Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, met de succesvolle STIP IT-actie van Ketnet in februari gaven scholieren en leerkrachten in Vlaanderen en Brussel een krachtig signaal dat pesten ontoelaatbaar is. En dat is nodig want een op vijf jongeren heeft een pestervaring en ongeveer 38.500 kinderen of 3 procent van alle 10- tot 18-jarigen geven aan dat ze dagelijks worden gepest. Dat bleek uit een bevraging van de Gentse universiteit.
Een goed antipestbeleid in elke school blijft daarom noodzakelijk. We weten dat de meeste scholen een goed uitgewerkt antipestbeleid hebben op basis van tools en good practices die hun nut hebben bewezen, maar helaas geldt dit niet voor alle scholen. Iedere week verschijnen er immers aangrijpende verhalen in de pers over kinderen en jongeren die het slachtoffer worden van extreem pestgedrag. Zo verscheen er recent een artikel over ouders die op het punt staan om de school van hun kind te dagvaarden naar aanleiding van ernstig pestgedrag. Dergelijke verhalen bewijzen dat er nog een belangrijke uitdaging is voor een grote groep Vlaamse scholen om de klachten van slachtoffers doordacht te behandelen en een degelijk antipestbeleid uit te werken.
In hetzelfde krantenartikel merkt pestexpert Gie Deboutte op dat dat de zelfregulatie van scholen vaak te zwak is. Veel scholen hebben volgens hem enkel een antipestplan in een mapje voor de inspectie, maar geen structureel beleid. Zoals brandbeveiliging verplicht is voor alle scholen, moet volgens de professor ook een degelijk antipestbeleid in elke school verplicht worden. Zijn oproep is niet nieuw. Vorig jaar riep de professor ook al op tot een wettelijk en expliciet verwachtingskader dat ook in de lerarenopleiding aan bod komt.
Uiteraard moeten we rekening houden met de doelstelling uit het regeerakkoord om planlast tot een minimum te beperken. Desondanks moeten we de oproep van de professor ernstig nemen. Vanuit deze optiek wens ik u enkele vragen te stellen. Minister, op welke manier gaat de onderwijsinspectie vandaag na of scholen binnen het kader van hun veiligheidsbeleid een degelijk antipestbeleid hebben? Op basis van welke criteria wordt dit afgetoetst? Wat moeten scholen kunnen aantonen? Wat is de analyse van de onderwijsinspectie over de situatie op het werkveld?
Wat is uw houding tegenover de oproep van de professor voor een wettelijk kader en een verplicht antipestbeleid in elke school? Ziet u hierin kansen om scholen meer aan te zetten tot een kwalitatief antipestbeleid? Voorziet u ook in maatregelen om in de lerarenopleidingen meer aandacht te besteden aan de problematiek met betrekking tot pesten?
Minister Crevits heeft het woord.
U weet dat met de introductie van Inspectie 2.0 de onderwijsinspectie op meerdere momenten tijdens de doorlichting aandacht besteedt aan het welzijn in de brede zin van de betekenis, en dat is van belang. Daarnaast is er bij het onderzoek van het kwaliteitsgebied leerlingenbegeleiding op schoolniveau aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de investeringen van scholen in een positief en stimulerend leef- en leerklimaat. Dat wil zeggen dat er wordt onderzocht of scholen proactief maatregelen nemen om het sociaal welzijn van leerlingen hoog te houden. Daar horen acties tegen pesten bij of, zachter geformuleerd, regels in het omgaan met sociale media, omgaan met faalangst of omgaan met verliesverwerking. Al deze zaken passen daarin.
Als naar aanleiding van een doorlichting blijkt dat er een pestproblematiek is op school, dan zal het team dit diepgaander opnemen in de onderzoeken. De onderwijsinspectie heeft de situatie op het werkveld bekeken in twee thematische onderzoeken. De Onderwijsspiegel 2016 deed een zeer uitgebreid onderzoek naar het welbevinden van leerlingen. We hebben het daar in deze commissie uitgebreid over gehad. Vorig jaar gebeurde ook een heel uitgebreid onderzoek naar de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs. Ook daarover is er een zeer uitgebreide discussie geweest in deze commissie, waarbij er is gezegd dat er een tandje bij moet worden gestoken in het secundair onderwijs omdat de overgang tussen basis en secundair veel te bruusk is. Ook moest er meer aandacht komen voor proactief en preventief werken. U kent die onderzoeken die we hier uitgebreid hebben besproken.
Dan was er de oproep van de professor voor een wettelijk kader. Voor mij is het nieuwe decreet Leerlingenbegeleiding echt wel het nieuwe wettelijk kader. Leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren, preventieve gezondheidszorg en onderwijsloopbaanbegeleiding zijn daarin geïntegreerd. Het welbevinden van leerlingen wordt gevat door alle begeleidingsdomeinen. Een leerling zal maar gelukkig zijn op school als hij in de juiste studierichting zit, ondersteund wordt in zijn leernoden en goed in zijn vel zit. Dat komt specifiek aan bod in het begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren. Nog eens een apart decreet maken, vind ik minder goed dan zorgen dat dit binnen het decreet Leerlingenbegeleiding een prominente plaats krijgt. Dat zal mee de taak zijn van de inspectie en de manier waarop zij kwalitatief onderzoek voert. Onderschat ook de impact op termijn niet van het feit dat leerlingenbegeleiding een erkenningsvoorwaarde wordt. Je moet scholen natuurlijk wel toelaten om wat te wennen.
Naast het decreet Leerlingenbegeleiding zijn er de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, waarbij in de sleutelcompetenties ook competenties zijn opgenomen omtrent samenleven en geestelijke en emotionele gezondheid.
Met de opgesomde kaders zijn de scholen zelf verantwoordelijk voor de uitbouw van een kwaliteitsvol antipestbeleid, maar zijn ze vrij in de keuze van de methodieken en tools die zij willen gebruiken. We leggen daar niets op. Scholen die hierbij ondersteuning nodig hebben, kunnen een beroep doen op de pedagogische begeleidingsdiensten en CLB's. U weet dat minstens even goed als ik. Er zijn ook heel wat expertiseorganisaties onder de leerlingen zelf. U kent de projecten van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK). Ik heb ook extra subsidies gegeven om in meer scholen het beleid tegen pesten uit te werken.
Ik plan geen expliciete acties in de lerarenopleidingen. Dit is al opgenomen in de basiscompetenties die elke startende leraar moet behaald hebben aan het einde van zijn of haar lerarenopleiding. De competenties die nodig zijn voor het voorkomen en aanpakken van pesten, zijn te vinden in het functioneel geheel ‘de leraar als opvoeder’. Daar zit bijvoorbeeld in dat de leraar een positief klimaat kan creëren voor de lerende(n) in de groep en in de onderwijsinstelling. Hoe de lerarenopleidingen aan deze competenties werken, behoort tot hun autonomie.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, telekns als ik u er een vraag over stel en ik hoor u over pesten of een antipestbeleid, dan ben ik zo gerustgesteld en zo enthousiast, tot natuurlijk weer het volgende artikel in de kranten verschijnt. Dat blijft, dat is zo’n thema dat elke keer opnieuw de kop opsteekt en vragen doet rijzen: doen we genoeg, is het efficiënt genoeg? Ik ben nu weer bijzonder tevreden dat u zegt dat voor u het nieuwe decreet inzake leerlingenbegeleiding het wettelijk kader is en dat ook zal worden verwacht dat daar zeer goed op zal worden toegekeken via de inspectie die ter plaatse zal gebeuren. Met andere woorden: het antipestbeleid dat een school voert, krijgt een bijzonder prominente plaats in het verhaal. Ik heb het geluk gehad met Gie Deboutte een heel interessant gesprek te hebben over zijn manier van werken en zijn ervaringen met de thematiek in de diverse scholen. Het blijft natuurlijk een pijnlijke zaak: ook al worden er zoveel initiatieven genomen en zijn er zoveel goede praktijkvoorbeelden, zowel van jonge mensen als beleidsmatig, met websites, ondersteunend materiaal – het bestaat eigenlijk allemaal –, toch zijn er in een aantal scholen maar minimale elementen aanwezig, gewoon om voor de inspectie in orde te zijn. Dat blijft natuurlijk betreurenswaardig. Ik denk nu niet dat er een correlatie is, dat het juist die scholen zullen zijn die dan ook regelmatig in de krant verschijnen. Die correlatie zal er waarschijnlijk niet zijn. Desalniettemin is het heel moeilijk om pesten onder controle te houden, en zeker als dat pesten op school begint, maar nog wat doorgaat na de schooltijd, in het weekend, tijdens vakantieperiodes en dergelijke meer, door alle elektronische mogelijkheden die er zijn, met groepen die worden gevormd.
Ik vond het ook heel aangenaam dat u zei dat het natuurlijk in de lerarenopleiding begint. Vooraleer mensen aan de loopbaan binnen het onderwijs beginnen, moeten ze toch wel meer dan voldoende onderricht zijn in hoe ze met zulke situaties moeten omgaan. Het is niet zo dat we daar nog expliciet het een of het ander aan moeten toevoegen, omdat we ervan uit kunnen gaan dat de lerarenopleiding daarin voorziet, maar het is belangrijk zeer goed te bewaken dat ook daar voldoende aanwezig is qua opleiding en kennis om die pestproblematiek aan te pakken. Het lijkt me ook niet evident dat heel jonge mensen bijvoorbeeld een pestproblematiek bij 14- tot 16-jarigen zo kunnen aanpakken. Er zijn een aantal dingen waarvoor een zekere maturiteit en ervaring nodig zijn. Ik denk dus dat we hen zeer goed moeten voorbereiden, omdat pesten toch wel heel extreme situaties kan geven.
Dank u wel voor het antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijn medewerker was eventjes aan het kijken op internet. Hij toonde me de lerarenopleiding van het Hoger Instituut der Kempen. Daar heeft men een hele cyberpestaanpak in de opleiding geïntegreerd. Daar wordt dus echt wel werk van gemaakt.
Ik moest ook nog het volgende onder uw aandacht brengen. Tot 1 september 2018 is dit geen erkenningsvoorwaarde, straks wel. Dat is een wereld van verschil. Ik heb dat al een paar keer gezegd. Toen ik net minister van Onderwijs was, had ik de inspecteur-generaal, Lieven Viaene, voor het eerst bij mij op bezoek. Ik vroeg hem hoe hij omging met die leerlingenbegeleiding en dat pesten en zulke dingen. Hij zei me eigenlijk niks te zeggen te hebben, aangezien dat geen erkenningsvoorwaarde is voor een school. Hij moet wel de eindtermen controleren, maar dat is geen erkenningsvoorwaarde. Dat verandert dus wel voor een stukje. Het zal sowieso tijd moeten hebben. Mevrouw Celis, scholen zijn ook vrij. De ene school besteedt er meer aandacht aan dan de andere. Ik ga trouwens met de koningin volgende week of de week erna de Conflixers bezoeken, een opleiding binnen de opleiding die wordt georganiseerd door de Vlaamse Scholierenkoepel. Die leveren fantastisch werk. Er beweegt dus heel veel op het terrein. Het is een aandachtspunt op scholen.
Ik was vanmorgen in het Atheneum van Aalst, De Strafste School. Ik heb daar ook eventjes met de directeur gepraat. Wat daar wordt gedaan om dat schoolklimaat verbindend te maken, dat is fantastisch. Dat gaat dan niet over het naleven van aparte decreetsartikeltjes, maar over werken aan een klimaat waarin er minder ruimte is voor pesten. Dat is iets dat je soms niet in regels kunt vatten, maar dat je via een cultuur moet laten groeien. Ik denk dat we het eens zijn over onze zorgen. Ik zie soms ook eenzaamheid bij scholieren. Er zijn zoveel zaken die we ook zien, maar je kunt van de school natuurlijk ook niet alles verwachten. Toch denk ik oprecht dat scholen daar vrij serieus mee bezig zijn, en dat de tijden ook wat dat betreft echt wel zijn verbeterd.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat wat u hebt toegevoegd, zeker zeer waardevol was. Ik probeer dat ook vanuit de stad, vanuit het stedelijk onderwijs en vanuit onze dienst Welzijn, vanuit het Sociaal Huis. Dan gaat het bijvoorbeeld over gezinnen die het een stukje moeilijker hebben, waarbij leerlingen ook bij de school zijn aangemeld voor ondersteunend optreden. Je probeert toch om alle elementen aan te reiken die je kunt aanreiken om pestgedrag terug te dringen, om dat eigenlijk zo goed mogelijk te vermijden. We moeten daarop blijven inzetten.
Zoals u ook aangeeft, zijn er inderdaad ook heel, heel wat mogelijkheden. Er zijn heel goede voorbeelden, maar men zal dit moeten blijven bewaken, want dat is een groeiproces. Ik ben daar ook helemaal van overtuigd. Dit is een erkenningsvoorwaarde. Dat lijken me allemaal heel positieve dingen te zijn om eraan te werken, maar nog eens, het blijft wel een enorme bezorgdheid, want het is zeker en vast de wereld nog niet uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.