Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg is gebaseerd op een vorige week verschenen studie van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM). In die studie is dieper ingegaan op de oversterfte tussen maart en juni van dit jaar, het midden van de eerste coronagolf die ons heeft getroffen.
De studie bevestigt het beeld dat onze woonzorgcentra bijzonder hard zijn getroffen. Dat is niet zo verrassend. Het aantal overlijdens in de samenleving lag dubbel zo hoog als normaal en 80 procent van die overlijdens vond plaats in de groep van de 70-plussers. Ook dat is een beeld dat ons niet onbekend is. Wat de studie aantoont, is dat het opvallend is dat personen die een bijstandsinkomen ontvangen of andere onderliggende kwetsbaarheden hebben, een veel hogere kans hadden om ten gevolge van het coronavirus te overlijden. Het gaat niet enkel om medische problemen. Er blijkt ook een correlatie te zijn tussen een laag inkomen en een verhoogde kans om aan het coronavirus te overlijden.
Minister, hebt u die studie reeds kunnen bekijken? Beaamt u dat het coronavirus niet alle bevolkingsgroepen of alle Vlamingen gelijk treft? Welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat de meest kwetsbaren in onze samenleving een betere bescherming tegen het coronavirus genieten en toegang hebben tot de meest recente inzichten met betrekking tot het virus, de verspreiding en de behandeling?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de studie over de sterftecijfers tijdens de eerste golf van de corona-epidemie en de resultaten ervan doorgenomen. De studie is degelijk. De onderzoekers gebruiken standaardisatiemethodes. Uit een vergelijking met de snelle registratie van de sterftecijfers door Sciensano blijkt de populatie van het NVSM representatief voor de Belgische bevolking. Bovendien kan de oversterfte in de beschouwde periode aan de corona-epidemie worden toegeschreven.
De analyse is essentieel wel univariaat. De determinanten van de oversterfte worden een voor een beschouwd. Een verdere exploratie van de relatie tussen de determinanten, die zeker niet steeds onafhankelijk van elkaar staan, in een multivariatenbenadering zou verhelderend kunnen zijn.
Hoewel de resultaten van deze studie dus met enige omzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden, is het toch een goede studie, die jammer genoeg een triest en niet onverwacht resultaat laat zien. Niet alleen is het breed bekend dat er duidelijke verbanden zijn tussen sociale factoren, gezondheid en sterfte. Internationaal en ook bij ons zien we een zeer duidelijke sociale gradiënt in gezondheid en sterfte. Het onderzoek van de Socialistische Mutualiteiten bevestigt dat ook voor COVID-19. De resultaten van die studie liggen wel in de lijn van de verwachtingen.
Op uw tweede vraag beaam ik inderdaad dat het coronavirus vooral ouderen en mensen met onderliggende gezondheidsproblemen treft. Een concentratie van die personen op eenzelfde plaats, zoals in een woonzorgcentrum, geeft uiteraard een extra risico wanneer het virus een dergelijke collectiviteit binnendringt.
Specifiek stelt de studie dat de oversterfte bij haar leden door COVID-19 in de eerste golf van de epidemie stijgt met de toenemende leeftijd en iets hoger is bij vrouwen dan bij mannen. De oversterfte was hoger bij ouderen die in een woonzorgcentrum verbleven voorafgaand aan de epidemie ten opzichte van ouderen die nog zelfstandig woonden. Bij personen met diabetes is de relatieve oversterfte hoger. Dat werd enkel aangetoond bij zelfstandig wonende ouderen.
De cijfers uit de studie benadrukken tevens dat er daarnaast ook een sociale gradiënt bestaat in gezondheid en levensverwachting. Achtereenvolgende gezondheidsenquêtes wezen daar ook al op. Dat dit niet anders is met COVID-19 dan met andere ziekten en aandoeningen, hoeft niet te verwonderen.
De studie stelt heel specifiek dat door COVID-19 de oversterfte het hoogst was in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met 122 procent, gevolgd door Wallonië, met 59 procent, en ten slotte Vlaanderen, met 45 procent. De oversterfte bij zelfstandig wonende ouderen met een verhoogde tegemoetkoming was hoger dan bij ouderen zonder een verhoogde tegemoetkoming. De oversterfte bij zelfstandig wonende ouderen was het hoogst bij leden met een niet-westerse nationaliteit, doch dat is gebaseerd op een klein absoluut aantal. De oversterfte is het hoogst in dichtbevolkte gebieden.
Wat uw derde vraag betreft, is de strijd tegen de sociale gradiënt in ziekte en sterfte zowel internationaal, voor onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), als bij ons erg belangrijk. Veel meer dan alleen voor COVID-19, is die aandacht zeer breed noodzakelijk. Blijvend intensief werk is hier noodzakelijk om op termijn het verschil te maken.
Hoewel het een illusie is om te denken dat de belangrijkste hefbomen om hier iets aan te veranderen bij de gezondheidszorg liggen en niet bij het sociaal-economische en werkgelegenheidsbeleid, heeft een gezondheidsbeleid natuurlijk ook wel een rol te spelen.
Vandaar ook dat het regeerakkoord op meerdere plaatsen – zoals voor de mondhygiëne en bij de preventieve kankerscreening en de vroegtijdige opsporing van zeldzame ziekten – een extra focus legt op ‘kwetsbare groepen’.
Ook in mijn beleidsnota neem ik dat mee, en dan vooral daar waar alles rond gezondheid begint, bij preventie. We gaven duidelijk aan wat we willen: “We evalueren het preventiebeleid en stellen aanpassingen voor waar nodig, mee op basis van het principe van het proportioneel universalisme en de socio-economische gradiënt.” Met ‘proportioneel universalisme’ bedoelen we een aanpak die zich richt op alle burgers, maar met een verschillende intensiteit voor bepaalde doelgroepen met grote noden of een moeilijker bereik.
Niet het minst is het verkleinen van de socio-economische gradiënt in het behoud van een hoge vaccinatiegraad, waar ik het in mijn beleidsnota over heb, ook van belang in de toekomstige strijd tegen COVID-19.
Om de boodschappen en maatregelen nog meer ingang te doen vinden bij de algemene en meer kwetsbare bevolking werden verschillende initiatieven genomen om samen te werken met de zorgraden en de lokale besturen:
Met het besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een subsidie aan de zorgraden van de eerstelijnszones in het kader van de bestrijding van de COVID-19-pandemie hebben de zorgraden verschillende opdrachten gekregen.
Een van de opdrachten is het bewustmaken van de populatie, een opdracht die ze waarmaken in nauwe samenwerking met de loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisaties (Logo’s) en lokale besturen. Die lokale aanpak laat toe om zich te richten op heel specifieke doelgroepen, voornamelijk die doelgroepen die met algemene communicatie-initiatieven moeilijk bereikt worden, zoals zelfstandig wonende en mogelijk geïsoleerde ouderen en kwetsbare gezinnen.
Een andere opdracht die het BVR aan de zorgraden heeft opgedragen, is de ondersteuning en de adviesverlening aan lokale en provinciale besturen met het oog op het nemen van maatregelen om lokaal uitbraken te beheersen. Om die opdracht uit te voeren, hebben de zorgraden de COVID-19-teams samengesteld: operationele teams met een vertegenwoordiging van de belangrijkste actoren die snel kunnen schakelen en het netwerk van zorgactoren snel kunnen mobiliseren om op de steeds wisselende situaties in te spelen. Elk COVID-19-team verzekert zich van de noodzakelijke medische expertise om de adviesfunctie naar de lokale besturen, maar ook naar voorzieningen en collectiviteiten op te kunnen nemen.
In het kader van die opdracht zijn er heel snel, vaak intensieve, samenwerkingen tot stand gekomen tussen de COVID-19-teams, de lokale besturen en huisartsen uit de eerstelijnszone. De huisartsen zijn de eersten in de rij om personen in kwetsbare situaties te herkennen. De COVID-19-teams samen met de lokale besturen hebben zich georganiseerd om de signalen van de huisartsen te kunnen capteren en te kunnen opvolgen door contact op te nemen met die personen in kwetsbare situaties, telefonisch waar het kan, met een huisbezoek waar het nuttig is of moet.
Omdat snel duidelijk werd hoe belangrijk die praktijk was, heeft de Vlaamse Regering snel gereageerd via het besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een subsidie aan de zorgraden om de contact- en bronopsporing te versterken. De middelen die de zorgraden hiermee ter beschikking krijgen, maken het mogelijk om meer beschikbaarheid van de medische ‘single points of contact’ (mSPOC’s) te krijgen en kan de werking met huisbezoekers en bellers uitgebouwd worden. De focus op de meest kwetsbare groepen wordt expliciet in het BVR benoemd. Om die werking nog bijkomend te versterken, krijgen alle eerstelijnszorgzones een field agent van het consortium dat belast is met de centrale contactopsporing. Op 16 oktober 2020 hebben 50 eerstelijnszones een field agent aangevraagd, 47 zijn gestart.
Bijkomend wordt in overleg met de Logo’s, het Vlaams Instituut Gezond Leven en het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn bekeken op welke communicatiekanalen en met welke communicatiemiddelen er moet worden ingezet om specifiek de meest kwetsbaren in onze samenleving te informeren.
Daarnaast zetten opbouwwerkers, straathoekwerkers, de CAW’s en armoedeorganisaties lokaal acties op om kwetsbare groepen te informeren. Er is ook werk gemaakt van meertalige informatie, zowel tekst als audio, samen met het Agentschap Integratie en Inburgering.
Ik bekijk deze week ook samen met mijn collega’s in de Vlaamse Regering waar we nog extra inspanningen kunnen doen om de nieuwe maatregelen gericht te verspreiden bij specifieke doelgroepen en hoe we hen daarin kunnen ondersteunen.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord. Er wordt vaak wel eens gezegd dat we samen in deze boot zitten en we er allemaal samen door moeten. Dat is ook zo, maar het is ook heel duidelijk dat we niet allemaal even hard getroffen worden. Kijk maar naar de manier waarop we de lockdown in het voorjaar hebben doorgebracht. Bij een aantal mensen is dat in een comfortabele situatie geweest met een huis, een tuin, met kindjes. Maar er zijn evengoed mensen die op een klein appartement of zelfs op straat de crisis hebben moeten doormaken. Dan is het toch opvallend om te zien dat zelfs in de cijfers grote verschillen zijn, dat ook uw gezondheid daarvan afhangt.
Ik ben blij dat u het onderzoek uitgebreid bekeken hebt en ook dat er blijkbaar lessen zijn getrokken uit de eerste golf. Ik denk dat het preventieve gezondheidsbeleid altijd aandacht moet hebben, vooral voor die kwetsbaarste groepen. Als ik de opsomming hoor van de nieuwe initiatieven die er allemaal genomen worden om in die tweede of derde golf, afhankelijk van hoe je het wil benoemen, ook hen op een betere manier te bereiken, denk ik dat er veel gebeurt. De vraag is natuurlijk of het genoeg zal zijn. Dat zullen we pas na de crisis kunnen evalueren. Maar in elk geval is het een goede zaak dat er extra inzet is samen met de lokale besturen, ook samen met de zorgraden en de Logo’s. Dat is een zeer goede zaak. Ik wil u daarvoor feliciteren en ik hoop dat het effect heeft en dat we er effectief in slagen om meer mensen in kwetsbare gezinnen op een goede manier te bereiken zodat ze weten waar ze terechtkunnen en op welk moment, wanneer ze bijvoorbeeld bepaalde symptomen hebben.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, er is van in het begin al gewaarschuwd dat er een ongelijk treffen kon zijn van bepaalde groepen in de maatschappij. Het gaat ook vaak over de gelaagdheid van armoede. Iemand die aan een ‘street canyon’ woont waar heel veel luchtvervuiling is, is vatbaarder voor COVID-19. Iemand die een laag inkomen heeft, gaat niet snel naar de dokter en heeft dus vaker onderliggende aandoeningen. U hebt het over kankerscreening. Maar als iemand de dokter niet ziet, dan kan de dokter ook niet extra gaan screenen bij bepaalde beroepsgroepen.
We kunnen daar lang over filosoferen, maar mijn concrete vraag daarover gaat ten eerste over de bereikbaarheid en hoe u die effecten gaat milderen. Een aantal Huizen van het Kind hebben bijvoorbeeld al speelplekken vrijgemaakt voor gezinnen om daar te kunnen komen spelen in veiligheid. Er zijn op andere lokale plekken, zoals in Brussel, speelstraten vrijgemaakt zodat er meer ruimte voor kinderen is. Ik heb daarbij een zeer concrete vraag. U hebt het over huisartsen die outreachend gaan communiceren. Maar er zijn specifiek bij armen en bij kwetsbare bevolkingsgroepen heel veel mensen die geen huisarts hebben. Hoe zult u met die mensen contact op proberen te nemen?
Wat betreft de mensen die in quarantaine moeten: als de huisvesting dermate is dat mensen zich niet kunnen afzonderen van mensen om hen heen, bent u van plan om initiatieven te nemen zodat die mensen op een veilige manier in quarantaine kunnen gaan? Als iedereen samen in één slaapkamer slaapt, is er geen mogelijkheid voor de zieke om in quarantaine te gaan.
Wat de essentiële beroepen betreft, is er daar nu al registratie? Die kwetsbare mensen zijn vaker in essentiële beroepen tewerkgesteld. Wordt er daar al geregistreerd hoeveel mensen zijn aangetast door het virus en besmet zijn?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb die studie ook gelezen. Het is een heel interessante studie, maar wat ze aangeeft, is niet nieuw voor ons. Collega Anaf heeft daarnet ook al voorbeelden aangehaald, jammer genoeg. Mensen met een lager inkomen hebben vaak een minder gezonde levensstijl waar ze zelf niet voor kiezen en waar ze zelf ook niets aan kunnen doen. Een pandemie zoals nu legt dat helaas pijnlijk bloot. Als we het omdraaien: zou een hoger inkomen voor een lager oversterftecijfer zorgen en als we daar bevestigend op antwoorden, denk ik dat het een beetje kort door de bocht zou zijn. Ik denk dat andere factoren veel zwaarder doorwegen, zoals de algemene gezondheidstoestand.
Er is vandaag ook een artikel verschenen, collega Anaf, van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse. Ik weet niet of u het gezien hebt. Dat heeft ook de oversterfte in België en specifiek in Brussel onder de loep genomen. Daar waren de cijfers ook niet heel goed. In Brussel was er 80 procent oversterfte in die periode in vergelijking met de andere jaren, vooral te wijten aan de grootstedelijke context: het dicht op elkaar wonen en het gebruik van het openbaar vervoer. Dat is toch wel heftig, als je die cijfers zo ziet.
Voor minister Beke had ik ook een vraag, maar hij heeft al gedeeltelijk geantwoord. Dus ik ga ze niet herhalen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Ik heb naar het verhaal van de collega’s geluisterd, maar ik denk dat we bij de oversterfte bij die kwetsbare mensen zeker niet de eenzaamheid mogen vergeten. Ik ben er nog altijd zeker van dat eenzaam en verdrietig zijn meer kans geeft om te sterven.
Ik wil het nog even hebben over onze kwetsbare mensen in de woonzorgcentra. Nu zien we dat de cijfers ook daar omhoog gaan. Ik wil er toch nog eens op aandringen dat de bezoekregeling bij die mensen moet blijven kunnen, al is het maar heel beperkt. Deze week las ik ook nog een krantenartikel over een woonzorgcentrum dat de deuren preventief had gesloten omdat er enkele besmettingen waren en de mensen liet testen. Zolang het de resultaten niet had, ging het dicht. Daarna ging men, naargelang het aantal besmettingen, de bezoekregeling herbekijken. Dit is een warme oproep aan u, minister: kan erover gewaakt worden dat die bezoekregeling mogelijk blijft?
Minister Beke heeft het woord.
Mevrouw Groothedde, wat de huisartsen betreft, is de financiële drempel redelijk laag. Voor kwetsbare groepen is het 1 euro. Het is een bevoegdheid voor het federale niveau om die toegankelijkheid eventueel te vergroten. Ik denk dat er ook andere drempels dan het financiële aspect zijn die mee bepalen dat men misschien minder snel de stap zet naar de huisarts.
Wat de benadering van deze groepen betreft, zijn er heel wat zaken op touw gezet, ook specifiek in deze periode. Ik denk aan de opbouwwerkers, de straathoekwerkers, de CAW's die acties hebben opgezet om kwetsbare groepen te informeren.
Uw bedenking over waar deze mensen terechtkunnen als ze niet thuis terechtkunnen, is terecht. Daarover zijn we in overleg met de centra voor herstelverblijven om een oplossing te vinden.
Mevrouw Wouters, inzake de bezoekregeling heb ik gisteren de taskforce bijeen laten roepen om, na de besprekingen en beslissingen van het Overlegcomité, te kijken wat de impact op de woonzorgcentra is. Men mag één nauw contact hebben en dat wordt doorgetrokken naar de woonzorgcentra. Er mogen ook vier vaste contacten vastgelegd worden voor bezoekers. Dat is, zoals de algemene regeling, een statisch gegeven. Er wordt absoluut aangeraden om wel het nodige beschermingsmateriaal te dragen. Er is ook afgesproken dat kantines en cafetaria's niet meer gelden voor het bezoek in de woonzorgcentra. We moeten een aantal richtlijnen opnieuw verscherpen. Dat is gisteren afgesproken, net om ervoor te zorgen – die bekommernis delen we allemaal – dat we het bezoek kunnen toelaten. Dat is voor u een prioriteit, dat is voor de hele commissie een prioriteit. Dat is voor het hele parlement een absoluut belangrijke zaak. Dat is het ook voor mij. Ik heb dat ook duidelijk gemaakt aan de voorzitter van de taskforce, die dat bovendien deelt. Wat dat betreft, zullen we bijkomende stappen moeten zetten. Ik hoop maar één zaak, namelijk dat diegenen die familie hebben in een woonzorgcentrum en bezoek belangrijk vinden, daar ook de absolute prioriteit van maken, en dus nog voorzichtiger zijn dan in andere omstandigheden om ervoor te zorgen dat men geen besmetting in een woonzorgcentrum binnenbrengt.
We zijn wel wat afgeweken van het onderwerp van de vraag.
De heer Anaf heeft het woord.
We zijn inderdaad heel ver afgeweken. Het is uiteraard een bezorgdheid die ook ik deel, maar ik vind het niet helemaal correct dat daar nu naar gelinkt wordt. Het is wel heel ver van het onderwerp af.
Terug naar de vraag. Ik ben blij dat er initiatieven worden genomen om kwetsbare mensen zoveel mogelijk te beschermen tegen dit virus, maar het is wel iets algemeens. In het preventiebeleid moeten er nog serieuze extra stappen worden gezet om ervoor te zorgen dat we ook in andere tijden kwetsbare mensen op een betere manier kunnen bereiken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.