Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de campagne 'RekruterenBinnenDeRing'
Vraag om uitleg over de samenwerking tussen VDAB en Forem
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
De interregionale mobiliteit bevorderen tussen Brussel en Vlaanderen is iets waar we het regelmatig over hebben. Ik las onlangs dat er een nieuwe campagne gestart is met de naam ‘RekruterenBinnenDeRing’. De doelstelling is expliciet om Brusselse werkzoekenden te overtuigen om een job in het Vlaamse Gewest aan te nemen. Zeker in de directe Vlaamse Rand rond Brussel is er ook een grote vraag naar extra helpende handen. Ondanks het feit dat VDAB en Actiris een samenwerkingsovereenkomst hebben inzake de interregionale mobiliteit en we het thema al verschillende jaren op de politieke agenda hebben staan, blijft de toename van het aantal werkzoekenden uit de nochtans ruime werkloosheidsreserve in Brussel, dat de stap naar een job in Vlaanderen zet al bij al beperkt.
Momenteel zijn er 53.400 Brusselaars in Vlaanderen aan de slag. Dat is een stijging met ruim 9000 als we vergelijken met 10 jaar geleden. Dat is op zich hoopgevend, maar onvoldoende om tegemoet te komen aan de zeer krappe arbeidsmarkt. De minister heeft nu te kennen gegeven de uitdrukkelijke ambitie te hebben om jaarlijks 2000 extra Brusselaars naar Vlaanderen te halen om hier te komen werken.
Minister, wat is het precieze opzet van de campagne ‘RekruterenBinnenDeRing’? Kunt u iets meer zeggen over de looptijd, de concrete uitrol, het budget, over wie hoeveel financiert en hoe de campagne opgevolgd en geëvalueerd zal worden?
Op welke manier wordt deze campagne ingepast in het concrete interregionale mobiliteitsbeleid dat Brusselaars moet overtuigen om Vlaamse vacatures te komen invullen?
Zal deze campagne ook zeer specifiek trachten om anderstalige Brusselaars, inclusief Brusselaars met een migratieachtergrond, te bereiken? Hoe gaat men dat dan doen? Want in dat geval gaat het vaak om kortgeschoolden.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement keurde het nieuwste samenwerkingsakkoord over interregionale mobiliteit in november vorig jaar goed. We zijn nu dus een jaar verder. Kunt u een actuele stand geven van de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en Actiris? Zijn er al eerste resultaten bekend?
De heer Ronse heeft het woord.
Mijn goede vriend collega Ongena heeft de thematiek van Actiris goed geschetst. Ik ga niet in herhaling vallen. Mijn vragen zijn zeer soortgelijk.
Ik geef nog mee dat ik het waanzin vind dat er nog zoveel mensen die eerder een laaggeschoold profiel hebben, in het Brusselse uitkeringsgerechtigd werkloos zijn, terwijl we in Vlaanderen zoveel vacatures hebben voor mensen die laaggeschoold zijn en dat het kennelijk geen probleem vormt om mensen die aan arbeidsmigratie doen van 2000 kilometer zonder de taal en de cultuur te kennen naar hier te halen en die vacatures in te vullen. Maar ik begrijp niet dat het zo moeilijk is voor hen om hier te geraken. Dat is echt een processie van Echternach.
De tweede vraag toont zo mogelijk nog een delicatere realiteit aan. Voorzitter, dat sluit ook een beetje aan bij het parlementair initiatief dat u genomen hebt in het kader van uw conceptnota over interregionale arbeidsmobiliteit. Om het heel actueel te maken: vandaag is er in – wat voor onze commissievoorzitter toch heilige grond moet zijn – Kruisem de ‘grand opening’ van het bedrijf Renson. De ‘founding father’ en CEO Paul Renson heeft naar aanleiding daarvan gisteren of eergisteren nog gezegd dat hij het onbegrijpelijk vindt dat ze er vlot in slagen Franse werknemers aan te trekken, maar dat het bijna onmogelijk is om Waalse werknemers aan te trekken. Nochtans is het taalverschil zowel voor Walen als voor Fransen hetzelfde. Het is eigenlijk een verhaal dat we overal horen. Elke vrijdag als ik bedrijfsbezoeken doe, vraag ik of ze Waalse werknemers kunnen aantrekken. Ze zeggen allemaal dat dat bijna onmogelijk is. We wilden dat toch op die manier hier in de commissie brengen.
Minister, hoe zit het met de samenwerking tussen VDAB en Forem?
Wat zijn op dit moment volgens u de redenen waarom die samenwerking niet goed loopt of waarom minstens de output op niks trekt? Er komt namelijk bijna geen enkele Waal in verhouding met de Fransen of arbeidsmigranten in West-Vlaanderen en bij uitbreiding Vlaanderen werken. Hoe kunnen we dat oplossen?
Dank u wel, dat is een perfect aperitief voor de conceptnota straks.
Minister Brouns heeft het woord.
Elke dag gaan 53.400 Brusselaars in Vlaanderen werken. Dat is 17,5 procent meer dan 10 jaar geleden. Dat zijn hoopgevende cijfers, maar het kan absoluut nog een pak hoger, zeker in tijden van enorme krapte op onze arbeidsmarkt.
De campagne ‘Een job, c’est aussi un job’ had als doel om de Brusselse werkzoekenden te motiveren en te verleiden voor de Vlaamse vacatures. ‘RekruterenBinnenDeRing’ heeft als doel werkgevers in de Vlaamse Rand te sensibiliseren om Brusselse werkzoekenden aan te werven. Zo staan er vandaag meer dan 5000 vacatures open, alleen al in de Rand rond Brussel. De campagne loopt het hele najaar. Het budget voor deze campagne bedraagt 163.625,28 euro. VDAB en Actiris zetten jaarlijks allebei 250.000 euro in voor de gezamenlijke communicatiecampagnes. Tot nu toe waren deze campagnes enkel gefocust op de Brusselse werkzoekenden. Met deze campagne richten VDAB en Actiris zich voor het eerst op de werkgevers in de Vlaamse Rand. De evaluatie gebeurt op basis van het aantal bezoekers op de website Rekruterenbinnendering.be en het aantal projecten op maat voor individuele bedrijven om Brusselse werkzoekenden te rekruteren, op te leiden en te matchen met vacatures van bedrijven uit de Rand.
VDAB en Actiris willen Vlaamse werkgevers overtuigen om voor het rekruteren van nieuwe medewerkers ook naar de Brusselse arbeidsmarktreserve te kijken. Die bestaat inderdaad grotendeels uit anderstalige werkzoekenden, vaak met migratieachtergrond en een kortere scholingsgraad, maar die telt ook hoger geschoolde nieuwkomers zonder erkend diploma. VDAB en Actiris hebben deze werkzoekenden in hun portefeuilles en gaan met deze campagnes actief op zoek naar bedrijven om een match te vinden met hun vacatures.
Dan waren er de vragen over Brussel en Actiris. Een eerste stap was de gezamenlijke arbeidsmarktanalyse van VDAB en Actiris die we online kunnen terugvinden. Op basis daarvan wordt nu ook een nieuwe meerjarige samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen VDAB en Actiris. Ik verwacht dat een gemeenschappelijke raad van bestuur in maart volgend jaar de nieuwe samenwerkingsovereenkomst die zal lopen tot 2027 zal goedkeuren. Daar komen dan de operationele afspraken in terug.
Samen met mijn Brussels collega-minister van Werk Clerfayt leg ik de laatste hand aan het samenwerkingsprotocol dat de samenstelling, de opdrachten en de modaliteiten regelt van de Brusselse Adviesraad van Nederlandstalige Sociale Partners (BANSPA). De gemeenschappelijke communicatiecampagnes maken dus ook deel uit van het samenwerkingsakkoord.
Wat Wallonië en Forem betreft: op dit moment is er al een samenwerkingsakkoord dat VDAB toelaat om samen te werken met Forem. Vacatures worden tussen VDAB en Forem uitgewisseld. Daarnaast wordt er bekeken voor welke knelpuntvacatures in Vlaanderen de Waalse werknemers een oplossing kunnen zijn. Dit zal gaan om vacatures die wel een knelpunt zijn in Vlaanderen, maar niet in Wallonië. Dat spreekt voor zich.
Maar zoals ook afgesproken werd in het werkgelegenheidsakkoord, wordt er werk gemaakt van een update. Er is hierover een eerste gesprek geweest met het kabinet van collega-minister Morreale. Zij verklaarde zich bereid om daaraan mee te werken. Ik heb ook aan de heer Adriaens van VDAB gevraagd om de gesprekken verder te zetten. Er zal vertrokken worden vanuit de principes die in het samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest daaromtrent opgenomen zijn.
Tot slot, de gesprekken tussen Actiris, VDAB, het Huis van het Nederlands Brussel en het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) zijn nog steeds lopende. De doelstelling daar is om nog tegen het einde van dit jaar een overeenkomst bereikt te hebben over de doelstellingen van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is inderdaad eigenlijk bijna waanzin om te moeten vaststellen dat vacatures in West-Vlaanderen eerder door Fransen worden ingevuld dan door Waalse werkzoekenden. En in Brussel heb je eigenlijk ook een heel grote reserve aan werkzoekenden, die ook nog te weinig de weg vinden. Maar het is goed dat er initiatieven worden genomen, en dus ook dit initiatief, dat nu voor het eerst echt naar de werkgevers gaat, heb ik begrepen. Ik denk dat het belangrijk is dat we werkgevers ook proberen te overtuigen. Het sluit wat aan bij de witteraafcampagne. De witte raven zitten ook in Brussel.
Het is dan natuurlijk wel belangrijk dat we ook opvolgen dat, als werkzoekenden uit Brussel hier een beetje een schijnsollicitatie zouden komen doen, dit dan ook gevolgen heeft. Ik versta dat daar dan ook een controle- en sanctioneringsbeleid op afgestemd is. En dat is wel wat onduidelijk. Als we kijken naar de afspraken die gemaakt worden, dan blijft dat een beetje vaag. Dan riskeer je natuurlijk dat VDAB heel veel inspanningen doet, dat werkgevers hun goede wil tonen en mensen echt een kans willen geven. Maar als ze dan vaststellen dat dat voor een stuk voor de schijn is voor sommige van die werkzoekenden, dan gaan ze misschien snel hun interesse kwijtspelen.
Dat is dan ook mijn bijkomende vraag: in welke mate zijn er ook afspraken tussen VDAB en Actiris, dat, als men vaststelt dat er eigenlijk een soort van schijnsollicitaties gebeuren of dat men te weinig inspanningen levert, men ook die stok achter de deur zal gebruiken – die zit dan natuurlijk bij Actiris. Anders riskeer je dat je heel veel inspanningen doet die, als je die stok niet gebruikt, een slag in het water zullen zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik deel de mening van collega Ongena. We kunnen zoveel samenwerkingsovereenkomsten en overleggen hebben als we willen. Maar zolang noch een Waalse werkzoekende noch een Brusselse werkzoekende gesanctioneerd kan worden omdat hij een job in Vlaanderen niet aanneemt, zal wat daaruit voortkomt, altijd een dode mus blijven, denk ik. Ik denk dat we daar echt die stok missen.
Ook Forem en Actiris moeten geresponsabiliseerd worden. Zij zouden eigenlijk systematisch mensen Vlaamse vacatures moeten voorstellen. Henegouwen ligt vlakbij, ik woon op nog geen tien minuten van Henegouwen. Het is gewoon onverklaarbaar dat we mensen hier niet aan de slag kunnen krijgen, en dat ze zolang in uitkering blijven. Dat zijn uitkeringen die wij ook mee betalen. En ook diegenen die na ons komen, zullen mee mogen betalen, in de vorm van belastingen die volledig zullen gaan naar interesten om de schuld terug te betalen. Dat is echt problematisch.
Daar is mijn vraag of we er toch op de een of andere manier op dat fameuze Overlegcomité niet voor kunnen pleiten dat er minstens tijdelijk ook een soort van definitie van passende betrekking in Vlaanderen wordt omschreven voor Brusselse en Waalse werkzoekenden? Ik heb er dan ook geen probleem mee dat dat ook in de omgekeerde richting gebeurt, voor alle duidelijkheid. Zo kunnen we dat op die manier doen.
Toen we in Zürich waren, onder uw leiding, voorzitter, zei men dat voor hen een passende betrekking een reistijd kon hebben tot twee uur met de wagen of het openbaar vervoer. Ik denk dat je in twee uur toch grote afstanden kunt afleggen tussen Wallonië, Brussel en Vlaanderen. Dus ik hoop echt dat dat een dwingender kader wordt.
Nu ben ik al iets uit de conceptnota aan het vertellen, maar de evaluatie van die passende dienstbetrekking is inderdaad iets wat kan en moet gebeuren – niet alleen de criteria zelf maar ook de toepassing ervan.
Anderzijds geloof ik ook dat we interregionale mobiliteit niet altijd alleen mogen benaderen als de idee dat mensen moeten blijven wonen waar ze nu zijn, en dan per se uren in de auto moeten zitten om elders te gaan werken. Er is te weinig mobiliteit op onze arbeidsmarkt, in onze samenleving, ook in de zin dat mensen te weinig gaan verhuizen om dichter bij huis te werken. Dus ook daar kan op gewerkt worden. En ook daarvan vindt u fantastische voorstellen in de conceptnota die u binnenkort voorgesteld krijgt.
Minister Brouns heeft het woord.
Bedankt, collega's. Ik deel uiteraard volledig jullie mening, jullie standpunt dat we schijnsollicitaties absoluut moeten vermijden, en dat de controle en de sanctioneringsrol daar gespeeld moet worden door elkeen. Ik denk dat we het er ook wel over eens zijn dat dat bij Actiris zit.
Ik deel ook uw mening dat we dat zeker moeten meenemen in dat overleg, in die poging tot goede samenwerking. Dat is daar voor ons een wezenlijk onderdeel van. Maar u begrijpt natuurlijk hoe de bevoegdheden verdeeld zijn. Ik vind ook dat het belangrijk is dat de werkgevers ons, als overheden aan de twee zijden van het land, daar allemaal attent op maken. Ik denk dat ze dat heel consequent moeten doen. En op die manier kunnen wij allemaal samen onze collega's bij Actiris en Forem responsabiliseren.
Dan was er de vraag rond de passende dienstbetrekking. Dat kan inderdaad meegenomen worden naar het Overlegcomité.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik juich absoluut toe dat er extra initiatieven worden genomen om die interregionale mobiliteit te versterken. Er is deze campagne en er zijn ook andere initiatieven die genomen worden. En we weten dat er heel veel drempels zijn rond taal, mobiliteit en dergelijke. Dus we moeten proberen om die zo klein mogelijk te maken. Die helemaal wegwerken zal misschien moeilijk zijn. We moeten ook opletten dat we niet iedereen eerst lange taallessen laten volgen. Misschien leer je de taal ook als je aan het werken bent.
Maar de zwakke flank blijft echt wel die controle en sanctionering. En ik weet het, we botsen daar. Dat is voor een stuk het nadeel van de regionalisering van de bevoegdheid: dat wij in principe niets te zeggen hebben aan Actiris en Forem. Maar het lijkt mij echt wel belangrijk dat we dat toch proberen te overstijgen, en toch tot een gemeenschappelijke aanpak tussen de drie gewesten proberen te komen, zeker voor deze specifieke vormen van interregionale mobiliteit.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat niemand, maar dan ook niemand kan begrijpen dat mensen van 2000 tot 3000 kilometer ver naar hier komen om te gaan werken, om bij te dragen, om welvaart te creëren, maar dat we er nauwelijks in slagen om mensen die bij wijze van spreken letterlijk achter mijn hoek in Henegouwen wonen, hier aan de slag te krijgen. Hetzelfde geldt voor mensen die in Brussel wonen, een laaggeschoold profiel hebben en die perfect aan de slag kunnen in de rand rond Brussel, wat ook absoluut niet ver is. Als taal geen probleem blijkt voor Fransen, of zelfs voor mensen van buiten de Europese Unie, dan zie ik niet in waarom dat wel een probleem zou kunnen zijn voor Waalse of Brusselse werknemers.
Ik heb het echt wel nogal voor regionale autonomie. Maar zolang het de Vlamingen zijn die het grootste deel van de sociale zekerheid bijdragen en dat systeem in leven houden, vind ik dat zowel Wallonië als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een grote verantwoordelijkheid hebben om hun werknemers of uitkeringsgerechtigde werkzoekenden te gaan sanctioneren als zij niet ingaan op een Vlaamse vacature die past binnen wat ze kunnen, die binnen hun potentieel ligt, en die ook op een redelijke afstand ligt, op maximaal twee uur van hun woonplaats. Ik verwijs dan naar het Zwitserse verhaal.
En zoals de voorzitter het aangeeft: verhuizen moet ook een optie kunnen zijn. We kunnen toch niet zeggen dat je dan maar je hele leven aan de dop blijft omdat er geen job in je buurt is, terwijl je, bij wijze van spreken, nog geen 80 kilometer verder een regio vindt waar er onvoorstelbaar veel jobs zijn.
Ik zou zeggen aan alle Waalse en alle Brusselse werknemers: ‘vous êtes le bienvenu’.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.