Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aanwezigheid van Oost-Europese arbeiders op de Vlaamse arbeidsmarkt en de problematiek van het openstellen van het vrij verkeer van arbeiders naar alle lidstaten van de Europese Unie
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de minister, de voorbije weken werden we geconfronteerd met een aantal gevallen van oneerlijke concurrentie. Via Nederlandse uitzendbedrijven werden Poolse werknemers hier tewerkgesteld aan heel goedkope lonen. Dat gebeurde in de firma Struik, het vroegere Zwan, in Schoten en in het groenteverwerkend bedrijf La Corbeille in Stabroek.
Het zijn echter niet alleen Nederlandse uitzendbedrijven die zich aan dit soort praktijken bezondigen, maar ook Belgische. In maart van dit jaar deed zich een incident voor toen het in Bornem gevestigde uitzendbedrijf Flexabel advertenties publiceerde. De mededeling luidde: 'Indien u op zoek bent naar ongeschoolde maar hardwerkende Poolse arbeiders tegen een scherp tarief dat in overleg met u kan worden vastgesteld, dan moet u bij Flexabel zijn.' U komt dus niet helemaal onvoorbereid op het terrein wanneer ik deze vraag stel. De heer Van Nieuwenhuysen heeft u hierover in maart reeds vragen gesteld.
De vakbonden reageren terecht furieus. De woordvoerder van het ABVV, de gewestelijke secretaris, zei op de televisie: 'Als we deze ontwikkeling geen halt toe roepen, dan verdringen de Polen binnen de kortste keren de Belgische werknemers van de arbeidsmarkt.' Met andere woorden: werk voor eigen volk eerst.
Mijnheer de minister, de betrokkenheid van de Vlaamse Regering is groter dan sommigen vermoeden. De wetgeving op arbeidsvergunningen en dergelijke is weliswaar federaal, maar uitzendarbeid en arbeidsvergunningen daarvoor behoren tot de bevoegdheden van de Vlaamse Regering. Over de vergunningen wil ik het niet hebben; we zullen daar ongetwijfeld een debat over moeten voeren als de beperkende maatregelen ten aanzien van Polen binnenkort verdwijnen en er geen arbeidsvergunningen meer nodig zijn om hier Polen te werk te stellen.
De kwestie van uitzendkantoren wordt geregeld door het decreet van 13 april 1999 op de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest. Artikel 8, paragraaf 3 van dat decreet stelt uitdrukkelijk dat een buitenlands uitzendbureau dat zijn maatschappelijke zetel in de EU heeft en in Vlaanderen activiteiten uitoefent, moet aantonen dat het in zijn land aan gelijkwaardige voorwaarden voldoet als vermeld in het decreet. Artikel 5, paragraaf 5 van hetzelfde decreet stelt: 'Om actief te zijn op de Belgische arbeidsmarkt mag een uitzendbedrijf geen activiteiten uitoefenen wanneer deze activiteiten leiden tot een tewerkstelling die strijdig is met de openbare orde of waarvan het bureau duidelijk kan vaststellen dat ze een inbreuk vormen op de sociale en fiscale wetgeving.' Dat is allemaal vrij duidelijk.
Minder duidelijk is de rol van de Vlaamse administratie en de inspectie.
U zult me natuurlijk zeggen dat de betrokken uitzendkantoren uit Nederland hier geen vergunning bezaten. U zult vragen om niet op de pianist te schieten. U zult me vertellen dat u er niets aan kon doen, dat u een inbreuk enkel kunt vaststellen als er een klacht wordt ingediend. Pas daarna kunt u ingrijpen en een geldboete opleggen.
Ik verwijt u, uw administratie en uw inspectiediensten dat niet wordt opgetreden. Proactief en preventief moet het noodzakelijke worden gedaan om dit soort excessen te vermijden. We weten allemaal dat uw inspectiediensten onderbemand zijn en heel erg weinig initiatieven nemen. We weten dat veel bedrijven uit bepaalde sectoren - denken we maar aan de vleesverwerkende nijverheid - worden aangeschreven door Nederlandse uitzendkantoren. U noch uw inspectie zijn daarvan op de hoogte. Op het terrein wordt pas opgetreden als een zaak de media haalt, de vakbonden een bedrijf platleggen, er stakingen uitbreken en dies meer.
Ik had gehoopt en verwacht dat uw diensten proactief en preventief zouden optreden. Het enige wat nu gebeurt, is het invullen van het formulier 'ter aanvraag tot erkenning als bureau voor private arbeidsbemiddeling' dat op het internet terug te vinden is. Voor het overige worden nauwelijks initiatieven genomen, zeker niet ten aanzien van de Nederlandse uitzendkantoren. In Nederland is een erkenning trouwens niet nodig. Blijkbaar kan en mag alles daar.
Mijnheer de minister, ik kreeg dus graag enige verduidelijking van u. Die mag zich niet beperken tot een verwijzing naar het decreet en de opmerking dat u geen schuld treft.
Ik heb nog een politieke bemerking. In de media bleek dat de traditionele partijen hun handen in onschuld wassen, zoals Pontius Pilatus. Ze beweren dat er voldoende beperkingen in de wetgeving werden ingeschreven waardoor dit soort zaken niet kunnen. Sta me toe om daar enige vraagtekens bij te plaatsen. De toetreding van Polen tot de EU met beperkende maatregelen gedurende 2 jaar zal bij het wegvallen van die beperkende maatregelen uiteraard niet volstaan om een toevloed van goedkope arbeidskrachten uit Polen en andere Midden-Europese landen tegen te houden.
Aan de traditionele partijen die hier vertegenwoordigd worden, vraag ik wat ze in hemelsnaam aan de Vlamingen zullen vertellen als Turkije lid wordt van de EU. Nu gaat het over Polen en Midden-Europese landen, maar wat zult u vertellen als 70 tot 80 miljoen Turken lid worden van de EU en hier zullen komen werken aan arbeidsvoorwaarden die zelfs niet vergelijkbaar zijn met die van Poolse arbeiders?
Mijne heren, laat wat nu gebeurt een duidelijke waarschuwing zijn: Turkije mag op geen enkel moment lid worden van de EU! (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Laurys heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, beste collega's, vorige week werd dankzij een staking van personeel de aandacht gevestigd op de problematiek van de tewerkstelling van werknemers uit nieuwe Europese lidstaten. De manier waarop de werkgever nadien uitleg gaf, vond ik nogal aandoenlijk. Hij vertelde dat alles de schuld was van het Nederlandse interimbureau. Hij had nochtans moeten weten dat er in Vlaanderen een erkenning nodig is en dat in zijn geval niet kan worden gewerkt via een dienstenovereenkomst omdat het gaat om uitvoerende arbeid onder gezag, leiding en toezicht.
Nu wordt gezegd dat dit pas het topje van de ijsberg is. De zusteronderneming zou in dezelfde situatie verkeren. La Corbeille wordt genoemd. Wie wat vertrouwd is met de arbeidsmarkt, weet dat deze problematiek al jaren aansleept. Enkele maanden geleden heb ik hier trouwens een vraag gesteld over de bouwsector. De bouwfederatie trok toen aan de alarmbel, want signaleerde 50.000 illegaal tewerkgestelden in de sector en vroeg een regularisatie. De problematiek bestaat niet enkel in de bouwsector, maar ook in de transportsector, de horeca, de schoonmaakbedrijven en dergelijke meer.
Het probleem is dubbel. Enerzijds worden sectoren geconfronteerd met het feit dat ze op de Belgische of Vlaamse arbeidsmarkt niet voldoende geschoolde arbeidskrachten vinden. Anderzijds worden ze geconfronteerd met de illegale tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten, waardoor ze anderen oneerlijke concurrentie aandoen en de bonafide werkgevers zich verplicht zien dezelfde praktijken toe te passen. Zo komen we in een neerwaartse spiraal terecht.
De reglementering is vrij duidelijk. Toen de nieuwe lidstaten op 1 mei vorig jaar zijn toegetreden, heeft België beslist om overgangsmaatregelen te treffen. Die golden voor Oost-Europa, dus ook voor Polen, maar niet voor Malta en Cyprus. Deze maatregelen hielden in dat de vroegere arbeidsvergunningen, het voorafgaand arbeidsmarktonderzoek en het voorafgaand contract behouden bleven.
Het probleem is dat de meeste tewerkstelling plaatsvindt in de schemerzone. Veel mensen zijn hier tewerkgesteld in het kader van een detachering of een dienstovereenkomst of als zelfstandige, iets wat bijna niet te controleren valt. Daar komen de meeste misbruiken voor.
Dit is ook een probleem voor de sociale inspectie. Mijn partij heeft eind augustus contact gehad met de sociale inspectie om over die problemen te spreken. Het is bijna hallucinant wat die mensen ons vertelden. Het komt erop neer dat buitenlandse bedrijven gewoonweg niet gecontroleerd worden. Als de sociale inspectie de bouw moet gaan controleren en aan de ene kant van de straat een buitenlandse onderneming ziet, en een Belgische aan de overkant, dan wordt de Belgische firma gecontroleerd. Men kan de buitenlandse ondernemingen niet controleren omdat de verschillende reglementeringen van werknemer, zelfstandige en dienstencontract niet gekend zijn. Ten tweede is er een taalprobleem. De sociale documenten zijn niet vertaald. Als men inlichtingen vraagt aan het land van oorsprong, krijgt men die niet. De inspectie wil er geen tijd meer aan spenderen, het is hopeloos.
Nochtans is dat de kern van het probleem. In 2009-2011 gaat de arbeidsmarkt sowieso open. De vraag is niet of ze komen, maar in welke omstandigheden ze komen. De vraag is: worden ze hier tewerkgesteld onder dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als de Belgen? Dat is fundamenteel. Daar moeten we op toezien. In het licht van het debat volgend jaar over de eventuele verlenging van de overgangsmaatregelen is het noodzakelijk na te denken over de arbeidsvoorwaarden en over de beperkingen. De controlemogelijkheid moet maximaal zijn.
Vlaanderen is daar inderdaad bij betrokken via de controle op interimarbeid, via arbeidsinspectie en -bemiddeling. De Vlaamse en de federale inspectie treden vaak samen op.
Hebt u reeds maatregelen genomen om die wanpraktijken aan te pakken? Zijn er contacten geweest met uw federale collega of met de sectoren? Wordt de Vlaamse overheid betrokken bij de bespreking van de overgangsmaatregelen op 1 mei 2006? (Applaus bij CD&V)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst onderstrepen dat noch door Struik Foods, noch door het Nederlandse uitzendbureau Covebo een arbeidsvergunning werd aangevraagd voor de tewerkstelling van Poolse werknemers. Ten tweede heeft het Vlaamse Gewest geen erkenning als uitzendkantoor verstrekt ten gunste van Covebo Projecten BV. Het essentiële punt van dit debat is niet het vrije verkeer van werknemers zoals de heer Laurys overigens duidelijk heeft gemaakt, het gaat in essentie over dienstverlening en uitzendkantoren.
Om in Vlaanderen erkend te worden als uitzendbureau moet een buitenlands bureau ofwel een vergunning aanvragen in Vlaanderen, ofwel conform de decreetgeving inzake de private arbeidsbemiddeling aantonen dat men in het land waar men gevestigd is, voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als die die gelden voor de Belgische kantoren. Voor Nederland werd dat in het verleden steeds getoetst. Vandaag stellen we vast dat in Nederland gewoon geen gelijkwaardige regelgeving bestaat. Men heeft daar verregaand geliberaliseerd, met nogal catastrofale gevolgen volgens mij. Er is een totale wildgroei ontstaan zonder enige controle. Ik vermoed dat veel Nederlanders zich dit intussen beklagen. Dat heeft onder meer tot gevolg dat heel wat malafide actoren bijdragen aan die wildgroei. Zij zijn natuurlijk geïnteresseerd in activiteiten buiten Nederland.
We moeten hierbij even terugdenken aan het debat over de Bolkestein-richtlijn. Die zegt dat we tevreden moeten zijn met controles en vergunningen door het land van oorsprong, en dat we dat niet opnieuw moeten doen in het land waar een uitzendkantoor actief wordt. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Deze ervaring onderlijnt dat het quasi onbegonnen werk is dat we in land A moeten vertrouwen op erkennings- en vergunningsregels van land B, waar misschien de taal en de gewoonten heel verschillend zijn. We mogen daar niet aan toegeven.
Onze regelgeving daarover is goed. We gebruiken die actief. Toen op 20 oktober bekend werd dat er een conflict was in het bedrijf Struik Foods, is de afdeling inspectie van mijn administratie onmiddellijk onaangekondigd ter plaatse gegaan om zich te vergewissen van de problemen. Ze kreeg te maken met aspecten die te maken hadden met de federale regelgeving, bijvoorbeeld de principiële vraag of dit uitzendarbeid is of niet, de detacheringsvoorwaarden en de loons- en arbeidsvoorwaarden. Het bedrijf Covebo zal wellicht beweren dat het geen uitzendarbeid is.
Omdat dit federale kwesties zijn heeft mijn inspectie onmiddellijk contact genomen met de federale inspectiedienst Toezicht Sociale Wetten. Samen hebben ze op vrijdag 21 oktober verder onderzoek verricht. De Poolse werknemers bleken toen niet meer aanwezig. De personeelsverantwoordelijke en enkele andere werknemers werden aangesproken.
Dezelfde dag werd een onderzoek gedaan bij het zusterbedrijf bvba Freshcom in Turnhout om na te gaan of daar gelijkaardige zaken gebeurden. Op het ogenblik van het onderzoek werden geen Poolse werknemers aangetroffen, maar in de voorbije periode werd wel gewerkt met Poolse en Portugese werknemers. Hier bleek het Nederlandse uitzendkantoor Columbus actief te zijn. Dat is evenmin erkend door het Vlaamse Gewest. Het onderzoek ten gronde gaat dus voort met verhoren, analyses, onderzoek van de loons- en arbeidsvoorwaarden, enzovoort.
Er wordt dus wel degelijk opgetreden door onze inspectie op basis van het arbeidsbemiddelings- en inspectiedecreet. Ofwel wordt een strafrechtelijke vervolging gestart, waarbij de auditeur wordt ingeschakeld. Als die beslist om niet te vervolgen, kunnen we sinds dit jaar zelf een administratieve geldboete opleggen.
Mijnheer Dewinter, we treden niet alleen op nadat we iets in de krant hebben gelezen. Sinds de operationalisering van de dienst administratieve geldboetes lopen al een dertigtal dossiers die betrekking hebben op privé-arbeidsbemiddeling. Zes dossiers zitten al in de fase van de invordering van de boete. Onze inspectie gebruikt dus de mogelijkheden die ze heeft.
Aangezien een deel van deze kwesties onder federale bevoegdheden vallen, hebben we dit al herhaaldelijk ter sprake gebracht in de adviesraad voor buitenlandse werknemers. Ik zal bij mijn collega aandringen om die adviesraad samen te roepen. We hebben zelf met sectoren die te lijden hebben onder concurrentievervalsing door buitenlandse dienstverstrekkers, zoals de bouw-, de tuinbouw- en de verhuissector overlegd over die problemen en al een aantal afspraken gemaakt. De Vlaamse inspectie kaart de problemen ook aan bij de federale raad ter bestrijding van illegale arbeid en sociale fraude. Bij het comité dat bij die federale raad hoort, is de detacheringsfraude al een topprioriteit.
Persoonlijk denk ik dat de federale overheid resoluut verder moet gaan in een beleidslijn die inhoudt dat grote gekarakteriseerde fraude prioritair wordt aangepakt via de inspecties. In het verleden was dat niet altijd het geval omdat men ervan uitging dat de kleine dienstverlening die gebeurt vanuit de federale inspectie inzake de controle op de toepassing van CAO's en dergelijke, toch ook belangrijk was. Met de federale raad moet het mogelijk zijn een beleid uit te bouwen waarbij prioriteiten worden gesteld en van dit soort gekarakteriseerde fraude een topprioriteit wordt gemaakt.
Dit punt wordt op de agenda geplaatst van de federale instanties waar ook wij bij betrokken zijn, zoals de Adviesraad voor Buitenlandse Werknemers of het federaal comité ter bestrijding van illegale tewerkstelling en sociale fraude.
Ik durf vandaag niet zeggen dat onze inspectie wat haar bevoegdheden betreft voldoende krachtig kan optreden, vanwege een gebrek aan voldoende personeel. Op federaal vlak is een belangrijke extra aanwerving gebeurd van inspecteurs. Ik neem aan dat dit bijkomende korps momenteel operationeel is. Ik heb daar geen resultaten van. Vlaanderen beschikt over een zeer actief inspectiekorps dat zeer goed zijn werk doet.
Mijnheer de minister, ik ga met een aantal zaken akkoord, met een aantal andere net iets minder.
Covebo zegt op zijn website en in zijn perscommuniqué dat ze eigenlijk geen uitzendarbeid leveren. Covebo werft zijn medewerkers persoonlijk aan, onder meer in Nederland, Polen en Duitsland, en zorgt voor een goede begeleiding, correcte en stipte uitbetaling, een uitstekende huisvesting en doet dat onder toezicht en begeleiding van eigen leidinggevenden. Er wordt dus niet meer met interimkrachten gewerkt, maar met onderaanneming waardoor men ontsnapt aan de bestaande uitzendarbeidreglementeringen.
Verder wil ik wat vraagtekens plaatsen bij de inspanningen die worden geleverd door uw inspectiediensten. Ik heb hier reeds op 9 maart vragen over gesteld, meer bepaald over de misbruiken in het bedrijf Flexabel in Bornem. U hebt daar toen op geantwoord: 'Er werd mee op mijn verzoek door de afdeling Inspectie en Werkgelegenheid een onderzoek gestart naar de activiteiten van het Bornemse uitzendbedrijf naar de activiteiten van andere soortgelijke ondernemingen, en dit in samenspraak met de federale inspectiediensten. De resultaten zullen weldra beschikbaar zijn.' We wachten nog altijd op de resultaten. Ik vervolg: 'Ik meld u dat deze problematiek zowel met betrekking tot de regionale als de federale bevoegdheden door de diverse inspectiediensten als prioriteit in de jaarplanning is geïnventariseerd en opgenomen.'
Meer dan een half jaar later hebben we nog niet veel gemerkt van initiatieven op het terrein. Iedereen in de sector weet dat deze praktijken aan de orde zijn. Iedereen weet dat er agressief propaganda en campagne wordt gevoerd door allerlei Nederlandse en andere bedrijven. De enigen die het blijkbaar niet weten, zijn de inspectiediensten van de Vlaamse Gemeenschap. Die zijn alleen op de hoogte als een en ander uitgebreid in de media komt, als de vakbonden of andere daar een punt van maken.
Ik zou dus durven aandringen op een proactief beleid, op een veel actiever preventiebeleid ten aanzien van onder andere Nederlandse uitzendbureaus maar ook van Vlaamse bedrijven. Ze moeten duidelijke informatie krijgen over wat kan en wat niet kan. Het ontbreekt niet alleen aan informatie, maar ook aan een stok achter de deur. Er moet duidelijk worden gemaakt dat deze praktijken niet kunnen.
De heer Laurys heeft het woord.
Mijnheer de minister, mocht ik de indruk hebben gegeven dat de inspectie geen goed werk levert, dan verontschuldig ik me daarvoor. We hebben met die mensen een goed gesprek gevoerd.
Wat vooral ontbreekt, zijn de middelen en mogelijkheden om effectief de taak uit te voeren. De inspectie heeft zelf voorstellen gedaan. Zo wordt het document E101 gebruikt om de inregelstelling van de sociale zekerheid in het buitenland te confirmeren. Het document moet in heel Europa op dezelfde manier worden opgesteld. Dan is er ook geen vertaling van sociale documenten nodig. De inspectie vraagt of dat ook mogelijk zou zijn voor de andere documenten. Zelfs als er dan een andere taal wordt gebruikt, is het toch veel gemakkelijker om een land te controleren. Dat is een zeer eenvoudig voorstel.
Er zou zeker werk moeten worden gemaakt van een meer internationale samenwerking van de controlediensten. Er is zelfs behoefte aan een soort pan-Europese inspectiedienst om de oneerlijke concurrentie te voorkomen.
Mijnheer de minister, wordt u of de Vlaamse Regering betrokken bij de evaluatie van overgangsmaatregelen? Dat is natuurlijk een fundamentele zaak. Als men daar wijzigingen in wil aanbrengen, dan moet men steeds voor ogen houden dat ze moeten gaan in de zin van een versoepeling en verbetering van de controle. De administratieve rompslomp zou eventueel kunnen worden afgebouwd. De controle moet echter zeker worden vergemakkelijkt.
Mijnheer de voorzitter, voor alle duidelijkheid wil ik beklemtonen dat ik met mijn reactie vooruitloop op het afronden van het onderzoek door mijn inspectiediensten. Ik kan dus alleen maar spreken in zeer voorwaardelijke zin.
Mijnheer Dewinter, het is natuurlijk niet toevallig dat de naam van dat bedrijf 'Cobevo Project BV' is. Het wil daarmee vooral onderlijnen dat ze projecten organiseert en geen uitzendarbeid. Dat kan echter feitelijk worden gecontroleerd.
Toen de heer Van Nieuwenhuysen en anderen me een aantal maanden geleden hebben ondervraagd over uitzendkantoren en arbeidsvergunningen, was het minder duidelijk dan vandaag dat de jurisprudentie over het algemeen stelt dat een uitzendkantoor hoe dan ook een arbeidsvergunning moet vragen voor de werknemers die over de grens worden ingezet. Dat was niet zo duidelijk. Er was discussie over het feit of het al dan niet over een dienstverlening ging. Bij een dienstverlening moet er geen arbeidsvergunning worden gevraagd. De jurisprudentie wijst steeds meer uit dat een uitzendkantoor dat werknemers inzet, arbeidsvergunningen moet vragen. Ik zeg dat met de nodige voorzichtigheid.
Ik herneem deze punten omdat de essentie is dat deze mensen geen vergunning hebben om te doen wat ze doen. Vermoedelijk is er dan ook nog een probleem met de arbeidskaarten. Dat is wat moet worden gecontroleerd.
Ik heb niet gezegd dat we daar vandaag voldoende aan doen. De problematiek is groot. Ik heb wel gezegd dat er tijdens mijn vorig mandaat als federaal minister van Werk tientallen inspecteurs zijn aangeworven. Dat is gebeurd in anderhalf jaar tijd. Daarnaast hebben we het federaal comité opgestart. Daarin moet overleg worden gepleegd tussen allerlei inspectiediensten.
Dat brengt me bij het punt van de heer Laurys. Ja, er wordt overleg gepleegd over deze kwesties. Ik ben betrokken partij bij de evaluatie die er moet gebeuren van de huidige lopende overgangsfase inzake vrij verkeer van werknemers. Ik heb overigens een paar maanden geleden aan mijn federale collega gevraagd om de beslissing die we in mei 2006 moeten nemen, samen goed voor te bereiden. Wat betreft de samenwerking met buitenlandse inspecties heb ik destijds, toen ik mijn federaal petje nog op had, zelf contact opgenomen met de Nederlanders om hierrond een systematische samenwerking op gang te brengen. Ik heb echter geen verslag over hoe dat verder is gelopen.
Het incident is gesloten.