Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, in 2016 is er een verhoogde aanwezigheid van bacterievuurinfecties waargenomen op meidoornhagen en fruitbomen. Onder meer het extreem natte voorjaar droeg bij tot een verspreiding van de ziekte. Het is niet nuttig de discussie te voeren over de vraag of het komt door de meidoornhagen of de fruitbomen of waar het probleem start. In de praktijk stelt men vast dat meidoornhagen vaak worden gesnoeid in de zomermaanden, terwijl dat tussen oktober en maart zou moeten gebeuren.
Het blijkt dat er verschillende bacterievuurresistente rassen op de markt zijn: een Noord-Amerikaanse en ook het Platform voor Publieke Ondernemersadviesorganisaties (PPO) Nederland heeft na dertig jaar onderzoek blijkbaar een resistente soort ontwikkeld. De landbouwer kan via de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) een beheersovereenkomst sluiten voor de aanplanting van kleine landschapselementen (KLE).
Minister, hebt u zicht op de ontwikkeling van bacterievuurresistente meidoornsoorten? Wordt er beleidsmatig nagedacht om die resistente soorten mee te nemen in het natuurbeleid, bijvoorbeeld in gebieden met fruitteelt? Kunt u een inschatting maken van de grootte van het aandeel van meidoornhagen in de beheerovereenkomsten van de VLM? Denkt u eraan om bij de beheerovereenkomsten met landbouwers te focussen op resistente soorten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Engelbosch, ik voel wat stress om uw vraag om uitleg te beantwoorden omdat het antwoord dat men heeft opgesteld vol Latijnse soortenbenamingen staat. Ik zal dat proberen te doen in een voor u en mij verstaanbare taal.
Er zijn in Vlaanderen geen actuele veredelingsprogramma’s gekend om bacterievuurresistente meidoorn te ontwikkelen. Ook in andere lidstaten is het onderzoek naar bacterievuurresistente rassen beperkt. Begin jaren 80 werd gedurende 25 jaar in Nederland onderzoek gedaan naar de meest bacterievuurresistente rassen. De Crataegus Succulenta Jubilee werd er als beste ras geselecteerd. Het is een meidoorn voor aanplanting in straten en lanen.
In de jaren 90 werden in Frankrijk een aantal types gescreend op hun vatbaarheid. Hiervan was onder meer de Crataegus Mollis weinig tot niet vatbaar. Het bleek ook dat andere types uit Noord-Amerika doorgaans minder vatbaar zijn dan de types uit Eurazië.
Dit onderzoek behoeft evenwel een kanttekening omdat de vatbaarheid werd gemeten in de scheuten. Infecties van bacterievuur worden echter vaak in de bloesems vastgesteld. Meidoorns met steriele bloemen zijn vrijwel onvatbaar. Die komen bijvoorbeeld voor in de gekende meidoorn Crataegus Laevigata.
In het natuurbeleid staat het behoud van biodiversiteit centraal. Dit omvat een zorgplicht ten aanzien van natuurlijke, inheemse soorten, en het nastreven van een hoge genetische diversiteit. De aanplant van gecultiveerde, uitheemse en genetisch weinig diverse soorten wordt in principe niet toegepast. Beheerovereenkomsten met de VLM worden gesloten voor het onderhoud van bestaande houtige kleine landschapselementen en niet voor de aanplant. De aanplant wordt gesubsidieerd via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).
Er wordt bij het afsluiten van een beheerovereenkomst door de VLM nagegaan of de samenstelling van de houtkant overeenkomt met de toegelaten soorten. De soortensamenstelling op zich wordt niet geregistreerd. Hierdoor kan er geen inschatting worden gemaakt van het aandeel meidoorn in de beheerovereenkomsten.
In het kader van de VLIF, vanuit de landbouw dus, zijn er momenteel drie variëteiten meidoorn subsidiabel: de Crataegus Monogyna, de Crataegus Rosiformis en de Crataegus Laevigata. De Noord-Amerikaanse en de in Nederland ontwikkelde variëteit waaraan u refereert, zijn op dit ogenblik niet subsidiabel. Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om de opportuniteit te onderzoeken voor het opnemen van deze beide variëteiten in de lijst van subsidiabele meidoornhagen. Gezien dit echter geen streekeigen variëteiten zijn, is het belangrijk om de mogelijke gevolgen eerst goed in kaart te brengen. Ik sta daarvoor open en heb aan onze diensten gevraagd dat te onderzoeken.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de opportuniteit van het onderzoek om na te gaan of het subsidiabel wordt via de VLIF.
De vraag om uitleg is afgehandeld.