Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben de laatste maanden een aantal problemen gehad bij onthaalmoeders. Op 17 maart 2010 hebben we hier gedebatteerd over de oprichting van een risicocel bij Kind en Gezin, die Kind en Gezin beter moet adviseren wanneer er problemen zijn en men eventueel tot sluiting moet overgaan. We hebben hier allemaal gezegd dat dat een goed initiatief is.
Naar aanleiding van een uitspraak in een rechtszaak waarover we vandaag in de kranten lezen, heb ik een bijkomende vraag. Ik denk dat het niet voldoende is dat we curatief optreden, maar dat we dat ook preventief moeten doen bij de instroom van onthaalmoeders.
Ik weet dat u werkt aan nieuwe erkenningsprocedures, minister. Daarbij is het niet voldoende dat we enkel nagaan of de living waar de kinderen worden opgevangen, wel groot genoeg is en of de onthaalouder medisch geschikt is en er bijvoorbeeld geen rugproblemen zijn. We moeten verder gaan met zoiets als een draagkrachtscreening. Daarin wordt niet enkel naar fysieke elementen gekeken, maar ook of die onthaalouder het psychologisch wel aankan. Minister, bent u gezien de recente ontwikkelingen bereid om de screening in die richting te herzien?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw De Vits, u hebt helemaal gelijk. Als je een toelating geeft om met kinderopvang te beginnen, telt niet enkel de vraag of de nodige infrastructuur er is. Er is ook de vraag of de bekwaamheid en de draagkracht in de situatie van de gezinsopvang de opvang van kinderen verantwoordt.
We gaan het debat niet opnieuw voeren over het feit dat je in Vlaanderen op dit moment zonder aan veel erkenningsvoorwaarden te moeten voldoen een kinderopvang kunt starten. Dat is juist de reden dat we dat decreet willen maken waarbij je een vergunning nodig zult hebben ongeacht het statuut, gezinsopvang, groepsopvang, zelfstandige of vanuit een rechtspersoon. We moeten dat systeem snel proberen te operationaliseren. Ik treed u helemaal bij.
Diensten die werken met onthaalouders, zijn op basis van het ministerieel besluit op dit ogenblik verantwoordelijk voor de screening en de rekrutering van de onthaalmoeders. Om hen daarbij te helpen heeft Kind en Gezin een screeningsinstrument geoperationaliseerd. Ze zijn niet verplicht om die tool te gebruiken, maar ze kunnen dat wel doen. Het is de bedoeling dat dat instrument voor screening in de richting gaat die u aangeeft en kijkt of men de psychologische en sociale vaardigheden heeft om die opvang te verzekeren op een goede manier.
Ook naar aanleiding van de spijtige incidenten gaan we proberen om met die diensten eens een gesprek te hebben over hoe de screening gebeurt. Aan Kind en Gezin ga ik vragen om te kijken of we ons screeningsinstrument nog kunnen verrijken en verbeteren. In de huidige situatie en met het oog op het kaderdecreet zal ik ervoor pleiten dat we het gebruik van dit soort instrumenten en het toezicht op de instroom in een systeem gieten.
Ik ben niet gelukkig met gezinsopvang in een totaal geïsoleerde setting, waarbij er geen enkel klankbord is om dit soort vragen te stellen. We moeten daarnaar kijken voor het decreet en ik heb verwezen naar de aangekondigde acties en hopelijk ook in het kader van een globale regeling.
Minister, uw antwoord schenkt mij voldoening. Ik heb het hier vorige keer al gezegd. Als ouders hun kinderen plaatsen tijdens de dag, dan moeten ze gerust zijn dat er geen problemen optreden. De overgrote groep van onthaalouders doen dat met heel veel inzet. Ze doen dat goed. Door in de nodige procedures te voorzien, kunnen we het aantal klachten verminderen.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Ik zou het statement van de minister willen ondersteunen. Spijtig genoeg zijn er de verhalen en de voorvallen van de afgelopen maanden. Daarnaast moeten we toch ook durven te erkennen dat we in Vlaanderen 7300 onthaalouders hebben en dat het enkel om uitzonderingen gaat. De initiatieven om te verfijnen, de screening om vraag en aanbod nog beter op elkaar te laten afstemmen, zijn heel goede instrumenten. Minister, net als voor u is het onze ervaring dat onze diensten onthaalgezinnen in Vlaanderen, die georganiseerd worden door verschillende vzws, ook wel goed werk verrichten inzake de bijkomende vorming en de controle via die onthaalgezinnen. Want het is een illusie te denken dat onze administratie in Brussel, Kind en Gezin, een inspectiedienst kan opzetten, operationeel maken om die 7300 onthaalgezinnen vandaag te kunnen screenen.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik zou me graag aansluiten bij de terechte vraag van mevrouw De Vits. Mevrouw De Vits, ik ben blij dat u op het einde van uw betoog uitdrukkelijk hebt beklemtoond dat de overgrote groep van onthaalouders hun job op een zeer goede manier uitoefent.
Minister, ik denk dat het heel belangrijk is om nogmaals te beklemtonen om, naar aanleiding van de bijzonder triestige feiten en de veroordeling gisteren want het gaat natuurlijk om oude feiten na te gaan hoe er een preventief onderzoek kan worden gevoerd, een, zoals u het noemt, draagkrachtscreening. Wat het fysisch aspect betreft, denk ik dat dat niet moeilijk is. Ik wil er wel voor waarschuwen dat het psychisch aspect wel iets anders is. Het is echt niet gemakkelijk om kandidaten daarop te screenen. We moeten ons ook geen illusies maken. Het is niet omdat iemand vandaag perfect de psychische screening doorstaat, dat hij of zij dat ook morgen doet. Dat is totaal onvoorspelbaar. We weten allemaal dat door externe factoren of onvoorziene omstandigheden zelfs bij de meest perfecte onthaalouder op een bepaald moment de stoppen kunnen doorslaan, waardoor dit soort feiten niet vermeden kunnen worden.
Het is belangrijk dat dat gebeurt, maar we moeten niet de illusie koesteren dat dat een absolute garantie geeft voor de toekomst.
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard sluit ik me ook graag aan bij de vraag van mevrouw De Vits. Ik sta er volledig achter. Mevrouw Van der Borght en ik hebben daarover al meermaals het woord genomen, ook in de plenaire vergadering. Ik heb er trouwens een schriftelijke vraag over gesteld, waarop de minister ook op heeft geantwoord. Mevrouw Van der Borght heeft nog een andere vraag ingediend, waarop het antwoord nog moet worden gegeven. Ik heb ook een aantal positieve zaken gehoord van de minister. In aanloop naar het nieuwe decreet hebben we het daar al ruimschoots over kunnen hebben.
Ik wil van dit forum ook gebruik maken om te zeggen dat we de discussie levendig moeten houden. Er is weer iets gebeurd. We lopen nog steeds van incident naar incident. Toegegeven, er wordt aan gewerkt. Toen de regionale dienst de screening verzorgde en vragen stelde over het verleden van de mogelijke onthaalouder, werden geen vragen gesteld over de eigen kinderen. Dat was een beetje het verhaal van het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG). In zijn antwoord heeft de minister gezegd dat hij er geen uitwisseling kan komen. Dat is natuurlijk jammer.
Het gaat er ook over hoe de screening wordt gedaan. Ik blijf het jammer vinden dat Kind en Gezin daarin geen verantwoordelijkheid heeft, en dat het door externe bureaus wordt gedaan. De mensen die hun kinderen aan een onthaalmoeder geven, geven haar ook een enorme verantwoordelijkheid. En ze rekenen ook op Kind en Gezin.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, op dit ogenblik levert een heel groot deel van de onthaalouders schitterend werk. Laat daar geen twijfel over bestaan. Ik wil even terugkomen op mijn actuele vraag van een tijd geleden over de risicocel binnen Kind en Gezin. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag liet u weten dat de risicocel wel degelijk is opgestart, maar uit hetzelfde antwoord blijkt ook dat de risicocel gevaarlijke situaties behandelt en opvolgt. Als dit een jarenlange procedure is, wat is dan de meerwaarde van de risicocel? Kunt u gevaarlijke situaties meer structureel aanpakken? Ik neem aan dat de risicocel dat zal doen. Wat is uw visie op de werking van de risicocel?
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Het voorbije jaar werden verschillende vragen gesteld over degelijke kinderopvang. Het bewijst alleen maar dat kinderopvang leeft en dat we allemaal vinden dat dat kwaliteitsvol moet gebeuren. Minister, u zegt dat u de screening met Kind en Gezin verder zult evalueren. Ik kan dat alleen maar toejuichen, want de incidenten volgen elkaar in snel tempo op.
Minister, in de handelingen van 17 maart lees ik dat u in het najaar van 2009 de opdracht hebt gegeven om een betere screening van Kind en Gezin en de inspectiediensten door te voeren. Dat is nog maar een jaar geleden. Nu hoor ik u dat ook zeggen. Ik zou graag boter bij de vis hebben.
Het is niet logisch dat de dienst onthaalouders de screening en de selectie-instrumenten van Kind en Gezin niet zou opvolgen. Als die instrumenten, procedures of richtlijnen worden vastgelegd, dan moeten ze minstens worden gevolgd.
Ik kan vele bezorgdheden en bemerkingen bijtreden. Er zijn twee zaken. Als de knipperlichten beginnen te knipperen, dan is er een procedure om op te treden en te reageren. Mevrouw Stevens heeft daarnaar verwezen. Die cel is in september of oktober geactiveerd naar aanleiding van de discussie die we toen hebben gehad. We hebben het aantal knipperlichten bekeken, en beslist om een nieuwe screening te doen voor alle dossiers die door een knipperlicht bij het agentschap Inspectie, dan wel bij Kind en Gezin bekend zijn geworden.
Mevrouw De Vits heeft verwezen naar het proactieve en het preventieve. Wat gebeurt er bij de instroom van onthaalouders? Daarvoor bestaat bij Kind en Gezin een screeningsinstrument dat de diensten kunnen gebruiken. Ze zijn daar op dit ogenblik niet toe verplicht. Ze hebben de verantwoordelijkheid over de rekrutering, maar ze zijn niet verplicht dat instrument te gebruiken. Hoe zullen we daar in de toekomst mee omgaan? Ik ben er voorstander van om het gebruik van dat instrument nog te verfijnen, maar ook te stimuleren dat het wordt veralgemeend. Hoe gaan we dat doen? Wellicht zal dat in het kader passen van het kaderdecreet.
In dit verband kan ik mevrouw De Vits enkel bijtreden. Ik ben haar daar ook dankbaar voor. We mogen niet in een steekvlampolitiek vervallen. We nemen op korte termijn een aantal initiatieven. De fundamentele opdracht blijft echter een kaderdecreet en een fundamentele, universele regeling uit te werken. We hebben daar vorige week in de commissie al over gediscussieerd. We hebben ons gehaast de principes in een visietekst weer te geven. Het is de bedoeling die visie zo snel mogelijk in een decretaal kader om te zetten.
Het incident is gesloten.