Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Sport 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ik claim helemaal niet de eerste plaats in de rij. Ik had er vroeger tijdens mondelinge examens ook al zon last van dat mijn familienaam met een C begon en ik dus altijd heel vroeg binnen moest en de vragen niet te horen kreeg die de proffen aan mijn collega-studenten hadden gesteld.
Minister, u hebt een uitgebreide beleidsnota Sport gemaakt. Ik kan er niet echt negatief over zijn, maar ik zal een aantal kritische bedenkingen maken. Het kenmerk van een nota waar u van alles in stopt, is dat er niets ontbreekt, maar, laat ons eerlijk zijn, het is erg moeilijk om in uw beleidsnota de prioriteiten te vinden. Ze zitten precies wat verborgen in die veelheid aan informatie. Sorry, maar zo is het.
Ik zal hier niet alles opnieuw bespreken, want dat hebben we in de commissie al gedaan, maar ik zal er een aantal punten uitlichten en scherpstellen.
U hebt gekozen voor een uniformisering van het topsportbeleid en u wilt alles onderbrengen bij Bloso. Ervaringen in deze en in andere richtingen leren ons van alles, daar zal ik niet op terugkomen, maar u bent niet consequent, want u hebt de drie Vlaamse wielerploegen en Atletiek Vlaanderen bij het departement gelaten. Die kritiek werd altijd geleverd in het verleden, maar u herhaalt dit nu gewoon.
Ik heb twijfels. Ik zou daarom graag hebben dat er jaarlijks in de commissie een evaluatie komt van de resultaten van het topsportactieplan en van het topsportbeleid. Weet u, ik zal eens heel hard zijn in verband met Bloso. Men heeft nu kritiek op de vorige topsportcoördinator, maar in de eeuwen voor hem was Bloso altijd verantwoordelijk voor topsport en ook toen werd die kans niet gegrepen. Vergeef mij mijn kritische zin.
Ook in uw beleidsnota blijkt inzake de Blososportcentra dat u geen scherpe keuzes maakt. Daar moet van alles gebeuren, van topsport tot en met massasport, van educatie tot en met topsporttraining. Ik denk dat we, in navolging van het subsidiaire denken over wat door welk bestuursniveau moet worden gedaan, ook keuzes moeten maken over wat de Blososportcentra moeten doen.
Het ligt voor de hand dat hier een topsporttaak, een gespecialiseerde taak ligt te wachten. Maak alstublieft die keuzes, zeker in budgettair moeilijke tijden.
Ik vraag u dat ook de sportpromotie waarover we het altijd hebben, al die grote campagnes, eens doorgelicht worden. Er moet eens worden gekeken wat het effect daarvan is op het terrein. Ik zeg niet bij voorbaat dat ze weg moeten, maar laat ons keuzes maken. Het zijn vrij dure campagnes, omkaderd met grote reclamegelden. Ze moeten de sportparticipatie verhogen en daar heb ik soms mijn twijfels bij.
Ik haal enkele kernproblemen uit de sportwereld aan. Ze staan allemaal in uw beleidsnota. Dat moet ook zo. Ik zou graag hebben dat er de komende jaren wordt ingezet op de begeleiding van jonge sporters. Het blijft een eeuwig probleem dat we veel te weinig gekwalificeerde jongerenbegeleiders hebben. Ik vergelijk met de cultuursector. Er zijn academies voor woord, muziek en beeldende kunst met allemaal professionele docenten. We hebben geen equivalent voor de sport. Ik zeg niet dat we zover moeten gaan, maar een stapje in die richting zou een reuzenstap vooruit zijn in de sport. Het zou ten bate gaan van de selectie van goede topsporters en mensen ook zin laten krijgen om levenslang te blijven sporten. Minister, u legt de nadruk op sportparticipatie. Dat steunen wij. Dat zijn goede keuzes.
Ik zeg nog iets over koning voetbal. Of we het WK halen in 2018 weet ik niet, we zullen zien. Ja, minister, laat ons investeren in voetbalstadions, maar verstandig en duurzaam. Laten we geen open ruimte verkwanselen voor dromen en illusies. Laten we ook vermijden dat we de sport helemaal commercieel uitverkopen. Ik heb niets tegen pps, maar opgepast ermee.
Minister, ik zou graag hebben dat deze regering bijzonder inzet op kansengroepen. Uw eerste signaal was niet goed. U hebt de middelen voor sociaal beleid in de sport voor andere dingen gebruikt. U hebt beloofd in de commissie om dat goed te maken. Wij kijken ernaar uit.
Ik zou ook graag hebben dat u vol inzet op het beleid inzake medisch en ethisch verantwoord sporten, en ik leg de nadruk op het ethische: hoe gaan ouders en trainers met kinderen om? Het gaat om pedagogische aspecten. Ik hoop dat al uw mooie woorden en beloften in uw beleidsnota aanleiding zullen geven tot krachtige daden.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de heer Caron zegt dat de beleidsbrief Sport uitvoerig is en dat het soms moeilijk is om de klemtoon te vinden. Ik denk inderdaad dat het een uitvoerige nota is, maar die is doelbewust zo opgemaakt omdat je sport in zijn veelheid van facetten niet anders dan op deze manier kunt bekijken. In essentie en dat ondersteunen wij ten volle gaat deze nota uit van vier accenten, die inhouden dat krachten moeten worden gebundeld. Dat heeft niet enkel te maken met financiële middelen. Het gaat er ook over dat we zoveel mogelijk moeten samenwerken, dat duidelijk moet zijn wie waarvoor verantwoordelijk is om zoveel mogelijk nevenstructuren, die allemaal ooit hun ontstaansreden gehad hebben, te vermijden en te komen tot een eenheid van beleid en van uitvoering. Het is het optimaliseren van het gebruik van de beschikbare middelen.
Samenspel is daarbij belangrijk. Het eindresultaat moet een resultaatgericht sportbeleid zijn.
Minister, u hebt een belangrijke verantwoordelijkheid, maar u hebt ook heel veel geëngageerde participanten. Er zijn de sportfederaties, die voor een verticale structuur zorgen, maar er is ook de horizontale structuur van 308 steden en gemeenten in Vlaanderen, die ook werk willen maken en al maken van een sportbeleid waaraan zo veel mogelijk burgers, zo veel mogelijk Vlamingen kunnen participeren.
Het eerste accent in de beleidsnota is het vergroten van de sportparticipatie. Dat houdt allerlei elementen in, van het evalueren van wegen die in het verleden zijn bewandeld tot het blijvend inzetten op sport voor allen. U wilt dat doen op diverse manieren. Er zijn de Sport voor Allen-platformen, met alle sportactoren. Er is het evalueren en stroomlijnen van de diverse projecten voor kansengroepen. Er is het opstarten van innovatieve projecten.
Daarmee is meteen de stap gezet naar een tweede belangrijk element: het vergroten van de kwaliteit van het sportaanbod. Daarbij moet natuurlijk het belang van goede trainers en coaches worden onderstreept. Niet alleen voor topsporttalent, maar op alle niveaus moeten trainers geschoold zijn, niet alleen wat sporttechnische elementen betreft, maar ook wat een aantal ethische aspecten betreft. De heer Caron heeft daar terecht op gewezen.
Van de brede sport is dan meteen de stap gezet naar de kwaliteit van de gezonde sportbeoefening. Ondertussen is immers erg duidelijk dat gezond en sport niet altijd synoniemen zijn. Daar moet aan worden gewerkt, zodat ze wel degelijk kunnen samengaan. In dit parlement hebben we de voorbije maanden uitvoerig gedebatteerd over zaken die daar natuurlijk ook mee te maken hebben. Ik denk aan de dopingvrije sport en dies meer.
In heel het beleid moeten er duidelijk twee wegen worden bewandeld. Enerzijds moet worden gezorgd voor die brede basis, anderzijds moet er ook worden gezorgd voor een goede top, die kansen krijgt en een voorbeeldfunctie kan vervullen voor die basis. Topsport en brede sport gaan wat ons betreft heel duidelijk hand in hand. We hebben getracht dat duidelijk te verwoorden in de motie van de meerderheid.
We hebben daar vertrouwen in. Minister, we hopen samen met u de komende 4 jaar en 2 maanden deze nota voort in beleid om te kunnen zetten. De doelstellingen zoals die zijn geformuleerd, zijn dat immers meer dan waard. (Applaus)
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, we steunen volledig het beleid zoals u dat in de beleidsnota hebt geformuleerd. We hebben dat ook in de commissie gezegd. Dit is eigenlijk een belangrijk moment. Het is iets meer dan 10 jaar geleden dat Vlaanderen de bevoegdheden inzake Sport heeft gebundeld en ook daadwerkelijk een beleid heeft willen voeren. Ondertussen zijn er in de twee vorige legislaturen belangrijke stappen gezet. Vrijwel alle sportfederaties hebben zich aangepast aan de decreten, nadat de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) dat ook wat schoorvoetend doet. Ook zijn vrijwel alle gemeenten toegetreden. Dat is ook nieuw. Vroeger had ongeveer 50 percent van de gemeenten zich aangepast. Zoals de heer Van Dijck heeft gezegd, staan de federaties en de lokale besturen klaar om mee te werken.
U hebt een heel ambitieuze beleidsnota geschreven. We vinden het goed dat u ook internationaal denkt en het Europees voorzitterschap wilt waarmaken. Het is belangrijk dat er ook met betrekking tot medisch verantwoord sporten en doping internationaal sluitende afspraken worden gemaakt. Vlaanderen kan ter zake vanuit het Europees voorzitterschap een cruciale rol vervullen.
Wij vinden het goed dat u in het doelgroepenbeleid, zoals u het formuleert in de voor onze fractie heel belangrijke recreatie- en breedtesportbenadering, Sport voor Allen, onder meer het aandachtspunt voor de senioren naar voren schuift. Wij steunen ook het feit dat u met uw collega bevoegd voor welzijn samenwerkt omtrent fit en gezond zijn en bewegen, want sport wordt steeds meer een koepelbegrip waarin topsporters zoals Ulla Werbrouck zitten maar ook de senioren die plots in hun late jaren moeten gaan bewegen op doktersadvies. Die zitten allemaal in diezelfde koepel. Dat is geen probleem, dat moet kunnen. Tegelijkertijd is dat ook de grote uitdaging.
Ik heb gezegd dat uw beleidsnota ambitieus is. Met de afgeslankte kabinetten, met heel veel bevoegdheden naast de sport ik denk persoonlijk dat u enkel die bevoegdheid zou willen hebben, maar dat is wat overdreven bent u in heel grote mate afhankelijk van hoe het departement en Bloso dit beleid zullen waarmaken. Die implementatie is de grote uitdaging. U hebt daarvoor alleszins de steun van onze fractie. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, na deze superkorte uiteenzetting van de heer Sauwens, wat het tegenovergestelde is van wat hij heeft gezegd in de commissie, waar hij ongelooflijk veel input en positieve commentaar heeft gegeven op de beleidsnota, kan ik niet achterblijven om het belang van sport als beleidsdomein namens sp.a heel erg in de verf te zetten.
We betreuren het dat sport vaak is onderschat als beleidsdomein en we vinden het zeer positief dat de minister een zeer lijvige beleidsnota heeft geschreven die alle aspecten van een dynamisch sportbeleid aandraagt. Zowel Sport voor Allen, breedtesport, als een lijvig hoofdstuk topsport, als continuïteit van het beleid vinden we goed. In de sector heerst wel een vraag tot enige rust. Toch zijn er een aantal nieuwe accenten die we onderschrijven, maar waar we ook een zekere waakzaamheid voor willen vragen.
Eerst en vooral is er de eenloketfunctie van Bloso. Het is een goede zaak dat we ook inzake topsport één aanspreekpunt hebben en duidelijk weten wie waarvoor verantwoordelijk is. Zo weet ook de topsporter tot wie zich te wenden. Het is een goede zaak dat dat zich weerspiegelt in de verhoging van het budget voor topsport. We willen waarschuwen voor de potentiële verdrukking van het Sport voor Allen-beleid. Je kunt alleen maar veel en goed opgeleide topsporters rekruteren als je een zeer brede basis hebt en een zeer brede instroom en daar maximaal op werkt. Daar zijn alle specialisten het over eens. Het aanbod moet versterkt worden aan de basis, in het bijzonder in het onderwijs en de sportclubs.
De breedtesport heeft vooral tot doel mensen te laten bewegen, ook jonge mensen, gezondheid te stimuleren en de iets oudere mensen en senioren blijvend te laten recreëren. Daarom betreuren we een klein beetje, minister, dat een aantal projecten inzake sociale toegankelijkheid in deze begroting worden geschrapt. U hebt u wel geëngageerd om ze te evalueren en waar nodig en mogelijk te versterken. We kijken ernaar uit om daar samen met u de komende maanden over te discussiëren.
Over breedtesport willen we nog de aandacht vestigen op de Flexibele Opdracht van de Leerkracht Lichamelijke Opvoeding (Follos) in het onderwijs. We denken dat er een veel grotere overlap zou kunnen zijn, zowel infrastructureel als inzake het rekruteren van jonge mensen, maar ook het aan het sporten houden van jonge mensen via die leerkrachten. Zij moeten over de scholen heen een link vormen met de sportclubs, anders blijft sport in het onderwijs te veel een geïsoleerd gegeven.
En wij denken dat het belangrijk is dat er vooral na de schooluren verder wordt gesport in de sportclub, die ideaal is voor sociaal contact en ontspanning, en waar men op een positieve manier jonge mensen samenbrengt.
De Follos zijn uiteraard belangrijk. Maar voor de infrastructuur hebben we ook nog het principe van de brede school. U weet dat onze scholen eigenlijk schaamtelijk onderbenut zijn, alleszins na de schooluren. Gelukkig is er in onze infrastructuur heel wat sportaccommodatie, van zwembaden over sporthallen tot atletiekbanen. We denken dat die nog veel optimaler gebruikt kunnen worden in samenwerking met wijkwerking, buurtwerkingen en uiteraard de sportclubs zelf.
We hebben ook een lans gebroken voor proeftuinen, omdat we de sociale rol van sport eveneens heel erg willen benadrukken. Open Stadion is daar een goed voorbeeld van. De heer Caron heeft verwezen naar koning Voetbal. Ik denk dat we de breedtesport, de heel populaire sporten ook op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten wijzen en op die manier het relais moeten zijn naar kansengroepen, en sport als een positieve factor voor integratie en emancipatie aanwenden.
Uiteraard ondersteunen we de professionalisering van de sportfederaties. We denken dat er nog wel wat werk op de plank ligt bij de federaties die op dit moment nog federaal zijn georganiseerd, maar zeker ook bij de andere. We hopen ook dat er vanuit de federaties eindelijk iets meer bereidheid is om zich nog meer te enten op de keuzes die ook vanuit dit parlement gemaakt worden om het sportbeleid te versterken.
We juichen ook toe dat in de beleidsnota een link wordt gelegd tussen Sport en Werk, want het is een economische sector die echt kansen verdient. Als we mensen aan het sporten houden, ook in moeilijke economische tijden, dan genereert dat jobs die niet met één pennentrek vanuit Detroit of Chicago geschrapt kunnen worden.
Minister, maak wat de sportinfrastructuur betreft voor een keer misbruik of gebruik van uw veelheid aan bevoegdheden. Nog heel wat sportterreinen zijn zonevreemd. Nieuwe terreinen wachten op ontwikkeling. In dit geval is het een voordeel dat u heel wat bevoegdheden combineert.
Maak ook van het EU-voorzitterschap gebruik om uw dynamische visie over onze regionale en landsgrenzen heen te vertalen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Deckmyn heeft het woord.
Tijdens de bespreking in de commissie gaf de minister alvast aan dat deze beleidsnota geen volledig gedetailleerde visie ambieert op het sportvlak en dat ze een aanzet vormt om een algemene beleidsvisie via de beleidsbrieven van de komende jaren verder te verfijnen. Het Vlaams Belang heeft enkele belangrijke punten van kritiek. In dit korte tijdsbestek zal ik de belangrijkste naar voren brengen.
Ik wil vooreerst toch herhalen dat de sportsector zich zorgen maakt om het evenwicht in de ondersteuning van het tweesporenbeleid. Sport voor Allen blijft een belangrijke pijler en men vreest een beetje dat te veel aandacht zal gaan naar topsport. Minister, de uitdaging zal erin bestaan het nodige evenwicht ter zake te vinden.
Tijdens de commissiebespreking heb ik ook al gesteld dat ik het positief vind dat de minister pleit voor een periode van decretale rust. De implementatie van het decreet Sport voor Allen en de beleidsplanning van de sportfederaties voor de lopende olympiade zullen nu uiteraard alle aandacht opeisen.
Minister, u streeft begrijpelijkerwijs naar continuïteit met het beleid van uw voorganger. Ik moet er u echter toch op wijzen dat er dienaangaande enkele duidelijke accentverschuivingen zijn. Onder toenmalig minister Anciaux werd een volkomen afzonderlijke topsportstructuur opgezet met de topsportmanager als sluitstuk. Tijdens de vorige legislatuur heb ik daarover veel vragen gesteld en interpellaties gehouden. Meestal waren die toch vrij kritisch. Uiteindelijk bleek de invoering van die topsportmanager een verkeerde keuze te zijn geweest. Zo meen ik toch te moeten besluiten uit wat ik onlangs heb kunnen vaststellen.
Nu plaatst u daartegenover één topsportloket onder de hoede van Bloso. Ik heb u gezegd dat ik niet goed weet of dat de beste keuze is. Zou het niet beter zijn om topsport onder te brengen in een onafhankelijke structuur die geëvalueerd wordt op basis van de resultaten? Het Vlaams Belang is trouwens niet de enige partij die stelt dat Bloso weliswaar over degelijke competenties beschikt, maar daarom niet onmiddellijk over een goede bedrijfscultuur en organisatie beschikt.
Minister, waar we alvast in visie verschillen en dat is eigenlijk een constante in mijn betoog de afgelopen jaren is de manier waarop de Koninklijke Belgische Voetbalbond via de Voetbalfederatie Vlaanderen wordt gesubsidieerd. U erft het beleid van uw voorganger, maar u wilt niet echt een nieuwe visie ontwikkelen. U wilt vooral en u hebt dat ook in de commissie gezegd beetje bij beetje de zaken bijsturen. Dit getuigt niet echt van politieke moed. De voetbalbond heeft immers steeds laten weten dat de zogenaamde splitsing vooral een geslaagde poging is om Vlaams geld te ontvangen zonder daadwerkelijk een echte splitsing door te voeren. U zegt dat u de voetbalbond nog wat tijd gunt om tot een goede werking te komen, maar daar lijkt het niet naartoe te gaan. Minister, ik heb morgen nog een vraag geagendeerd in de commissie Sport over het oprichten van een aparte voetballiga in Brussel. U zult me morgen wel een antwoord geven, dat hoeft nu uiteraard niet. Ik wil toch al zeggen dat dit opnieuw een bewijs is van het feit dat men in de voetbalbond helemaal niet mee wil stappen in het principe dat sport een gemeenschapsmaterie is.
Ik wil u ook wijzen op het feit dat de Vlaamse Sportraad moeite heeft met de expliciete engagementen voor het voetbal, zoals die werden geformuleerd in het Vlaams regeerakkoord.
Ook op het vlak van organisaties als het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) u had waarschijnlijk verwacht dat ik dit zou zeggen stellen we al lang gelijkaardige vragen. Wij willen een structurele reorganisatie van het BOIC dat nog steeds Belgisch werkt, hoewel sport al jaren een gemeenschapsmaterie is. Tijdens de commissiebespreking stelde ik vast dat u daar eigenlijk ook niet gelukkig mee bent, maar u blijft te voorzichtig. U zegt dat het BOIC, in afwachting van eventuele organisatorische en structurele wijzigingen, best toch bij het beleid wordt betrokken. Opnieuw ontbreekt het u een beetje aan politieke moed.
In de beleidsnota gaat ook bijzondere aandacht naar kansengroepen. Ik wil zeker aanvaarden dat het soms nut heeft om sportparticipatie voor specifieke doelgroepen, die te weinig met sport in aanraking komen, de nodige aandacht te geven. Toch moeten we ook hier opletten voor de valkuilen van de positieve discriminatie en wil ik in het bijzonder waarschuwen voor de toenemende pogingen en initiatieven in vele Vlaamse steden waarbij men bijvoorbeeld aparte zwemuren organiseert voor moslimvrouwen. Dit kan toch zeker niet de invulling zijn van een specifiek doelgroepenbeleid.
Minister, voorzitter, collegas, de tijd is te kort om het nog te hebben over de Vlaamse sportinfrastructuur, de blijvende investeringen in atletiek, Vlaanderen en het Vlaamse wielerteam, de kritiek van de Vlaamse Sportraad over het Vlaamse Schoolsportdecreet, de opleiding en aanwerving van toptrainers, de herkenbaarheid en zichtbaarheid van Vlaanderen en zijn symbolen bij alle gesubsidieerde manifestaties enzovoort. Vooral over het antidopingbeleid moet er veel worden gezegd, maar daar is binnenkort een apart debat over.
Minister, voorzitter, collegas, de beleidsnota die voorligt, kan op heel wat punten op onze steun rekenen, maar de kritische bedenkingen die ik daarnet formuleerde, zullen u wel doen begrijpen dat we die niet in zijn geheel kunnen ondersteunen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, tijdens de vorige legislatuur werden de budgetten voor sport naar een aanvaardbaar niveau gebracht. Ook het Sport voor Allen-beleid en het medisch verantwoord sporten zijn eveneens belangrijke stappen die gezet zijn in het recente verleden en die ook absoluut noodzakelijk waren. Op dat vlak moeten we de zaken nu laten evolueren en telkens op tijd en stond grondig evalueren. Dit is onze voornaamste bezorgdheid. De middelen zijn er nu, de resultaten moeten volgen.
Dit houdt ook in dat we instrumenten ontwikkelen die het mogelijk maken om grondig te evalueren ik heb een aantal collegas daar ook horen naar verwijzen en ook te meten. Meten in hoever we de bevolking in beweging krijgen, want ik denk dat daar nog veel werk aan de winkel is. Het is goed dat er zwaar wordt ingezet op topsport, met middelen en met aandacht, maar zoals ook collega Gennez zei, naast voldoende middelen moet er ook voldoende aandacht gaan naar de breedtesport, naar sport voor personen met een handicap, naar sport voor allen, naar bewegen in het algemeen.
Dit is blijkbaar ook een grote bekommernis van de Vlaamse Sportraad. Ik verwijs in dit verband naar de besprekingen die in de commissie zijn gevoerd.
Het is zeker niet mijn bedoeling alle aandachtspunten te herhalen. Daarvoor is de tijd te kort. Bovendien is de commissie daarvoor de juiste plaats. Ik wil enkel een paar concrete opmerkingen herhalen en onder de aandacht brengen.
Ik begin met sport op school. Sporten begint op school. Zoals voor veel andere bevoegdheden, is de link met het onderwijs cruciaal om zo veel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen. Een lesuur staat garant voor 6 minuten effectieve beweging. Sport op school moet zich meer op beweging dan op techniek focussen.
De proeftuinen moeten worden geëvalueerd. Experimenteren is plezierig. Na verloop van tijd moeten we evalueren en kijken wat de meerwaarde van die bewuste proeftuinen is. De minister heeft dit in de commissie beloofd. We kijken hier dan ook naar uit.
De topsportscholen hebben in de commissie en tijdens de plenaire zittingen al veel aandacht gekregen. We vragen de minister in verband met dit dossier om daadkracht. De minister heeft zich deze ochtend in verband met de motorcrossterreinen, een probleem waarvoor we deze legislatuur ook een oplossing verwachten, zeer daadkrachtig getoond. Ik hoop dat hij in zijn aanpak van de topsportscholen diezelfde daadkracht zal tonen. We wachten op de evaluatie.
Open Vld zal zich verzetten tegen een abrupte invoering van kwalificaties voor fitnessbegeleiders. Dit lijkt ons enigszins overbodig en misschien zelfs onrechtvaardig. Tenslotte beschikt 62 percent van de Vlaamse sportclubs momenteel niet over een gekwalificeerde trainer. Een aanmoedigend beleid lijkt ons het enige nuttige beleid. Zo zouden we een kwaliteitslabel in het leven kunnen roepen.
De voetbalstadions zijn hier al meermaals aan bod gekomen. Zoals ik al eerder heb gezegd, vrees ik dat de minister hier een aantal kansen laat liggen. Het draait niet alleen om het wereldkampioenschap in 2018. Het wereldkampioenschap biedt ons natuurlijk een opportuniteit om met betrekking tot de voetbalinfrastructuur een ernstige inhaalbeweging in te zetten.
Wat het antidopingbeleid en het systeem van de whereabouts betreft, is er nog veel werk aan de winkel. We zijn in blijde verwachting van enige concrete stappen.
De beleidsnota stroomt niet over van ambitie. Er is nood aan een kritische noot. De legislatuur is echter nog jong. Ik heb het al eerder gezegd. De minister geniet het voordeel van de twijfel. We hebben een gezamenlijke ambitie, een streven naar een Vlaams sportbeleid. Indien ik de minister mag geloven, mogen onze verwachtingen, ondanks alles, hoog zijn. Het valt uiteraard nog af te wachten in welke mate de Vlaamse Regering deze verwachtingen kan inlossen. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Voorzitter, ik mis in deze beleidsnota eigenlijk enkele passages die in het belang van de sport zouden zijn. Een aantal pijnpunten en ambitieuze keuzes ontbreken. Ik wil hier alvast bij enkele pijnpunten stilstaan.
Een eerste pijnpunt betreft de administratieve vereenvoudiging. Die moet er zeker komen. Er is veel te veel rompslomp. De Vlaamse Sportraad heeft dit ook al aangekaart. Op 10 jaar tijd is de Sportcodex verdubbeld. Het structureel sportapparaat moet worden vereenvoudigd.
Een tweede pijnpunt houdt in dat de minister actief overleg met de federale overheid moet plegen. Het gaat hier eigenlijk om twee pijnpunten, namelijk de btw-problematiek en het ontbreken van een volwaardig fiscaal en sociaalrechtelijk statuut voor trainers. De btw-problematiek is onlangs, naar aanleiding van de kermiskoersen, aan het licht gekomen. Ik ben het eens met de stelling dat er meer volwaardige trainers moeten komen. De pool van de gekwalificeerde trainers moet worden uitgebreid, want de jeugd moet over gekwalificeerde trainers kunnen beschikken. Nu gaat het vaak om vrijwilligers die niet over een diploma beschikken.
Een derde pijnpunt betreft het feit dat de minister over de muurtjes van de andere Vlaamse bevoegdheden zou moeten kijken. Ik denk dan onder meer aan de beleidsdomeinen Jeugd en Welzijn. Sport is eigenlijk met zowat alles verweven. Er is op dit vlak veel werk. De beleidsdomeinen moeten op elkaar worden afgestemd.
Minister, waar blijven we met Bloso? U hebt ervoor gekozen om topsport naar Bloso te brengen. We erkennen die beleidskeuze, maar ik heb toch bedenkingen. Zorgt u voor een aparte benadering voor de topsport, zorgt u ervoor dat die meer aandacht krijgt in de praktijk en niet alleen op papier? Op papier ziet het er mooi uit, maar ik zou graag hebben dat we daar langer bij stilstaan.
Er staat dat de betrokken topsporters een wedde uitbetaald krijgen conform de gangbare Blosobaremas, gebaseerd op het behaalde diploma. Ik heb daar heel veel problemen mee. Een sporter is aanvaard om prestaties te leveren, dan moet hij of zij ook loon naar werken krijgen.
Minister, het is een heel dringende noodzaak dat de topsportfederatie en de gewone federaties professioneler worden. Sommige verrichten goed werk, andere weer niet. Het is niet aan mij om te zeggen wie goed en wie slecht werk doet, maar uw beleid kan een instrument zijn om topwerk af te leveren. Stimuleer ook de eigen Vlaamse expertise, we hebben die in huis. We grijpen te snel naar de buitenlandse trainers.
In de topsportscholen hebben we een grote instroom, maar een kleine uitstroom. U kondigt een aantal maatregelen aan, zoals strengere selectiecriteria, maar ik denk dat we eerst moeten kijken naar het begrip en het concept zelf. Er zijn te veel topsportleerlingen; de grootste slokop is dan ook het voetbal. Op 5 verschillende topsportscholen biedt men aan 270 leerlingen voetbal aan. Zijn dat allemaal talenten? Gaan die allemaal voor de nationale ploeg spelen? Hebben we dan zoveel meer talenten in voetbal, en maar 25 in het wielrennen? Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Ik zeg: stop daarmee, snoei daarin, herwerk het concept naar een model dat werkt. Ik stel voor te streven naar één supertopsportschool voor Vlaanderen waar de leerlingen studeren en trainen met de beste omkadering. Laat ons daarover debatteren in de commissie, laat onze woorden horen.
In het verlengde daarvan pleit ik voor één topsportschool, zodat we in Vlaanderen alle expertise van alle verschillende sporten bij elkaar kunnen brengen, waar topsportinfrastructuur exclusief voor de topsporters aanwezig is. Nu moeten de topsporters nog altijd wijken voor de gewone sporters. Als we willen blijven presteren in het buitenland en op Olympische Spelen, dan zullen we aan kruisbestuiving moeten doen tussen de topsporters, de topsportbegeleiders, de diverse sporttakken en de medici.
Minister, we zijn al 9 maanden ver in deze nieuwe legislatuur. Ik wil in de commissie Sport beginnen debatteren over het beleid. We willen u helpen, zodat we vooruit kunnen met de sport. Ik en het parlement vragen u om actie te ondernemen en we zullen u daarbij helpen. De beleidsnota kunnen we niet volledig onderschrijven, maar we gaan die voor een deel ondersteunen. (Applaus bij CD&V, de N-VA en LDD)
Minister Muyters heeft het woord.
We hebben in de commissie een goed debat gehad over de nota. Zoals toen is gebleken, is ook vandaag gebleken dat ik in alle partijen steun vind voor de grote lijnen van mijn beleidsnota. Ik ben daar blij mee. Daarmee kunnen we stappen zetten om samen een goed sportbeleid voor de komende jaren uit te tekenen. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.