Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de veiligheid van de huishoudhulpen
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik ben heel blij dat ik mijn vraag nog voor de middag kan stellen. Ik zal het kort houden, want ik zie dat de minister al een beetje honger heeft. Het gaat om de werkbaarheidscoaches in de dienstenchequesector.
Het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘werkbaarheidsscan en werkbaarheidsconsulent’ zou op zijn einde lopen. Binnen dit project ging het sectoraal vormingsfonds van de dienstenchequesector samen met de sociale partners op zoek naar wat een ‘werkbaarheidsconsulent’ zou kunnen zijn. Ik trap een open deur in, denk ik, als ik zeg dat de huishoudhulpen zware jobs hebben, fysiek zware jobs. We zien dat ook in het ziekteverzuim, dat hoger ligt dan in andere sectoren. Men ging dat ‘werkbaarheidsscan en werkbaarheidsconsulent’-project organiseren via een bevraging, werkgroepen en een proeftuin. Op basis van de conclusie maakte men een profiel op van een werkbaarheidsconsulent. Deze persoon zou een aanspreekpunt moeten zijn rond werkbaar werk voor alle bedrijven en sociale partners in de dienstenchequesector, alsook voor externe partners. De persoon zou ook een rol spelen bij de uitvoering van de cao werkbaar werk binnen de dienstenchequesector, zou ‘good practices’ kunnen delen, het aanspreekpunt kunnen zijn voor werkbaarheidsscans enzovoort.
Het project is afgerond en heeft een takenpakket van een werkbaarheidsconsulent uitgetekend, als ik het goed begrepen heb. Vandaar mijn vragen.
Wat is het resultaat van het project? Hoe evalueert u het resultaat van het project?
Zult u, minister, ook middelen voorzien om effectief werkbaarheidsconsulenten of aanspreekpunten voor werkbaar werk binnen bedrijven in te zetten in de sector? Zo ja, voor hoeveel werkbaarheidsconsulenten? Zo nee, waarom niet?
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u voorzitter, om me uitzonderlijk toe te laten om digitaal mee te volgen. Dank u voor uw begrip.
Mijn vraag leunt hier een beetje bij aan. Even terug in de tijd. Uit een bevraging van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) in november 2020, bleek dat zeven op de tien huishoudhulpen zich onveilig voelden tijdens het werk. Ook de coronamaatregelen en dergelijke werden door een aantal klanten met de voeten getreden. Ik had toen in de commissie voorgesteld aan minister Crevits om wie echt zwaar in de fout gaat, uit te sluiten of te schorsen van het gebruik van dienstencheques. Dat is decretaal ook zo uitgewerkt. In juni 2021 en november 2021 hebben we dat goedgekeurd. De uitsluiting kan maximaal één jaar duren bij een eerste inbreuk en tot vijf jaar bij herhaling.
Ik wilde van deze gelegenheid gebruikmaken om te vragen of er reeds gebruikers werden uitgesloten uit het systeem op basis van deze decreten?
En twee, hoe ziet men toe op een correcte toepassing van de regelgeving? Hoe wordt overlegd om die toe te passen? Wat is de feedback op dit decreet, dat ondertussen al een klein jaar in werking is?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Gennez en collega Ronse.
Collega Gennez, het project ‘werkbaarheidsscan en werkbaarheidsconsulent’ van het Sectoraal Vormingsfonds Dienstencheques eindigt pas eind deze maand. Er zijn ondertussen wel al voorlopige resultaten bekend. Ten eerste werd de blauwdruk voor de werkbaarheidsconsulent besproken op een laatste stuurgroep van het project. Na nog een paar kleine aanvullingen werd de blauwdruk goedgekeurd. Ten tweede werd de werkbaarheidsscan op 4 oktober gelanceerd voor de sector.
De resultaten van het project worden positief geëvalueerd, aangezien de vooropgestelde doelstellingen behaald zullen worden.
Tijdens de testfase werden 4800 ingevulde vragenlijsten ontvangen binnen de werkbaarheidsscan. Dit leverde al een goed beeld op sectorniveau van de werkbaarheid van de job van de huishoudhulpen. Na de lancering vroegen al meer dan 30 dienstenchequebedrijven een toegang aan. Deze bedrijven kunnen de scan nu effectief inplannen en uitvoeren.
Bedrijven brengen via de scan de werkbaarheid van de job van hun huishoudhulpen in beeld. Ze kunnen de scan inzetten voor het volledige bedrijf en cijfers op dit niveau verkrijgen. Men kan ook werken in regio’s en zo verschillen oppikken tussen deze regio’s.
Bij de uitvoering van de scan worden bedrijven door het Vormingsfonds gestimuleerd om zowel op korte als op lange termijn acties in te plannen. Op de webpagina staat sinds 20 oktober ook een filmpje waarin dit duidelijk naar voren gebracht wordt. De acties volgen steeds uit geïdentificeerde pijnpunten inzake werkbaarheid voor de huishoudhulpen. Hierop inzetten, leidt dus tot een meer werkbare job voor de huishoudhulp.
In de toekomst kunnen er vanuit de werkbaarheidsscan ook knelpunten gedetecteerd worden op sectorniveau, en kan men hiermee verder aan de slag.
Voor de werkbaarheidsconsulent is men tot een blauwdruk gekomen, zowel voor een werkbaarheidsconsulent op sectorniveau, als voor een aanspreekpunt werkbaar werk bij de bedrijven. In deze blauwdrukken worden taken en kritische succesfactoren opgesomd om te komen tot sterke werkbaarheidsconsulten op sectoraal en bedrijfsniveau.
Uit de bevraging die uitgevoerd werd tijdens het project, bleek duidelijk dat bedrijven die effectief iemand aanduiden rond werkbaar werk, of bedrijven die gemakkelijk informatie op maat vinden, sneller acties inplannen rond werkbaar werk. Het vormingsfonds wenst het thema continu te voeden vanuit de sector, en zo bedrijven steeds opnieuw inzichten te geven rond werkbaar werk voor de huishoudhulpen. Deze inzichten stimuleren nieuwe acties in de bedrijven, wat leidt tot een meer werkbare job voor de huishoudhulpen.
In november, dus komende maand, komt de raad van bestuur van het vormingsfonds samen voor de validatie van de blauwdruk en/of een verdere opdracht om de werkbaarheidsconsulent in te zetten.
Mogelijke vervolgacties zullen worden bekeken samen met de resultaten en conclusies uit het andere project uit de ESF-oproep Werkbaar werk – werkbaarheidsscan en -consulent in de dienstenchequesector. Het project ‘Knipperlichtmeter en werkbaarheidsconsulent binnen dienstencheque-ondernemingen paritair comité 318.02’ van Zorggezind. Dat project loopt af op 31 december 2022.
Ook de resultaten uit de projecten uit de andere ESF-oproepen gericht op werkbaar werk voor de dienstencheque- en gezinszorgsector zullen de vervolgacties mee bepalen. Het gaat over de volgende projecten: ‘Lerend Netwerk werkbaar werk Dienstencheques’ van VIVO uit de ESF-oproep Werkbaar werk - Lerend netwerk. Dit project loopt einde deze maand af, dus op 31 oktober 2022. Het project ‘Opleidingen werkbaar werk dienstenchequesector van Vormingsfonds Dienstencheques’ uit de ESF-oproep Werkbaar werk - Opleidingen in de dienstencheque- en gezinszorgsector. Dit project loopt af op 31 december 2023.
Op basis van een gedegen evaluatie en in dialoog met de betrokkenen wordt bepaald hoe de resultaten en conclusies uit de projecten breder verspreid kunnen worden en welke acties nodig zijn. Aandacht voor werkbare en degelijke jobs in de sector blijft een belangrijke prioriteit, zowel voor mij als voor de volledige regering, samen met de rendabiliteit van de bedrijven en de instroom in de sector. De verschillende projecten die we in de sector hebben opgezet, illustreren dit en bieden ons handvaten om hier verder mee aan de slag te gaan.
Collega Axel Ronse, wat uw vraag over de uitsluiting van gebruikers betreft, kan ik meedelen dat er nog geen gebruikers werden uitgesloten op basis van de gewijzigde regelgeving.
De twee decretale initiatieven die u aanhaalt, voorzien in een mogelijke uitsluiting van gebruikers als ze de dienstencheques misbruiken, als er sprake is van ongewenst gedrag tegenover de werknemer of als de veiligheidsmaatregelen niet worden nageleefd.
In de eerste plaats is de erkende onderneming aansprakelijk voor de correcte naleving van de algemene dienstenchequeregels. De onderneming moet de gebruikers informeren over wat wel en niet kan en mag. Elke onderneming is vrij om te kiezen hoe ze deze boodschap overmaken aan de gebruiker en hoe ze controleren op de naleving van deze regels. De meeste ondernemingen nemen die verplichtingen mee op in de gebruikersovereenkomst. Tot op heden zijn er sinds de nieuwe regelgeving geen vaststellingen gedaan waarbij de aard van de inbreuk een uitsluiting van de gebruiker verantwoordde.
We hebben hier samen met de Vlaamse Sociale Inspectie aandacht voor. Het is belangrijk om dat hier te onderstrepen. Bij het in werking treden van de nieuwe regelgeving, hebben onze inspectiediensten hierover aan de werknemersorganisaties gecommuniceerd en opgeroepen dergelijke klachten steeds aan hen over te maken. Op de website van onze inspectiedienst is daarnaast een laagdrempelig meldpunt voorzien. Ik heb ook gevraagd dat er binnen de inspectie zou worden ingezet op inspecteurs die extra aandacht hebben voor deze materie en ook bijvoorbeeld opleidingen zouden volgen om op een juiste manier om te gaan met klachten over grensoverschrijdend gedrag. Dit is meer dan ooit belangrijk. Op die manier kunnen we huishoudhulpen die klacht zouden indienen, op een zo goed mogelijke wijze opvangen. Er zijn op heden evenwel nog geen klachten ontvangen, gelukkig maar. De inspectiediensten zelf blijven deze regelgeving uiteraard verder opvolgen.
Aangezien er op dit moment nog geen klachten zijn ontvangen, blijft het belangrijk om huishoudhulpen te blijven sensibiliseren over de mogelijkheden bij grensoverschrijdend gedrag. De werknemersorganisaties en de erkende ondernemingen blijven daarin onze partners om de huishoudhulpen te bereiken en te versterken in hun positie ten opzichte van klanten die zich ongepast gedragen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u voor het antwoord, minister. Er zijn inderdaad nog een aantal projecten lopende, maar ik zou toch op de sense of urgency willen wijzen. Ik weet niet of het VUB-onderzoek van professor Christophe Vanroelen u bekend is, over precair werk. Daaruit blijkt wel dat precair werk in de dienstenchequesector legio is, en dat de werkbaarheid van het werk van onze huishoudhulpen zeer zeer zwaar is. Ik zou toch een oproep doen om niet te treuzelen, en om effectief, op het niveau van de sector, specifiek met een werkbaarheidsconsulent aan de slag te gaan, minstens een, omdat vandaag al het geval is dat de sector sterk onderbedeeld is in het aantal sectorconsulenten.
We weten allemaal dat het een zware job is. We weten ook uit het onderzoek van professor Vanroelen, dat de werkbaarheid versterkt wordt als een bedrijf effectief inspanningen doet om, in eerste orde, naar de huishoudhulpen te luisteren, en, in tweede orde, effectief met een aantal tools aan de slag kan om de job toch wat draaglijker te maken. Ik denk dat we echt nood hebben aan iemand binnen de sector, die al die good practices verzamelt, en die ook deelt met de verschillende bedrijven, want er zijn gelukkig heel wat bonafide werkgevers, die echt iets willen doen om de job aantrekkelijker te maken, al was het maar omdat er heel veel openstaande vacatures zijn. We noemen hier altijd het cijfer van achtduizend vacatures in de dienstenchequesector. Hoe werkbaarder de job, hoe sneller die mogelijk ingevuld kunnen worden.
Ik kijk ook uit naar de werkbaarheidsmonitor van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), die binnenkort denk ik opnieuw op de agenda staat, en waar huishoudhulp altijd zeer slecht scoort. Ik denk dat we niet moeten wachten op nog bijkomende onderzoeken, maar dat we nu aan de slag moeten gaan met een werkbaarheidsconsulent specifiek binnen de sector van die dienstencheques. Het is natuurlijk aan de minister om daar middelen voor vrij te maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb goed gehoord dat er op dit moment nog niemand is geschorst, dat er nog geen inbreuken zijn vastgesteld. Dat kan meerdere redenen hebben. Eén is dan de positieve reden, namelijk dat iedereen op een heel correcte manier met zijn of haar poetshulp omgaat. De tweede reden is dat de drempel om zaken te gaan signaleren hoog is, of een derde reden dat men de weg niet vindt naar de manier hoe men dat kan signaleren. En dan denk ik een beetje aan het punt van collega Gennez, die pleit voor een heel laagdrempelig meldpunt, en ik heb van u begrepen, minister, dat u daar ook voor pleit, en dat aan het bekijken bent. Ik kijk uit naar de antwoorden op de tweede en de derde mogelijkheid, namelijk of er een drempel is die mogelijk te hoog is, dan wel of dat meldpunt onvoldoende gekend is. Misschien kan dat ook iets zijn om samen met de vakbonden door te nemen, en hun adviezen daar ter harte te nemen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de tweede ronde.
In november komt de raad van bestuur van het vormingsfonds samen voor de validatie van de blauwdruk en voor de verdere opvolging van de werkbaarheidsconsulent, om daarop in te zetten. Het project is nog niet afgerond. De bal ligt in hun kamp. Maar wij kunnen vanuit onze rol ook mee aan de kar trekken. Ik wil dat ook echt opnemen. Ik denk dat dat belangrijk is.
Wat de drempels betreft: dat kan misschien een verklaring zijn. Vandaar dat we de werknemersorganisaties – zoals u net aanhaalt – als een heel belangrijke partner zien om het geheel zo laagdrempelig mogelijk te maken, want dat is uiteindelijk wel de bedoeling.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik wens de raad van bestuur van het Sectoraal Vormingsfonds Dienstencheques veel inspiratie, en de minister extra middelen om die werkbaarheidsconsulent effectief te kunnen aanstellen.
Collega Ronse, wat wenst u?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wens de poetshulpen al het goeds in de wereld, want ze verdienen dat absoluut. En ik wens dat ook toe aan de minister, en aan jullie allemaal.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.