Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Er werd al langer over gesproken, maar nu zal de eerste alcoholpolikliniek van ons land van start gaan, in samenwerking met de Leerstoel Reinier de Graaf. In deze kliniek zullen jongeren na een alcoholvergiftiging niet enkel de broodnodige medische zorgen krijgen, maar ook nazorg. Na een eerste gesprek met de betrokkenen en de ouders worden nadien ter opvolging gesprekken gevoerd met de kinderarts en kinderpsycholoog. Tijdens deze verdere gesprekssessies worden de oorzaken van het drinkgedrag onderzocht en wordt ook bekeken hoe dit in de toekomst vermeden kan worden.
Die kliniek is opgericht naar Nederlands voorbeeld. We hebben het hierover al een paar keer in deze commissie gehad, maar dat was nog bij uw voorganger. In Nederland werd duidelijk dat jongeren na zo’n opname in de kliniek minder bingedrinken – want daarover gaat het – en zich meer bewust zijn van risico’s van dergelijk drinkgedrag. Bovendien worden de ouders betrokken en krijgen zij ook de nodige tips om met dit gedrag om te gaan.
Ik heb dan ook volgende vragen. Welke impact denkt u dat dit project zal hebben op de andere welzijnsactoren die zich bezighouden met verslavingszorg, zoals bijvoorbeeld het centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG)? En ziet u hier een voorbeeld voor anderen in? Op welke wijze zal er afstemming plaatsvinden tussen de alcoholpolikliniek en Vlaamse gezondheids- en welzijnsactoren? Welke initiatieven worden er genomen om samenwerking tussen de alcoholpolikliniek en de gezondheids- en welzijnsactoren te stroomlijnen? En afsluitend: hoe zal dit project concreet opgevolgd en geëvalueerd worden?
Minister Crevits heeft het woord.
De impact die dit project zal hebben op de geestelijke gezondheidszorg, is moeilijk te voorspellen. U hebt zelf het voordeel van zo’n polikliniek gemeld, namelijk dat het een vindplaatsgerichte zorgmodaliteit is, waarbij je zeer kort op de bal kunt spelen. Men kan aanklampen wanneer het risico zich voordoet, en we verwachten dat de impact daarvan zeker positief zal zijn.
Over de tweede vraag: er zijn vanuit de Reinier de Graaf Leerstoel Jongeren en Alcohol contacten geweest met het CGG VAGGA. Die preventiemedewerkers ondersteunen scholen in het opmaken van een middelenbeleid. Daarnaast ontving het preventieteam erg recent de vraag om het gesprek aan te gaan over een nieuw project dat in de steigers staat: een virtuele escaperoom voor jongeren rond alcohol. Er zijn afstemmingsgesprekken hierover gepland. De vroeginterventiewerking van CGG VAGGA werd eveneens benaderd. De cliënten en hun context die binnen deze polikliniek gezien worden, zijn gelijkaardig aan het cliënteel dat het team Vroeginterventie bereikt. De samenwerking kan dus zeker zorgen voor een bundeling van krachten.
Er kan ook afstemming zijn met het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD). Zij zijn blij dat de leerstoel is opgericht, want dat betekent meer data, meer onderzoek en meer aandacht. Met Guido Van Hal van de Universiteit Antwerpen, de titularis van de leerstoel, heeft VAD bovendien al jaren een structurele samenwerking voor de studentenbevraging. Dus dat is ook goed nieuws.
De leerstoel zal ook onderzoeken op welke manier het concept van de alcoholpoli naar Vlaanderen kan overgebracht worden. In sommige regio’s bestaan al sterk uitgewerkte samenwerkingen, waarbij jongeren vanuit spoed naar het CGG doorverwezen worden, bijvoorbeeld de samenwerking tussen zorGGroep Zin en het Jessa Ziekenhuis in Hasselt.
Het boeiende aan het Nederlandse model van de alcoholpoli is dat de taak vroeginterventie hierin aanzien wordt als een taak van de spoeddienst. De vanzelfsprekendheid van deze manier van werken in Nederland zal de Vlaamse initiatieven wel kunnen versterken.
Vraag 3 en 4 behandelen we samen. De ziekenhuissector is een gedeelde bevoegdheid tussen de federale en Vlaamse overheid. Vanuit Vlaanderen kunnen we geen initiatieven nemen omtrent het oprichten van poliklinieken. Wel moeten we ze in het kader van geïntegreerde zorg goed opvolgen, en dat betekent dus kijken wat de effecten en resultaten van de Antwerpse alcoholpoli zijn en de navolging in andere regio’s. Tot op vandaag zijn er nog geen structurele samenwerkingsafspraken, maar zoals ik al zei, zijn er wel al eerste contacten gelegd binnen het project zelf.
Er is ook een interfederaal beleidsplan alcohol in de maak. Daarnaast zijn er ook voorstellen opgenomen rond de behandeling van het alcoholprobleem, waaronder het verbeteren van zorg en diensten voor jongeren door middel van een zorgtraject in de eerste lijn. Dat zijn allemaal elementen die we in de toekomst ook zullen kunnen opvolgen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ja, minister Beke zei reeds in 2020-2021 dat hij het zou opvolgen, rapporteren en zich zou informeren daarrond, omdat het inderdaad een vernieuwend traject is dat in Vlaanderen kan worden uitgerold. Zeker in het kader van preventie – en dat valt dan in uw bevoegdheden – lijkt het me wel belangrijk dat u dat inderdaad zult doen. Maar u geeft al aan dit te doen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Voor mij is het opvallend dat in dit traject de ouders heel nauw betrokken worden. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Mijn bijkomende vraag is dan ook: op welke manier worden ouders binnen het bestaande hulpverleningsaanbod reeds betrokken? Dat kan ook bij andere verslavingsproblematieken zijn. Welke initiatieven neemt u om deze betrokkenheid te vergroten? Ik denk dat dat heel belangrijk is, ook naar de ouders toe.
Minister Crevits heeft het woord.
Ja, ik moet dat bekijken, collega. Het is een heel specifieke vraag, dus ik ga bekijken of die opvolging er al is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.