Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Peumans heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw en heren ministers, ik wil het hebben over de saga van de 30-kilometer-borden. Er is een weliswaar federaal minister op bezoek geweest in Limburg. Hij heeft verklaard aan de politiezones dat hij de intentie heeft een koninklijk besluit te laten goedkeuren waarbij de zone 30 verplicht zal worden tussen 7 uur 's morgens en 7 uur 's avonds. Of het nu een koninklijk besluit of een ministerieel besluit moet zijn, de beslissing van de zone 30 is in elk geval via een ministerieel besluit genomen. Dat kende trouwens een heel lange voorgeschiedenis.
Mevrouw de minister, ik heb u begin dit jaar in de commissie voor Mobiliteit een vraag gesteld naar aanleiding van de evaluatie van de nieuwe verkeerswetgeving. U zei op een bepaald moment dat u en de minister van Openbare Werken van nabij zullen worden betrokken bij de evaluatie van de betrokken verkeerswet. Ook een aantal andere ministers met een bijzonder belang in bijvoorbeeld een veilige schoolomgeving, zullen worden geraadpleegd. U zei ook dat er voorbereidend overleg is gebeurd enzovoort.
U weet dat er een zeer zinvolle instelling bestaat, namelijk het Steunpunt Verkeersveiligheid in Diepenbeek. Ik ben een trouwe lezer van de studies ervan. Zo heeft het steunpunt een studie gemaakt over de zone 30 in schoolomgevingen als remedie tegen verkeersonveiligheid voor kinderen. U weet dat in kringen van verkeerskundigen wordt gezegd dat de manier waarop het beleid in dit land wordt gevoerd, af en toe meer weg heeft van een improvisatie dan van een daadwerkelijke ondersteuning. Ik citeer uit de genoemde studie: 'De vraag is: zijn de schoolomgevingen vandaag wel zo onveilig? Het zal u misschien verbazen maar er is niemand die kan zeggen of schoolomgevingen verkeersonveiliger zijn dan de omgevingen van pakweg dancings, sportclubs, jeugdlokalen of warenhuizen.' Verder staat in de studie dat hetzelfde kind dat op een gewestweg oversteekt, heel waarschijnlijk buiten de schooluren naar de dancing, de jeugdbeweging of de speelclub gaat, en dezelfde weg moet oversteken. Na 7 uur 's avonds geldt dan plots de zone 30 niet meer.
Mevrouw de minister, vanwege de geïmproviseerdheid stel ik de vraag aan u. Niemand in Vlaanderen weet nog wat hem te doen staat. Minister Landuyt zegt dat de politie maar een oogje moet dichtknijpen tot het KB of het ministerieel besluit er is. U rijdt dus maar 70 of 90 kilometer per uur, en hopelijk zal in alle politiezones niet worden geflitst. Wat draagkracht betreft, is dit natuurlijk een heel onverstandige uitspraak.
Mij gaat het er vooral over aan de gemeentebesturen nu eens duidelijk uit te leggen hoe het er op dit moment met de zone 30 aan toe moet gaan. Als burgemeester van een plattelandsgemeente kan ik er niet meer aan uit. Minister Landuyt zegt dat we ons van de zone 30 op de gewestwegen niet te veel moeten aantrekken. Ik stel de zaken nu wel wat zwart-wit, dat ik geef ik toe, maar de gemeentebesturen weten niet meer waar ze aan toe zijn. Ze hebben geïnvesteerd in dynamische verkeerssignalisatie. Die werkt alleen vanaf het ogenblik dat de scholen beginnen tot ze uit zijn. We kunnen erover discussiëren of dat een verstandige maatregel is, ik verwijs hierbij naar het Steunpunt Verkeersveiligheid.
Vooral belangrijk is de vraag wat nu momenteel de juiste toepassing is.
Mevrouw de minister, ik wil er bij u op aandringen dat u er bij uw federale collega op aandringt dat hij eerst het ministerieel of koninklijk besluit neemt en dan pas aan de Vlaamse bevolking meedeelt wat hij wil doen. Nu hebben sommige burgers immers het gevoel dat, daar de minister het heeft gezegd, het nu nog gaat over de tijdspanne tussen 7 en 19 uur. De gemeentebesturen en uzelf, als wegbeheerder, hebben recht op duidelijkheid terzake.
Bent u betrokken geweest bij het standpunt dat minister Landuyt gisteren in het mooie Limburg heeft geformuleerd?
Minister Van Brempt heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het Vlaamse Gewest heeft het voorbije jaar inderdaad heel wat inspanningen gedaan om in orde te zijn met de federale wetgeving inzake de zone 30. Net als u en anderen heb ik in de krant gelezen wat de intenties zijn van de federale minister van Mobiliteit voor het aanpassen van die wetgeving. Dat is op zich geen probleem: wanneer de wetgeving en het koninklijk besluit worden aangepast, dan zal met de formele overlegprocedure worden begonnen, zoals wordt bepaald in de bijzondere wet. Dan zal het Vlaamse Gewest worden betrokken bij de adviesverlening over het aanpassen van de wetgeving. Het is dus heel erg moeilijk voor mij om een reactie ten gronde te geven. Ik heb immers geen formele tekst om op te reageren.
Toch geef ik een aantal opmerkingen. Ik kan de intentie van de federale minister onderschrijven. Ik heb ook steeds gezegd, wanneer het ging over de toepassing van de federale wetgeving in het Vlaamse Gewest, dat er bij de bevolking een breder draagvlak is met betrekking tot de dynamische borden en een minder breed draagvlak met betrekking tot de vaste signalisatie van zone 30. De minister zoekt dus een oplossing terzake. Dat steun ik.
Naar wat ik in de pers gelezen heb, zal het wellicht noodzakelijk zijn, willen we ook voldoen aan de internationale afspraken van Genève en Wenen, om de signalisatie aan te passen en te werken met een onderbord bij het gekende zone 30-bord om de beperking in tijd aan te geven. Dat betekent dat het koninklijk besluit en het ministerieel besluit opnieuw zullen moeten worden aangepast. Dat zal een - al dan niet bescheiden - meerkost met zich meebrengen.
Er zal uiteraard formeel worden overlegd en de Vlaamse Regering zal een formeel advies geven. Bovendien ben ik sterk vragende partij voor een breder overleg, niet alleen met het Vlaamse Gewest, maar met alle gewestbeheerders in Vlaanderen, dus ook de gemeenten en de provincies. Ik zal die vraag ook richten aan de federale minister van Mobiliteit. Niet alleen organisatorisch, maar ook budgettair kan dit immers gevolgen hebben.
Ook ik ben vragende partij voor een goede evaluatie van de zone 30-wetgeving. Dan is het echter wel nodig dat de wetgeving al enige tijd van kracht is. Het is nog een beetje te vroeg om de weerslag ervan op het terrein te evalueren. Ook hebben we daarvoor goede, accurate en tijdige cijfers nodig. U weet echter net als ik dat dit precies een van de heikele punten is wanneer we het hebben over het Vlaamse en Belgische verkeersveiligheidsbeleid.
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Toen een aantal gemeentebesturen vóór de invoering het idee van het onderbord opperden, werd dat weggelachen. Ook worden gemeenten die dynamische signalisatie hebben op gemeentewegen, nu eigenlijk wat voor schut gezet. De maatschappelijke consensus was dat die zone 30 er kon zijn tussen 7 en 19 uur. Dan lost men natuurlijk niet de problemen op die kunnen rijzen voor en na die tijdspanne. Dat is echter een andere kwestie.
Alleen vraagt een aantal gemeentebesturen zich nu af waarom ze dan die dynamische verkeerssignalisatie moesten plaatsen.
De amateuristische wijze waarop dit wordt ingevoerd, is anno 2005 een land dat de pretentie heeft iets aan verkeersveiligheid te willen doen, onwaardig. Het is spijtig. Om de twee minuten wordt van marsrichting veranderd, zodat op de duur niemand nog weet waar het naartoe gaat. Het draagvlak dat er toch al was, wordt door de federale minister onderuitgehaald, net als uw actie '30, de max'. Dat is een heel betreurenswaardige evolutie. (Applaus bij CD&V)
Ik ben het niet eens met wat u zegt over de dynamische en vaste signalisatie. De beste oplossing in veel gevallen blijft de dynamische signalisatie, alleen is die veel duurder. Dat systeem maakt een veel grotere flexibiliteit mogelijk, ook met het nieuwe voorstel van de federale minister van Mobiliteit.
Wel kunnen we elkaar vinden in een sterk pleidooi voor een Vlaams verkeersveiligheidsbeleid. We kijken samen uit naar de regionalisering van die materie.
Het incident is gesloten.