Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over het federale sociaal tarief. Laten we duidelijk zijn: het is de federale overheid die dat tarief toepast voor vier categorieën van personen. Maar dat is gebaseerd op het domicilie, dus niet op het inkomen. Indien een van de personen die op het betrokken adres gedomicilieerd is tot zo’n categorie behoort, dan heeft men recht op het sociaal tarief.
In diezelfde lijn werd ook bepaald dat huurders van sociale woningen daar ook een beroep op kunnen doen als er wordt verwarmd door een gezamenlijke installatie van gas. Concreet gaat dat meestal over appartementsblokken op het terrein.
De FOD Economie heeft de procedure als volgt omschreven: “Wend u tot de eigenaar/beheerder van uw appartementsgebouw om na te gaan of het sociaal tarief wordt toegepast voor het gebouw. De eigenaar/beheerder van het gebouw is de persoon die het contract heeft afgesloten met de energieleverancier; hij/zij moet het sociaal tarief aanvragen. De beheerder van het gebouw is verantwoordelijk voor de aanvraag van het sociaal tarief bij de energieleverancier. Om aan te tonen dat het gebouw aan bovenstaande voorwaarden voldoet, zijn er twee manieren. Voor de sociale huisvestingsmaatschappij is een vermelding van het gebouw op de website voldoende om als bewijs te geven aan de leverancier.” Voor Vlaanderen is dat dan uiteraard de website van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW).
Er is heel wat communicatie rond gebeurd. Er zijn heel wat misverstanden. Daarom heeft men ook aan de alarmbellen getrokken. In haar communicatie naar de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) heeft de VMSW dat wat vereenvoudigd en gesteld: “Als SHM vraagt u dit tarief rechtstreeks bij de energieleverancier aan. Een vermelding van het gebouw op uw website is hiervoor voldoende.” Met andere woorden: als een appartementsblok van een sociale huisvestingsmaatschappij als sociale woning is vermeld op haar eigen website, dan dient de energieleverancier dat sociaal tarief toe te passen voor alle bewoners van dat gebouw. Concreet wil dat zeggen dat de energieleverancier bij aanmelding van een gebouw proactief moet gaan kijken naar de website van de betrokken huisvestingsmaatschappij om na te gaan of het gebouw al of niet in aanmerking komt. Dit is een bijzonder omslachtige procedure. Er is daarrond heel wat correspondentie geweest tussen verschillende huisvestingsmaatschappijen.
Minister, het kan misschien toch wel wat makkelijker en transparanter. Kunt u samen met de VMSW iets ondernemen om dit transparanter te maken en ervoor te zorgen dat het automatisch gebeurt en minder omslachtig is? Ik heb signalen dat er heel wat gebouwen zijn waar dat eigenlijk niet wordt toegepast, omdat die procedure heel omslachtig is. Daarom stel ik u deze vraag.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik dank u voor uw vraag. De VMSW heeft slechts kennis van één geval waarbij de procedure tot aanvraag verkeerd is gelopen, en dat gaat over een gebouw in de Driemolenstraat in Tienen. Hierover is overleg geweest tussen SHM Cnuz en de VMSW. Het probleem lag niet zozeer aan de procedure op zich, maar werd veroorzaakt door een misverstand.
Het misverstand gaat hierbij over de passus die u ook in uw vraag citeert en die luidt als volgt: “Als SHM vraagt u dit tarief rechtstreeks bij de energieleverancier aan. Een vermelding van het gebouw op uw website is hiervoor voldoende.” In deze passus staan twee zinnen die natuurlijk samen moeten worden gelezen. In de eerste zin staat dat een SHM die tarieven rechtstreeks aan de energieleverancier moet aanvragen. De tweede zin geeft gewoon meer uitleg over hoe dit moet gebeuren. Hiervoor moeten er geen documenten worden aangeleverd, maar is het voldoende dat het gebouw op de website van de SHM staat. Een SHM stuurt dus een aanvraag voor het sociaal tarief voor een gebouw naar haar energieleverancier en die past dat vervolgens toe. De energieleverancier zal dit controleren door op de website van de SHM na te gaan of het gebouw effectief van de SHM is. Het is met andere woorden natuurlijk niet zo dat een SHM gewoon één of meer gebouwen op haar website moet zetten en dat de energieleverancier dan proactief alle websites gaat bekijken om na te gaan of ze het sociaal tarief ergens moet toepassen. De energieleverancier moet bovendien ook weten of er in het gebouw een collectieve installatie aanwezig is of niet.
Om te vermijden dat er hiermee nogmaals een probleem zou opduiken, heeft de VMSW meteen na het voorval de formulering op haar website veranderd zodat het in geen geval nog verkeerd kan worden begrepen. De passus luidt nu als volgt: “Als SHM vraagt u dit tarief rechtstreeks bij de energieleverancier aan. U zal in die aanvraag moeten aantonen dat het gebouw, waarvoor u het sociaal tarief aanvraagt, effectief sociaal verhuurd wordt. Zo weet de energieleverancier dat hij het sociaal tarief rechtmatig toekent. U doet dat bijvoorbeeld door aan te tonen dat het gebouw op uw website vermeld staat als sociale woning.”
Dit misverstand heeft zich dus maar bij één geval voorgedaan. We gaan ervan uit dat het nu duidelijker is en niet meer kan voorvallen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Het is goed dat er proactief is gereageerd en dat de formulering werd aangepast. Het is ook goed om dat te communiceren, zodat iedereen goed weet wat van hem of haar wordt verwacht. Dat is vooral mijn zorg: dat de mensen die recht hebben op dat sociaal tarief er ook effectief van kunnen gebruikmaken en dat zij niet de dupe zijn van misverstanden in de procedure.
Ik dank u dus dat er al een vereenvoudiging is, maar vraag u bijkomend om het goed bekend te maken bij iedereen die het moet weten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.