluit dat het onmenselijk is om mensen zonder gas en elektriciteit te zetten, maar dat we het onlogisch zouden vinden om een verbod in te voeren op de uithuiszetting van mensen, van gezinnen met kinderen van wie weten dat zij nooit een individuele verantwoordelijkheid kunnen hebben voor de leefsituatie waarin ze zich bevinden. We kunnen blijkbaar niet besluiten om gezinnen met kinderen eenvoudigweg niet buiten te zetten bij deze temperaturen, om hen niet uit huis te zetten tijdens de winterperiode.
Wil dat zeggen dat we geen preventieve of structurele maatregelen moeten nemen? Uiteraard niet, maar ze zijn blijkbaar niet voldoende. Als we zien dat er vandaag achthonderd kinderen op straat leven, dat een op vier daklozen en thuislozen minderjarigen zijn, dan zijn de preventieve maatregelen vandaag onvoldoende. Structurele maatregelen: heel graag. Over de optimalisering van het Huurgarantiefonds zijn we al vier jaar bezig. Wij zijn vragende partij om die vandaag op tafel te leggen. Dus minister, tot die zaken allemaal in orde zijn, vind ik het eigenlijk de logica zelve om net zoals we dat doen met gas en elektriciteit, ook te verbieden dat mensen met kinderen tijdens de winterperiode uit huis zouden worden gezet.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Elke winter opnieuw komen dezelfde schrijnende verhalen naar boven. Elke winter opnieuw voeren wij hetzelfde debat. De preventie van uithuiszettingen – zeker in de winter, zeker met kinderen – moet inderdaad prioritair zijn. Als deze preventie dan faalt, dan moet er een ander antwoord komen.
Groen herhaalt haar pleidooi – we hebben dat al eerder gevraagd – om een winterstop voor uithuiszettingen in te voeren, net zoals in Frankrijk. Dit pleidooi is overigens ook al gehouden door tal van andere actoren, zoals het Netwerk tegen Armoede, de Gezinsbond, de kinderrechtencommissaris. Vandaag willen we dat pleidooi herhalen. Het mag dan al geen structureel antwoord bieden, zoals u zegt, het is ten minste een antwoord.
U bent minister van Wonen, u bent minister van Armoedebestrijding, volgens ons hebt u dan ook in beide bevoegdheden de verantwoordelijkheid om deze winterstop vandaag in te voeren.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik heb er een probleem mee dat u ervan uitgaat dat elke uithuiszetting blijkbaar tot dakloosheid leidt. Dat is een insinuatie die toch ver gaat en ik heb daar problemen mee. Er zijn in Vlaanderen heel wat opvanginitiatieven, ook lokaal, voor mensen die dakloos dreigen te worden. Dat is nog iets helemaal anders dan de perceptie dat elke uithuiszetting dakloosheid tot gevolg heeft. Dat is zeer kort door de bocht en doet aan bepaalde sfeerschepping.
Trouwens, een rechter zal in elke concreet geval beslissen wanneer de periode van effectieve uithuiszetting gebeurt. We moeten natuurlijk zien dat we nog voldoende verhuurders vinden. Vooraleer iemand effectief uit zijn huis wordt gezet, is de verhuurder al maanden aan de gang via een rechtbank. U zult dan straks nog zeggen dat die verhuurder die personen tijdens ettelijke maanden niet uit huis mag zetten. Het moet een beetje billijk en eerlijk zijn.
Ik wil graag verwijzen naar het nieuwe Huurdecreet. U kiest daar altijd één artikel uit, zeer eenzijdig. Artikel 47 van het nieuwe Huurdecreet voorziet er bij uithuiszettingen in dat bij elke vordering onmiddellijk ofwel de griffier ofwel de gerechtsdeurwaarder het OCMW moet inschakelen, moet verwittigen en melden dat er een dossier hangende is. Het nieuwe Huurdecreet vangt zeker op dat het OCMW betrokken wordt bij elke vordering, van de eerste dag. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Er zit weinig sense of urgency in het antwoord van de minister. Het gaat over schrijnende situaties. Een op drie dak- en thuislozen in Vlaanderen is minderjarig, een op vier uithuiszettingen heeft betrokkenheid van kinderen. De kinderrechtencommissaris heeft trouwens een uitstekend rapport geschreven over dak- en thuisloosheid bij kinderen, over de zware fysische en psychische weerslag op kinderen, in die mate dat men spreekt over vluchtelingen in eigen land. Dat is een bijzonder schrijnende situatie en een dagelijkse realiteit voor honderden kinderen. Daar zou iets meer ‘sense of urgency’ over mogen zijn.
Zoals de heer Engelbosch terecht zegt, zal men in het nieuwe Huurdecreet dadelijk een melding kunnen doen en zal het OCMW preventieve woonbegeleiding kunnen opzetten. We zijn er alleen niet klaar voor. We moeten daar iets grondiger naar kijken. U moet daar met de bevoegde minister grondiger naar kijken om dat een realiteit te maken. Tot zolang blijft de thuisloosheid, ook in moeilijke winterse omstandigheden, een schrijnende realiteit voor honderden Vlaamse kinderen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, bedankt om de menselijke maatregel van minister Tommelein te vermelden. Dat is een positief gebaar van de regering naar mensen die het koud hebben. Het zijn koude en barre tijden.
Minister, de uithuiszettingen zijn een heel moeilijk probleem. Ten eerste is het zo dat elke uithuiszetting – is het nu in de zomer of in de winter – een uithuiszetting te veel is. We gaan ervan uit dat de huurder te goeder trouw is en dat hij in de onmogelijkheid is om zijn huur te betalen. Na vijf maanden wordt hij dan uitgedreven met een vonnis. Het is nog altijd de eigenaar die zelf beslist – op het moment dat het het koudst is – of hij daarmee doorgaat of niet. Heel veel eigenaars die over een dergelijk vonnis beschikken en waar kleine kinderen bij betrokken zijn, willen een goede verstandhouding met de dienstverlener, met het OCMW om een oplossing te zoeken.
Als er geen oplossing is en het OCMW wordt met een dergelijke uithuiszetting geconfronteerd, dan moet het OCMW met de verhuurder tot een overeenkomst komen en eventueel de huur of de bezetting nog vergoeden zodat er op dat ogenblik niemand op straat komt.
Ik ben het eens met wat de heer Engelbosch en mevrouw Van Volcem hebben gezegd, dat zal u niet verbazen. Een uithuiszetting betekent inderdaad geen dakloosheid. Het is het einde van een heel proces en als men uiteindelijk jammer genoeg uit het huis wordt gezet, betekent dat niet dat men op straat komt te staan. Dat is wel de karikatuur die hier wordt gecreëerd, al zeg ik niet dat u dat bewust doet.
Dak- en thuisloosheid valt niet onder mijn bevoegdheid, maar onder die van mijn collega Vandeurzen. We nemen natuurlijk onze verantwoordelijkheid op met het besluit van de Vlaamse Regering inzake winteropvang. Ik heb in mijn initieel antwoord gezegd en ik herhaal dat er nog nooit zoveel is ingezet op begeleiding en op preventie. Uithuiszettingen is helaas geen fenomeen dat ontstaan is in 2014. Vroeger gold die begeleiding en preventie enkel voor de huurders, maar nu geldt dat ook voor de verhuurders. Vroeger sprak een CAW-medewerker of een OCMW-medewerker of een maatschappelijk assistent van een of ander lokaal bestuur met de huurder in kwestie om een oplossing te zoeken. We hebben nu ook met de verhuurders gesproken, om ze te sensibiliseren en het niet zover te laten komen, om tijdig problemen te signaleren zodat we kunnen ingrijpen en kunnen voorkomen dat mensen effectief uit hun huis worden gezet.
Ik ga misschien een gewaagde uitspraak doen, maar als u spreekt over 280 gezinnen die momenteel op straat slapen, hebben wij geprobeerd om op gelijk welke manier aan die getallen te geraken en niemand kon die getallen bevestigen. Wat men ons wel wist te zeggen, is dat we er rekening moeten mee houden dat het om gezinnen kan gaan die niet in een woning zaten, maar die in het kader van de asielcrisis hier nog al dan niet in de illegaliteit vertoeven. Dat is ook een waarheid die gezegd mag worden.
Mevrouw Hostekint, daarmee wil ik niet zeggen dat er niemand is die een huis bewoont en op een bepaald moment uit zijn huis wordt gezet. Neen, dat wil ik niet gezegd hebben. Ik heb ook gezegd dat tijdens de winterperiode de regel dat je één maand na de betekening van het vonnis effectief uit het huis moet gaan, door veel vrederechters wordt aangepast en dat ze die periode verlengen. Ook de verhuurders zelf doen dat soms uit medemenselijkheid. Maar als men blijft pleiten voor een winterstop – en dan kijk ik even naar mevrouw Moerenhout –, wil ik toch wijzen op de perverse effecten die zo’n winterstop kan hebben. Het kan absoluut niet de bedoeling zijn om in Vlaanderen een winterstop in te voeren, bijvoorbeeld tijdens dezelfde periode als voor elektriciteit en gas, waarbij verhuurders en eigenaars die vrezen problemen te krijgen met hun huurders, dan zouden beslissen om ze sneller buiten te zetten, namelijk vóór de periode dat ze dat niet meer kunnen.
Mevrouw Hostekint, u maakt de vergelijking met de maatregel van minister Tommelein, die inderdaad, zoals mevrouw Van Volcem zegt, een sociale maatregel is, die in het verleden ook al is genomen, en ik vind het goed dat dit gebeurt. Hier gaat het over een vonnis, een uitspraak van een rechter. Moeten we nog meer inzetten op preventie? Ja. Moeten we nog meer inzetten op begeleiding? Ja. Maar we doen deze legislatuur al veel meer dan daarvoor en ik wil best nog wat extra moeite doen om daar nog meer op in te zetten, want ik vind het absoluut noodzakelijk dat mensen een menswaardig leven kunnen leiden in Vlaanderen.
Minister, als er iets is waarvan ik geen karikatuur zou durven te maken, is het wel van schrijnende situaties als deze. Natuurlijk komt niet iedereen die uit huis wordt gezet, meteen in de dakloosheid terecht, dat heb ik ook helemaal niet gezegd. Wat ik wel vaststel, is dat er volgens de cijfers die u zelf ook ter beschikking heeft, elke week 80 tot 250 gezinnen met uithuiszetting worden bedreigd. De kinderrechtencommissaris vermeldt in zijn rapport dat er 800 kinderen op straat leven en dat een op vier dak- en thuislozen een minderjarige is. Dat is een rijke regio als Vlaanderen onwaardig.
U zegt dat ik de maatregel van minister Tommelein niet kan vergelijken met dit geval. Waarom vinden we het allemaal zo logisch dat we mensen niet in de kou kunnen zetten en gas en elektriciteit afsluiten tijdens de winterperiode, maar vinden we wel dat het moet kunnen dat kinderen of gezinnen met kinderen, kinderen die nooit verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen situatie, uit huis kunnen worden gezet?
Is dat een gerechtelijke beslissing? Ja. Maar die rechter oordeelt natuurlijk wel op basis van decreten en wetten die wij hier allemaal vandaag en in dit parlement maken, en nergens anders.
Als u zegt dat de uithuiszetting vroeger ook bestond, dan klopt dat natuurlijk. Maar het is wel de eerste keer in de geschiedenis dat Armoedebestrijding en Wonen – de vroegere federale materie en nu een Vlaamse materie – verenigd zijn in één hand, in één minister. 800 kinderen die op straat leven, minister, dat is een welvaartstaat onwaardig. (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.