Verslag plenaire vergadering
Maatschappelijke beleidsnota Milieu en Gezondheid
Verslag
Aan de orde is het themadebat over milieu en gezondheid.
Het themadebat wordt gehouden op basis van de motie van aanbeveling van de heer Malcorps, mevrouw Guns, de heren Van Duppen en Roegiers en mevrouw Merckx-Van Goey.
Het themadebat is geopend.
(verslaggever)
Op 21 december 2000 werd de commissie ad hoc Milieu en Gezondheid opgericht nadat het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de resultaten van het door haar gefinancierde grootschalige milieu- en gezondheidsonderzoek had bekendgemaakt. Met haar onderzoek wou de Vlaamse regering een informatietekort wegwerken en betere communiceren.
In het onderzoek vergeleek men de verstedelijkte en industriële gebieden Wilrijk en Hoboken met het landelijke Peer. Men stelde vast dat er een duidelijk verband is tussen de aanwezigheid van verontreinigende stoffen en de gezondheidseffecten. De resultaten waren bovendien verschillend voor de drie gebieden.
De taak van de commissie ad hoc was een maatschappelijke beleidsnota schrijven die als basis kon dienen voor dit debat. De leden van de commissie wilden evenwel vermijden dat de aandacht voor het probleem na dit debat zou verslappen. Daarom pleiten wij voor een langetermijnplanning. Onze aanbeveling moet leiden tot een duidelijke visie en maatregelen.
De commissie ad hoc organiseerde hoorzittingen met wetenschappers, beleidsactoren en doelgroepen. De conclusie luidt dat blootstelling aan verontreinigende stoffen mee verantwoordelijk is voor een aantal gezondheidsproblemen. Het valt evenwel niet mee een oorzakelijk verband aan te tonen.
Maar liefst 75 tot 80 procent van alle kankers worden veroorzaakt door externe factoren. We merken ook dat het aantal milieugerelateerde kankers stijgt. Astma komt ook steeds vaker voor. Wanneer we de resultaten van een buitenlandse studie extrapoleren, leren we dat er in ons land jaarlijks 6000 mensen sterven als gevolg van luchtverontreiniging, die voor de helft veroorzaakt wordt door het verkeer. Maar liefst 15 procent van alle paren kampt met vruchtbaarheidsproblemen. Ten slotte stelden we ook vast dat het chronisch vermoeidheidssyndroom de voorbije tien jaar sterk is toegenomen.
De werkzaamheden van de commissie hebben geleid tot een aantal algemene en specifieke aanbevelingen. Wat de algemene aanbevelingen btereft, pleiten wij voor een zo ruim mogelijke definitie van het begrip milieu, waarbij niet enkel de polluenten afkomstig van lucht-, bodem- en waterverontreiniging in beschouwingf worden genomen, maar ook de rekening wordt gehouden met voeding, straling, levensstijl en -kwaliteit, het binnenhuismilieu en de woon- en werkomgeving. De taak van de overheid is vanzelfsprekend verschillend naargelang we het hebben over de directe of de indirecte omgeving van het individu. De overheid moet alleen maar informeren over de mogelijke gevaren van de directe omgeving. In de indirecte omgeving moet ze de blootstelling van de bevolking aan de schadelijke stoffen daarentegen beperken.
Daarnaast is een integrale benadering van de problematiek essentieel. Dat vereist een verregaande samenwerking en coördinatie tussen de verschillende beleidsdomeinen. Voorts dient de permanente aandacht voor de gezondheidseffecten in de diverse beleidsdomeinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening, huisvesting enzovoort, geïntegreerd te worden. Bovendien moet men de afstemming van het Vlaamse beleid op het federale en Europese beleid nastreven.
Het is niet nodig om een nieuw kaderdecreet inzake milieu en gezondheid op te stellen. De huidige Vlaamse regelgeving is volstaat. Kleine aanpassingen aan de bestaande decreten zijn voldoende.
Het toepassen van het voorzorgsbeginsel impliceert het voeren van een beleid gericht op een fysisch-chemische hygiëne. Omdat het onmogelijk is om de schadelijke effecten van alle elementen op de gezondheid te onderzoeken, moet in het milieugezondheidsbeleid het voorzorgsbeginsel gehanteerd worden. Dat betekent concreet dat bijvoorbeeld bij een ernstige bedreiging van de volksgezondheid een gebrek aan wetenschappelijke consensus geen reden kan zijn om schadebeperkende maatregelen te nemen.
Er moet een beleid gevoerd worden dat gericht is op de fysisch-chemische hygiëne. Dat betekent het nastreven van de beperking van de blootstelling aan onder meer reactieve chemische stoffen en aan bepaalde vormen van straling, ook als het niet zeker is dat ze gevaarlijk zijn.
Een andere algemene aanbeveling betreft de doorstroming van de dataverzameling en -beheer naar een milieugezondheidskruispuntbank, waarbij de bestaande milieumonitoringsystemen en gezondheidsmeldpunten aan elkaar gekoppeld worden. De milieugezondheidskruispuntbank moet gelinkt worden aan het Geografisch Informatiesysteem, de SIS-kaartdatabank en het Rijksregister. Naast het verzamelen en het verwerken van de gegevens over de effecten van de verontreinigende stoffen op de menselijke gezondheid dienen ook de gegevens over de invloed van de levenswijze en de sociale omgeving opgenomen te worden.
De registratie dient op een uniforme wijze te gebeuren. Bovendien moeten de gegevens verwerkt worden op een manier die een gebiedsgerichte analyse mogelijk maakt. De wet op de bescherming van de privacy is een strikte vereiste. Bij de verwerking van de gegevens moet de anonimiteit gewaarborgd worden. Ten slotte is het belangrijk een vlotte toegang van de gegevens te verzekeren voor de eerstelijnswerkers.
Vervolgens moet de risicoanalyse plaatsvinden. Op basis van het meten en registreren van de emissies kunnen modellen bepaald worden die een efficiënte kwaliteitscontrole mogelijk maken. Daardoor zijn eventuele bijsturingen mogelijk.
Het milieu- en gezondheidsbeleid moet totstandkomen na een afweging van de voor- en nadelen. De beleidsmakers dienen zich over de problematiek voldoende te informeren. Ook moet er ruimte zijn voor eventuele tegengestelde wetenschappelijke visies. Ten slotte moeten de normen voortdurend geëvalueerd worden. Omdat de wetenschappelijke kennis over milieu en gezondheid constant evolueert, moet het beleid regelmatig geactualiseerd worden. (Applaus)
(verslaggever)
We hebben de specifieke aanbevelingen ingedeeld in domeinen. Zo is er het gezondheidsdomein. We hebben vastgesteld dat de normeringen inzake milieu en gezondheid niet adequaat zijn. De blootstellingsnormen worden bijvoorbeeld niet toegepast op de gezondheid en op de kwetsbare groepen. Zowel de kwaliteitsnormen als de milieu- en gezondheidsnormen dienen rekening te houden met de gezondheidseffecten. Voorts komen bij het vergunningenbeleid de gezondheidsaspecten onvoldoende aan bod. De betrokken commissie ad hoc beveelt aan om de rol van de gezondheidsinspectie te herdefiniëren. Ook moeten meer mogelijkheden en middelen verleend worden voor de adviesverlening inzake het verlenen van vergunningen en het opstellen van milieu-effectrapporten. Het zou tevens beter zijn om de gezondheidsinspectie over te hevelen naar de milieuadministratie zodat er geen sprake meer kan zijn van het spelen van rechter en partij.
Voorts pleiten we voor een proactieve monitoring gebaseerd op de biomonitoring en voor een retroactieve monitoring aan de hand van een beter epidemiologisch onderzoek. De commissie ad hoc merkt op dat het onderzoek van de moedermelk en van het navelstrengbloed belangrijk is als het op de juiste manier gebeurt. Ook stelt ze vast dat zowel de proactieve als de retroactieve monitoring het nadeel hebben dat ze de effecten pas aan het licht brengen als het te laat is. In beide gevallen is het duidelijk dat het milieumeetnet zeer belangrijk blijft omdat het een preventief optreden toelaat.
In het gezondheidsonderzoek is een belangrijke taak weggelegd voor de opvang van klachten, voor sensibilisering en het voeren van preventieve acties. De commissie ad hoc pleit voor een medisch-milieukundig netwerk met verschillende niveaus dat vertrekt van de nulde lijn of het plaatselijke niveau waarbij een rol is weggelegd voor de huisartsen, de apothekers en de gezondheidswerkers. We pleiten voor extra ondersteuning voor de bijkomende taken. De eerste lijn is het lokale gezondheidsoverleg waar meer investeringen in medisch-milieukundige expertise noodzakelijk zijn. Het medisch-milieukundig centrum dat geïntegreerd is in de administratie van de Gezondheidsinspectie vormt de tweede lijn. De derde lijn is het Steunpunt Milieu en Gezondheid dat streeft naar een consortium tussen universiteiten en onderzoeksinstellingen en dat instaat voor beleidsvoerend werk en toegepast onderzoek.
Het geheel wordt gecoördineerd door de Vlaamse minister van Volksgezondheid. Daar wordt een projectgroep Milieu en Gezondheid opgericht als beleidscel waarin zowel de kabinetten als de administraties van Milieu en Volksgezondheid, de Vlaamse overheidsinstellingen en externe deskundigen vertegenwoordigd zijn. Een belangrijke taak van de projectgroep is de communicatie met de bevolking verzorgen en objectieve informatie weergeven. Een periodieke publicatie laat toe om specifieke klachten naar de projectgroep terug te sturen. Voorts pleiten we voor een overheidslabel voor producten en diensten in samenwerking met Kind & Gezin. De overige specifieke aanbevelingen zijn terug te vinden in het verslag.
Het milieubeleid is een belangrijk aandachtspunt. De milieunormen zijn gebaseerd op de filosofie van de best beschikbare techniek. Dat systeem biedt geen garantie voor gevaarlijke concentraties van milieuvervuilende stoffen. Daarom is een andere definitie nodig. De bestaande normen moeten opnieuw geëvalueerd worden en er dient rekening gehouden te worden met de gezondheidseffecten. Naast grenswaarden moeten er ook richtwaarden geformuleerd worden.
Handhaving is een belangrijke pijler van het milieubeleid. Er zijn te weinig middelen beschikbaar voor controle op afgeleverde vergunningen, terwijl er meer expertises nodig zijn. Wij pleiten voor een betere gerechtelijke opvolging. Water en lucht moeten geregorganiseerd en uitgebreid worden aan de hand van de bestaande parameters. Er is nood aan specifieke aanbevelingen inzake gevaarlijke stoffen. Het principe van de vervuiler betaalt mag niet ondergraven worden.
In de commissie werden zowel specifieke sectoren behandeld, als aanvullingen geformuleerd in vier groepen met belangrijke omvang van vervuiling.
Het verkeer van personen en vrachtvervoer moet afnemen. De uitstoot van diesel moet verminderen. We moeten komen tot een gelijkschakeling tussen de taks op diesel en benzine. Bij de autokeuring moet meer aandacht gaan naar de kwaliteit van de uitlaatgassen en de motor. Sensibilisering bij rijscholen kan leiden tot een gematigde rijstijl, waardoor de uitstoot vermindert.
Het productiebeleid hoort niet tot de Vlaamse bevoegdheden, doch we gaven aanbevelingen voor pesticiden. Er moet een regelgeving komen voor de behandelende stoffen en subsituties van vervuilende stoffen. In het kader van de Europese wetgeving moeten producenten van nieuwe stoffen aantonen dat ze niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Verder is het nuttig de toelatingstermijn in te perken.
Bij de huisvesting is er nood aan monitoring. Centrale verwarming van woningen is een bron van vervuiling en vraagt dus meer controle,. Dat is eveneens het geval voor de CO-vergiftiging.
In de landbouw moet het gebruik van hormonen en antibiotica beperkt worden.
Een belangrijke bijdrage rond milieu en gezondheid moet komen vanuit het innovatiebeleid. Dat vindt u terug in onze aanbeveling. Tegenover het huidige beleid moet een goed beleid benadrukt worden met meer bewustwording. ( Applaus )
In de eerste plaats dank ik iedereen die bij de totstandkoming van deze motie was betrokken.
Dit themadebat moet bijdragen tot een duidelijker beleidsvisie over de verhouding tussen milieu en gezondheid en het overheidsoptreden ter zake. Essentieel is dat de huidige parlementaire aandacht resulteert in het beleid. Namens mijn fractie ondertekende ik de voorliggende motie. Om de motie te verscherpen zal ik enkele amendementen indienen.
Ik vraag aandacht voor drie punten. Ten eerste moeten we uitvoeren wat we beslissen. Ten tweede moeten we ons inpassen in een Europees kader. Ten derde komt duurzaamheid op de eerste plaats. En duurzaamheid impliceert de naleving van het voorzorgsprincipe, de participatie van zoveel mogelijk actoren en de inburgering van de gedachte dat gezondheid een kwestie van gezond verstand is.
We moeten dus uitvoeren wat we beslissen. Het Vlaams Parlement heeft meer duidelijkheid gecreëerd over de band tussen milieu en gezondheid en heeft een aantal basisprincipes geformuleerd voor het beleid. De commissie is er in geslaagd een aantal sterke aanbevelingen te formuleren. Maar menen we het met deze aanbevelingen? Zo ja, zouden we het verkeer nu omwille van de ozonconcentraties moeten stilleggen. Maar dat doen we dus niet. Wat zal er met deze aanbevelingen gebeuren? Zullen de bevoegde ministers de middelen waarop ze recht hebben, ook opeisen?
Ik pleit ervoor de aanbevelingen zo vlug mogelijk te concretiseren, zodat er de volgende drie jaar mee gewerkt kan worden. Zal de minister-president deze aanbevelingen opnemen in zijn vernieuwde regeerakkoord na de eventuele goedkeuring van het Lambermont-akkoord?
Vervolgens wil ik het hebben over het Europese kader. Milieuproblemen stoppen niet bij de grenzen. Ik meen dat we op dit vlak heel wat ambitieuzer hadden kunnen zijn. Zo was er al vlug eensgezindheid over een ruimere definitie van milieu. Maar waarom maken we dan geen gebruik van de formulering uit het zesde milieu-actieprogramma, waar het gaat over 'milieu, volksgezondheid en levenskwaliteit'?
Ik zal een amendement in die zin indienen. Dat zou in ieder geval leiden tot meer eenvormigheid.
Ik wil erop wijzen dat het door Vlaanderen bevolen onderzoek een Europese primeur is, die hopelijk navolging zal krijgen. We verrichten baanbrekend werk, ook op het vlak van de uitstoot van dioxine. België zal van zijn Europees voorzitterschap gebruikmaken om hier een symposium over te organiseren. Ik meen dat Europa ons op dit vlak geen lessen heeft te leren.
Dat zeg ik ook niet. Ik merk wel dat tijdens het voeren van debatten op Europees niveau men blijkbaar wel bereid is om verder te gaan dan wat wij hier voorstellen.
Door het hanteren van een ruime definitie kunnen gezondheidsproblemen alleen doeltreffend worden behandeld via een integrale aanpak. Misschien gaat het hier om tekstkritiek, maar ook hier ontbreekt een verwijzing naar het internationale en Europese forum.
Een ander voorbeeld is de uitbouw van een milieugezondheids-kruispuntdatabank, die gegevens zou verzamelen en toegankelijk maken. Het Europees milieuagentschap verzamelt, beheert en verwerkt al veel gegevens. Waarom dan nog een nieuwe bank oprichten? Er moet in ieder geval worden voorzien in de mogelijkheid van aansluiting en een uitwisseling van de gegevens.
Ten slotte moet duurzaamheid voorrang krijgen op zekerheid. De problemen met milieu en gezondheid zijn sterk verweven met de productie- en consumptieprocessen. Een wijziging vergt zeer veel tijd. Over de relatie tussen milieu en gezondheid bestaat trouwens veel onzekerheid. Het aantal potentieel toxische producten is ook zeer groot, zodat het onmogelijk is ze allemaal te onderzoeken. Beleid impliceert altijd kiezen in onzekerheid.
Maar het gebrek aan wetenschappelijk inzicht kan niet als argument worden gebruikt om maatregelen uit te stellen. Naast concrete maatregelen op korte termijn is er nood aan een planning op langere termijn. Hiervoor is als vertaling van het voorzorgsbeginsel de invoering van een fysisch-chemische hygiëne vereist.
Bovendien moet de Vlaamse overheid werk maken van een juridische vertaling van het voorzorgbeginsel in het decreet over de algemene bepalingen over het milieubeleid. De inhoud van dit beginsel moet concreet worden gemaakt. Er moet ook een expliciete link worden gelegd met de gezondheidsproblematiek. Waarom schrijven we het beginsel 15 van de Rioverklaring niet in het decreet in? De regering heeft hier alle belang bij : bij het realiseren van de reductiedoelstellingen van Kyoto zal zij zich ook moeten beroepen op het voorzorgsbeginsel.
Het onderdeel over participatie is te vaag. Inzake de noodzakelijke transparantie en informatie over leefmilieugegevens kunnen de verregaande EU-regelgeving en de internationale engagementen als voorbeeld dienen voor de informatieverplichtingen inzake volksgezondheid en levenskwaliteit.
In de motie staan geen expliciete verwijzingen naar het bedrijfsleven als belangrijke actor op het vlak van participatie. Een actieve participatie van hen zal ongetwijfeld bijdragen tot een grotere diversiteit in beleidsinstrumenten. Op het algemeen Europees niveau is er een verschuiving van wetgevende beleidsinstrumenten naar minder bindende instrumenten zoals co- en zelfregulatie. Vlaanderen moet op tijd de eigen instrumenten aanpassen. Het decreet over de milieubeleidsovereenkomsten en de uitvoering ervan moet geëvalueerd worden.
Door de langere levensverwachting en betere gezondheidstoestand komt de slechte vooruitgang op gebied van invloed van milieu op de gezondheid beter tot uiting.
De reden voor onze bezorgdheid voor de invloed van het leefmilieu op onze gezondheid is dubbel. Er is grote onzekerheid. Daardoor is goede communicatie aangewezen. Men kan daarenboven niet verdragen dat het milieu ziek maakt, zonder dat men er iets kan aan doen.
Wij willen dat mensen beseffen dat het individuele gedrag de grootste risicofactor is voor de gezondheid. De overheid kan normen maken, zorgen voor coördinatie, middelen ter beschikking stellen, een goed beleid voeren, mensen waarschuwen,enzovoort. Mensen moeten echter zelf ook hun verantwoordelijkheid nemen. (Applaus)
Mensen zijn in het verleden te veel geculpabiliseerd. Men wordt nu eenmaal soms ziek zonder dat men er iets kan doen, dus ten gevolge van externe factoren. De levensverwachting stijgt wel maar het aantal jaren dat men in goede gezondheid doorbrengt daalt. Daarom moet een actief beleid gevoerd worden.
Wij willen daar iets aan doen. Daarom willen we het voorzorgbeginsel in de wetgeving inschrijven en het duidelijk omschrijven zodat er geen verschillende toepassing is naargelang het rechtsgebied. Ik ontken in geen geval de belangrijke effecten van milieu op gezondheid.
De decreetgever en de uitvoerende macht kunnen steunen op goede knowhow die in Vlaanderen aanwezig is. In de aanbevelingen hebben we een ruime definitie van milieu gehanteerd waarbij niet enkel de polluenten ten gevolge van lucht-, bodem- en waterverontreiniging, maar ook de belangrijke gezondheidseffecten van voeding, straling, levensstijl, levenskwaliteit, binnenhuismilieu en woon- en werkomgeving beschouwd worden. Het is niet de taak van de overheid om de directe omgeving van een persoon, waarop het individu zelf een grote invloed heeft, te reguleren. In dat verband kan de overheid enkel informeren en sensibiliseren. Wat betreft de indirecte omgeving, waarop een individu weinig of geen effect heeft, moet de overheid maatregelen nemen om de blootstelling van de bevolking aan schadelijke stoffen te beperken.
Gezien de ruimere definitie van milieu en de complexiteit van het verband tussen milieu en gezondheid is een integrale benadering essentieel. Dat vraagt in eerste instantie samenwerking en coördinatie tussen de verschillende domeinen. Bovendien moet de permanente aandacht voor gezondheidseffecten beter geïntegreerd worden in de verschillende beleidsdomeinen. Het Vlaams beleid moet daarenboven afgestemd worden op het federale en Europese beleid.
Uit de hoorzittingen bleek de grote nood aan een databank die de relevante en beschikbare informatie bundelt. Hierbij is het belangrijk de bestaande databanken te koppelen en hierbij gebruik te maken van de bestaande structuren. De gegevens moeten op uniforme wijze geregistreerd worden. Een verbinding tussen de bestaande milieumonitoringsystemen en de gezondheidsmeldpunten moet resulteren in een milieugezondheidskruispuntenbank, gelinkt aan het Geografisch Informatie Systeem, de SIS-kaartdatabank en het rijksregister.
Behalve gegevens over de effecten van verontreinigende stoffen op onze gezondheid moeten ook gegevens over de invloed van onze levenswijze en van onze sociale omgeving worden opgenomen. Het verzamelen van die gegevens moet over de hele keten gebeuren. Bij dat verzamelen is de wet op de privacy een strikte vereiste : de anonimiteit moet worden gewaarborgd. Ten slotte moet een vlotte toegang tot die gegevens mogelijk zijn, voor eerstelijnsgezondheidswerkers als dokters en apothekers en voor alle andere gezondheidswerkers.
Essentieel is dat de beleidsmakers zich in een open maatschappelijk debat informeren, een debat waaraan alle betrokkenen deelnemen en dat op een wetenschappelijk verantwoorde voorbereiding kan steunen. Er moet ruimte zijn voor uiteenlopende wetenschappelijke visies. Universiteiten moeten de middelen krijgen om aan wetenschappelijk onderzoek over milieu en gezondheid te doen. Hun resultaten rapporteren zij en stellen zij ter beschikking van het nog op te richten kenniscentrum. Deze resultaten moeten worden verbonden met de verschillende databanken inzake milieu en gezondheid
Voor een Vlaams medisch-milieukundig netwerk is een drietrapssysteem nodig : LOGO, inspectie en kenniscentrum. Enkele opmerkingen. Bestaat er bij de verschillende actoren een consensus omtrent dit netwerk? Het LOGO kan alleen een bijkomende administratieve taak krijgen. Anders zijn bijkomende middelen nodig. Een kenniscentrum kan de samenwerking tussen de administraties Milieu en Gezondheid bevorderen. Het adviseert ook de overheid.
Inzake productbeleid voor nieuwe stoffen wordt gepleit voor een omkering van de bewijslast, op Europese schaal. Mijn standpunt is genuanceerder : voor veel producenten is het niet realistisch de bewijslast om te keren. Het beleid moet zich wel op Europa afstemmen.
Ook inzake verkeer pleit ik voor een Europese regelgeving. Meer kennis omtent dieselpartikels is nodig. Het reduceren van pesticiden moeten we verder evalueren en bijsturen, en het gebruik van DDT opruimen door zware boetes of de intrekking van vergunningen. Inzake genetisch gemanipuleerde organisamen en producten moeten we een grondig wetenschappelijk debat krijgen. Voorlichting is onontbeerlijk. En verder moeten de experimenten en de commercialisering ervan gecontroleerd worden. (Applaus)
Deze commissie leverde een belangrijke bijdrage, die uiteindelijk leidde tot een motie van aanbeveling waar zowel meerderheid als oppositie zich achter kan scharen. Vanuit onze fractie toch een aantal klemtonen Eerst was er het onderzoek, een gevolg van grote ongerustheid twee jaar geleden rond de Isvag-verbrandingsoven. Dat maakte de overheid gevoelig voor de problematiek van milieu en gezondheid. Dat onderzoek wees ons meteen op een mankement betreffende het te onderzoeken gebied. Zogenaamde witte gebieden (zoals Peer) bleken veelal grijs te zijn, volgens de onderzoekers is Vlaanderen zelfs helemaal grijs. Meetnetten werden vroeger echter alleen daar opgesteld waar reeds verontreiniging aanwezig was en men dus positieve resultaten kon verwachten. Het is dus noodzakelijk om een meetnetwerk over heel Vlaanderen uit te gaan bouwen. De onderzoekers menen dat er wel degelijk een verband bestaat tussen gezondheid en milieu, off het nu over kanker gaat dan wel over allergieën.
De bezorgheid van de overheid moet dan ook in daden omgezet worden. Ook de milieukwaliteitsnormen moeten worden herzien, vooral dan de dioxinedepositienorm die nog niet bestaat, ook niet op Europees niveau. Ook voor de crematoria bestaat bij ons nog geen emissienorm. Bij het inplanten van nieuwe industrieën dient men rekening te houden met de bestaande industrie; Nieuwe woningen bij de Union Minière is om problemen vragen. Nieuwe vergunningen moeten worden gekoppeld aan gezondheidsrisico's. Het terugdringen van pesticiden is een even belangrijke aanbeveling. Een reductie van 50 percent op tien jaar tijd verdient ondersteuning. Het verkeer is oorzaak van veel ziektes, maar heeft ook veel ministers. Een oplossing hier ligt dus niet voor de hand.
Onduidelijk is ook het nationaal actieplan Milieu-Gezondheid. Komt er een openbaar onderzoek? In het kader van ons voorzitterschap van de EU is het wenselijk hier duidelijkheid te scheppen. (Applaus bij het VB)
Heinrich Heine begreep twee eeuwen geleden al dat de modernisering van Duitsland zou leiden tot secularisatie en tot een grondige wijziging van het denken. Wenn man den Himmel revolutioniert, kann die Erde nicht ruhig bleiben. Vandaag kunnen we Heine perfect parafraseren met : wenn man die Erde revolutioniert, kann der Himmel nicht ruhig bleiben. Ruim een eeuw geleden stond West-Europa voor een industriële en wetenschappelijke revolutie die geleid heeft tot de onttovering van de wereld, zoals Max Weber het omschreef. Alles zou wetenschappelijk en empirisch benaderd worden, waardoor het ethische, morele en zingevende verdween. Door de onttovering van de wereld ontstond een behoefte aan charismatische leiders die opnieuw orde scheppen in de chaos.
Zo'n honderd jaar later hebben we in de commissie ad hoc Milieu en Gezondheid een tiental wetenschappers gehoord. Zij deden hun best, maar wij weten ondertussen dat de onzekerheid blijft, ondanks de empirische en wetenschappelijke benadering en uitgangspunten. De wereld moet daarom opnieuw betoverd worden. Politici moeten keuzes voorstellen die door de meerderheid van de bevolking gedeeld zullen worden. We hebben immers afgesproken zekerheden nodig om maatschappelijke geschillen te beslechten.
- De heer Jos Geysels, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De Engelse antropologe Mary Douglas stelt dat experts naar aanleiding van de discussie over de gepaste aanpak van het mond- en klauwzeerprobleem vaak niet verder kwamen dan het toegankelijk maken van informatie. Het probleem is echter niet kennis, maar wel overeenstemming binnen de samenleving. Iedereen heeft immers een achterban en feiten leiden daardoor niet altijd tot zekerheid. Precies daarom moeten we discussies - zoals gevoerd in de commissie ad hoc - op een andere manier afronden. Als we niet tot overeenstemming komen, gaat de discussie eindeloos voort.
Het grote probleem zijn de individuele mobiliteitseisen, veroorzaakt door onze ruimtelijke indeling. Industriële luchtvervuiling kan gedetecteerd en gesaneerd worden. In onze motie van aanbeveling sommen we een groot aantal zachte maatregelen op, maar harde maatregelen om het mobiliteitsprobleem aan te pakken zijn zwakker en minder duidelijk geformuleerd. Een brede maatschappelijke discussie en duidelijke conclusies dringen zich op. Wonen in stedelijke agglomeraties dient de absolute voorrang te krijgen. Het spoor is eigenlijk ontwikkeld om de pendelende arbeider in zijn dorp te houden onder de hoede van de pastoor. Om dezelfde reden wou men dat zo veel mogelijk mensen een huis kochten. Dat was zowel vanuit maatschappelijk als vanuit ruimtelijk standpunt verkeerd.
Binnen onze steden moeten zowel de fiets als milieuvriendelijk openbaar vervoer gepromoot worden. Ook tussen onze steden moeten we het openbaar vervoer uitbouwen. In Nederland is de discussie over het actief ontmoedigen van het autoverkeer volop aan de gang. Ook in Vlaanderen zullen we die discussie moeten voeren.
Door en voor stedelijke bewoning kan het concept van de hortus conclusus of het beloken hofje ingevoerd worden.
Het beloken hofje is een mystiek hofje dat in de Nederlanden is uitgevonden in het begin van de 15e eeuw.
Naast de mystieke betekenis van de vormgeving en de planten is een andere invulling mogelijk, met name het creëren van een ommuurde ruimte waar men op een veilige manier kan ontspannen. Met beloken hofjes kan men het probleem van de lange files van en naar de kust verminderen. De invoering van de euro zal een nieuwe periode van woon-werk- en ontspanningsmobiliteit over de grenzen heen bevorderen. De delta van Rijn-Maas-Schelde zal allures krijgen zoals New York en omgeving. We moeten daarop anticiperen en erover debatteren. De mobiliteitsaanbevelingen van de commissie ad hoc kunnen daartoe een aanzet zijn.
Het woonmilieu en de gevolgen daarvan op onze gezondheid zijn belangrijke nieuwe elementen. In onze regio brengen we 70 percent van onze levensduur binnenshuis door. Het milieu in die woningen is dus nog belangrijker voor de gezondheid dan die op de werkplek. In Vlaanderen bestaan minstens 300.000 woningen die zeer te wensen overlaten op het vlak van gezondheid en veiligheid. We zorgen voor allerlei decretale bepalingen in de marges van de bouwtoelatingen, maar we hebben geen aanbevelingen of decreten over onder meer het gebruik van schadelijke stoffen en materialen, van ventilatietechnieken of over de afstelling van verwarmingsbranders. We menen dat het interne woonmilieu intensief geïnspecteerd moet kunnen worden. Behalve de huisarts is er momenteel niemand die daarvoor bevoegd is. Sommige steden hebben wel een gezondheidsambtenaar, maar die dienst wordt doorgaans stiefmoederlijk behandeld. Door de demografische ontwikkelingen moet men duidelijke keuzes maken met betrekking tot het overwicht aan collectieve woningbouw. Dat vraagt een veel actiever en grootschaliger socialehuisvestingsbeleid.
In onze cultuur lijkt de onttoverde zekerheid op de terugweg omdat economische en technologische factoren onze gemeenschappen omvormen. We zouden kunnen beslissen het zonder die zekerheden te doen, in plaats van ze rigoureus uit te sluiten op grond van intellectuele of politieke discipline. (Applaus)
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Er zijn al heel wat onderzoeken uitgevoerd en rapporten geschreven. Men lijkt het erover eens te zijn dat er een verband is tussen het milieu en de gezondheid, maar er bestaat geen eensgezindheid over hoe sterk dit verband is en welke milieufactoren specifieke gezondheidsklachten veroorzaken. Voorts is men op heel veel verschillende niveaus met milieu en gezondheid bezig. Het was niet eenvoudig om te begrijpen wie wat doet en op welke manier de niveaus op elkaar aansluiten.
Een aantal feiten uit de hoorzittingen hebben me verontrust. Ik denk onder meer aan de uitlaatgassen op de mens, aan het voorschrijfgedrag van artsen met betrekking tot antibiotica, aan de PCB's in zalm, aan het pesticidegehalte in de tabletten van het muggentoestel en aan de invloed van huisdieren op allergieën.
Uit de hoorzittingen blijkt duidelijk dat er een probleem is en dat er een relatie tussen het milieu en de gezondheid bestaat. De overheid dient haar verantwoordelijkheid te nemen voor de organisatie van haar eigen diensten en reglementeringen, en kan de mensen tonen op welke manier ze met gezondheidsrisico's moeten omgaan. Agalev neemt met twee uitvoerende ministers op het vlak van volksgezondheid en van milieu een belangrijke positie in. Ook op de domeinen van de andere ministers heeft de commissie ad hoc aanbevelingen geformuleerd.
Bij het vaststellen van de huidige gezondheids- en blootstellingsnormen vertrekt men van de standaard gezonde volwassene. De milieurisico's zijn voor kinderen groter omdat ze nog in volle ontwikkeling zijn. De eventuele milieuschade gebeurt in de opbouwfase van hun lichaam. Kinderen leven letterlijk meer in contact met stoffen uit de bodem en zijn veel meer actief in de buitenomgeving dan volwassenen. Een aanbeveling is dan ook om de milieunormen op de meest kwetsbare groepen, met name kinderen en ouderen, af te stemmen. Voorts dienen de milieukwaliteitsnormen een afspiegeling te zijn van de gestelde gezondheidsnormen. Daarom is het belangrijk dat gezondheidsoverwegingen zwaarder doorwegen in de toekenning van milieuvergunningen en in de milieueffectrapportering dan momenteel het geval is. Dat betekent ook dat de gezondheidsadministratie versterkt moet worden met voldoende opgeleide deskundige personeelsleden. Voorts is de controle over de naleving van de milieuvergunningen eerder een taak voor de milieu-inspectie. Dat betekent tevens een versterking van de dienst met medisch deskundige personeelsleden.
Een andere aanbeveling is de opvang van gezondheidsklachten, de informatieverstrekking en de sensibilisering. Regelmatig verschijnen er artikels die verwijzen naar milieu-invloeden op de gezondheid. In een krantenartikel van vorige week bijvoorbeeld staat dat er rond Hasselt-Alken-Tessenderlo dubbel zo veel blaaskanker voorkomt als elders en dat de onderzoekers de verschillende overheden, artsen en gezondheidswerkers oproepen om de bevolking voldoende te informeren en extra oplettend te zijn.
Huisartsen, apothekers en gezondheidswerkers staan het dichtst bij de mensen en worden in sommige gemeenten bij elkaar gebracht binnen een gemeentelijke gezondheidsraad. De commissie vond het belangrijk om uit te gaan van de bestaande organisaties en na te gaan of die goed werkten. Dat verdient de voorkeur boven zomaar allerlei nieuwe oprichten.
De LOGO's zijn netwerken die het gezondheidsbeleid dat door de minister uitgestippeld is op lokaal vlak, mee helpen realiseren. De LOGO's werden bij decreet opgericht in 1998. Zij werken aan opdrachten die door de Vlaamse overheid zijn vastgelegd. Hun doelstellingen zijn de daling van het aantal rokers, de vermindering van vetrijke voeding, borstkankerscreening, de preventie van dodelijke ongevallen in de privé-sfeer en de preventie van infectieziekten. Bij de evaluatie van de werking van de LOGO's werd gesteld dat ze inhoudelijk evolueren naar platformontwikkeling en overlegkader. Uit informatie tijdens de hoorzittingen konden we opmaken dat de LOGO's over voldoende organisatiestructuur beschikken om op het vlak van milieu en gezondheid een belangrijke rol op te nemen. Het schoentje knelt op vlak van de middelen en de mensen met de nodige deskundigheid. Een aanbeveling die wij als leden van deze commissie naar voren schuiven is dat de LOGO's een belangrijke sturende rol kunnen spelen in het lokle milieu gezondheidsbeleid, mits het takenpakket van de LOGO's wordt uitgebreid en er meer middelen en de nodige expertise bij monde van milieudeskundigen worden uitgetrokken. Op dit vlak zal moeten geïnvesteerd worden in opleidingen.
Op de tweede lijn situeert zich het medisch milieukundig expertisecentrum dat nauw samenwerkt met de diensten van Aminal en een adviserende rol voor het beleid krijgt.
Op het derde niveau zien wij het wetenschappelijk steunpunt Milieu en gezondheid, met als taken beleidsvoorbereidend en toegepast onderzoek en het opzetten en uitvoeren van een biomonitoringprogramma.
Verder stuurt de projectgroep Milieu en gezondheid - een beleidscel waarin de kabinetten en administraties Volksgezondheid en Leefmilieu zitten, samen met externe experts - de normering, de monitoring, de opmaak van de milieugezondheidskruispuntdatabank en de communicatie met de bevolking. Hij rapporteert aan het Vlaams Parlement.
Er zal aandacht besteed worden aan de biomerkers die toelaten vroegtijdige schade door milieuverontreiniging op de gezondheid van mensen vast te stellen. Ook de impact van de levensstijl - roken, zonnebaden, ongezonde voeding - kwam aan bod tijdens de hoorzittingen.
Uit de krant vernamen we dat op school bij kleuters reeds gestart zou worden met milieuzorg. Dit willen we uitgebreid zien naar gezondheidsopvoeding in alle lagere en middelbare scholen.
We zijn erin geslaagd een boeiend rapport op te stellen en hieruit een motie van aanbeveling te distilleren. Onze verantwoordelijkheid ligt in het concretiseren.
Tot slot wil ik even aanstippen dat de steeds toenemende levensverwachting zou kunnen afgeremd worden door allerhande negatieve milieufactoren die de gezondheid van de mensen beïnvloeden. (Applaus)
Namens onze fractie dank ik mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen voor haar inzet en actieve deelname aan de ad hoc commissie milieu en gezondheid.
De problematiek rond milieu en gezondheid vormt een complex beleidsvraagstuk. Het verband tussen milieuverontreiniging en gezondheidseffecten is nog niet bewijsbaar, al is iedereen ervan overtuigd dat die band bestaat. In de hoorzittingen werden terzake hallucinante cijfers meegedeeld.
De VU&ID-fractie onderschrijft het pleidooi voor een ruimere definitie van milieu, waarin kwaliteit van binnenhuismilieu, de voeding, de woon- en werkomgeving dienen opgenomen te worden.
Hierdoor moet het mogelijk worden te komen tot een tweede algemene aanbeveling, met name de integrale en geïntegreerde aanpak van milieu en gezondheid. Die onderschrijven wij ten volle.
Sinds kort is de derde algemene aanbeveling, het voorzorgsbeginsel, een van de basisbeginselen van de Vlaamse milieuhygiënewetgeving. Dit is een logische stap in het milieubeleid. We pleiten ervoor om het voorzorgsbeginsel als operationeel instrument te versterken binnen de Vlaamse regelgeving.
Het gevoerde gezondheidsonderzoek leverde tot nog toe vooral informatie op ovr de invloed van bepaalde stoffen uit de leefomgeving op de menselijke gezondheid, en minder over de bronnen. Meer dataverzameling- en beheer is absoluut noodzakelijk om te komen tot een digitale gezondheidskruispuntdatabank. Die vormt de vierde algemene aanbeveling. In de eerste plaats moet zij er zijn voor eerstelijnswerkers. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer is wel essentieel.
De vijfde aanbeveling is de implementatie van de door de VITO ontwikkelde metodologie voor risico-analyse. Kwaliteitscontrole kan en moet leiden tot een aanpassing van de meetstratetegie of een herijking van het model. Ook de normering moet voortdurend aangepast worden aan nieuwe wetenschappelijke kennis.
Het is belangrijk dat er duidelijke en juiste informatie wordt gegeven. De participatie van alle betrokkenen moet leiden tot doorzichtigheid en transparantie van het beleid. Na een open en maatschappelijk debat moeten het parlement en de regering de kosten en baten afwegen.
De VU&ID-fractie onderschrijft de specifieke aanbevelingen van het gezondheidsbeleid. Onze partij is voorstander van een netwerk op verschillende niveaus. De LOGO's moeten worden geëvalueerd en verder worden uitgebouwd en ondersteund. Zij vormen immers de hoeksteen van het Vlaams preventief gezondheidsbeleid.
De organisatie van de Vlaamse gezondheidsadminsitratie en een steunpunt Milieu en Gezondheid moet verder worden versterkt en uitgebouwd.
Een fundamenteel debat over sensibiliseringscampagnes in het algemeen en campagnes over gezondheid in het bijzonder dringt zich op. Wij moeten nadenken over de financiering, prioriteiten, beoogde doelstellingen en te bereiken resultaten.
De resolutie over de overheveling naar de deelstaten van de normerings-, uitvoerings- en financieringsbevoegdheid voor het gezondheidsbeleid vinden we nergens terug. Dat is een gemiste kans. Het Vlaams gezondheidsbeleid wordt momenteel dan ook te bescheiden ingevuld. We vragen de Vlaamse minister van Gezondheid dan ook werk te maken van het uittekenen van een Vlaams gezondheidsbeleid, dat verder moet gaan dan preventie. Een structureel overleg met alle bevoegde overheden blijft ondertussen noodzakelijk. Een efficiënt beleid kunnen we echter pas voeren als we alle hefbomen in handen hebben. Onze fractie zal dan ook alles in het werk zetten om de overheveling van het gezondheidsbeleid op de politieke agenda te plaatsen.
VU&ID onderschrijft de specifieke aanbevelingen over het milieubeleid. We hebben belangrijke hefbomen voor het voeren van een milieubeleid immers in eigen handen. We vragen wel dat er een strikt handhavingsbeleid zou worden gevoerd. Controle moet effectief worden uitgevoerd en aanleiding geven tot vervolging door de parketten. Wij wensen hier geregeld over geïnformeerd te worden.
In een milieugezondheidsbeleid moet uitdrukkelijk rekening worden gehouden met de meest kwetsbare groepen in de samenleving : kinderen, ouderen, astmatici en zwangere vrouwen. De normen moeten op hen worden afgestemd. Er moet veel aandacht gaan naar de kindeffectenrapporten.
De commissie ad hoc voor Milieu en Gezondheid heeft degelijk werk geleverd. We hopen dat de vele woorden die werden uitgesproken geen dode letter zullen blijven. De Vlaming noemde in het jaar 2000 de milieuvervuiling als zijn grootste probleem. We moeten dan ook coherent, doortastend en geïntegreerd te werk gaan. (Applaus)
Gezondheid is het hoogste goed. Dat de mensen hiermee bezig zijn, merken we aan de reclame voor producten als olijfolie en bifidus. Al gaat het met de gezondheid van de Vlamingen niet zo slecht. De levensverwachting en de levenskwaliteit zijn immers gestegen. Dertig jaar geleden waren mensen van 60 jaar oud, nu bruisen zij van de energie. Deze vooruitgang hebben we te danken aan de betere levensomstandigheden en de medische successen.
Resultaten van studies zijn ook niet altijd gemakkelijk te interpreteren. Zo zou men zich vragen kunnen stellen bij de stijging van het aantal kankers, maar we mogen niet vergeten dat veel andere ongeneeslijke ziektes al de wereld uit werden geholpen. Ten tweede manifesteren bepaalde aandoeningen zich pas tientallen jaren na de blootstelling aan schadelijke fenomenen. En ten derde zijn de oorzaken meestal niet eenduidig. Zij hangen samen met het milieu, de levenswijze en het gedragspatroon van de persoon in kwestie. We steken misschien te gemakkelijk een vermanend vingertje op. Dat is een normale reactie, er is ook altijd nog plaats voor sensibilisering. De CO-vergiftiging is daar een voorbeeld van.
We hebben in deze aanbevelingen een aantal concrete richtlijnen opgenomen, omdat de experts in de hoorzitting deze zo hebben benadrukt. Ik ben daar geen voorstander van, omdat deze richtlijnen onvolledig en onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. De commissie had trouwens oorspronkelijk een ander doel, namelijk het onderzoeken van de verontreiniging van het water, de lucht en de bodem en de invloed daarvan op de gezondheid.
Concrete conclusies liggen ook niet altijd voor de hand. Zo zijn er beduidend meer mensen met astma, wat waarschijnlijk te wijten is aan de toenemende luchtverontreiniging. Maar wat dan met de toenemende gevallen van astma in Schotland en Nieuw-Zeeland? De onderzoeksmethodes moeten dan ook worden verfijnd.
Dit alles mag ons niet verhinderen om vanuit het voorzorgsprincipe al maatregelen te treffen. Daarbij moeten we wel proberen te vermijden problemen op te blazen om er zo politieke munt uit te slaan. De commissiewerkzaamheden hebben me trouwens geleerd dat de problemen voorlopig beheersbaar zijn en eenvoudige maatregelen soms volstaan.
.
We moeten ervoor opletten dat de voorstellen niet onrealistisch zijn. Hoe zullen we bijvoorbeeld in onze energiebehoeften voorzien indien we de Kyoto-afspraken willen halen en toch het federale nucleaire uitstapscenario volgen?
Het verdrag van Kyoto moet gerealiseerd zijn tussen 2008 en 2012. De eerste kerncentrale zal pas gesloten worden in 2015.
Ik vraag me enkel af hoe we in onze energiebehoeften zullen voorzien als we de kerncentrales ontmantelen maar geen verhoging van de fossiele brandstof wensen. Ik vrees dat windmolens niet zullen volstaan.
Indien we de taksen op diesel en benzine gelijkschakelen en een mobiliteitskeuring op de uitlaatgassen invoeren voor onze vrachtwagens maar geen rekening houden met de duizenden buitenlandse vrachtwagens die door ons land rijden, doen we onze eigen transportsector de das om. In Zwitserland wordt het transitverkeer aan de grens op de trein gezet.
Indien we de normen voor de uitstoot van passagierswagens verstrengen en strenger controleren, worden vooral de sociaal zwakkeren, die vaak met oudere wagens rijden, getroffen. Zij dreigen, indien hun auto afgekeurd wordt, maatschappelijk geïsoleerd te worden.
Behoudens dit pleidooi voor realisme vinden we dat de commissie degelijk werk verricht heeft en dat de aanbevelingen concreet en werkbaar zijn. Gezien de prijs die hieraan verbonden is, denk ik dat de regering niet veel meer zal moeten discussiëren over de begroting van de volgende jaren. (Applaus bij het VB)
De invloed van milieu op gezondheid is reëel. Er zijn echter veel onzekerheden en diverse andere factoren. Daarom is het moeilijk oorzakelijke verbanden te leggen. Dergelijke verbanden zijn vaak statistisch en daarom voor veel mensen minder concreet. We doen een aantal heel concrete aanbevelingen om de gezondheidsrisico's van milieu te beperken en de kwetsbare groepen te beschermen. We gaan hierbij niet meer uit van de best beschikbare technieken -in het verleden was dit namelijk nogal eens de economisch best betaalbare techniek- maar willen de blootstellingsnormen aanpassen. Het is de bedoeling om aanvaardbare concentraties van bepaalde stoffen in eigen lichaam en de directe leefomgeving, zowel voor het binnen- als het buitenhuismilieu, te bepalen. Dergelijke milieukwaliteitsnormen mogen niet structureel overschreden worden. Indien dat wel het geval is, moeten er saneringsprogramma's komen om wel te voldoen aan de grenswaarden. We gaan dus niet akkoord met de SERV, die een versoepeling van de grenswaarden bepleit.
Vernieuwend is dat we een aantal veranderingen aanbrengen aan de emissienormen. We willen gebiedgerichte verscherping mogelijk maken, ook voor vergunningen. Er moet meer aandacht komen voor de gezondheidsadviezen van Aminal en de gezondheidsadministratie. We willen rekening houden met meer dan één vervuilende bron, met de eventuele historische vervuiling, de invloed van diffuse bronnen, de milieumeetnetten -ook de biomonitoring- , het al dan niet aanwezig zijn van woonwijken met kwetsbare groepen, enzovoort Aan de hand hiervan zullen we de nieuwe besluitvorming voor normering en vergunningen toetsen.
Wat betreft handhaving is het noodzakelijk dat de milieu-inspectie van Aminal meer aandacht heeft voor de gezondheid. Hiervoor moeten zij meer personeel en middelen krijgen en dienen er eventueel artsen aangeworven te worden. Gerechtelijke PV's in verband met milieu blijven dikwijls liggen. Het is noodzakelijk dat het Vlaams Parlement een volledige rapportering krijgt over dat handhavingsbeleid en niet alleen de milieuhandhavingsrapporten van de milieu-inspectie. Niet enkel administratieve opvolging maar ook gerechtelijke opvolging is noodzakelijk. Immers als er schade aan de gezondheid aangebracht is, is het een misdrijf, dat gerechtelijk moet gesanctioneerd worden..
Het handhavingsbeleid moet niet enkel gelden voor de schadelijke inrichtingen maar ook voor de diffuse bronnen. Er moeten Europese en federale normen komen maar ook een strengere controle. Elke auto vormt een gezondheidsrisico en dat is sociaal onaanvaardbaar. We moeten allicht komen tot geregelde, eventueel gratis keuringen zodat iedereen zich kan houden aan de algemene kwaliteitsnormen. Er moeten gestructureerde emissiemetingen komen ook voor het verkeer. Indien de milieukwaliteitsnormen structureel overschreden worden door het verkeer, worden beperkende maatregelen noodzakelijk.
Omwille van de onzekerheid, is enkel de politiek in staat om maatregelen te nemen, natuurlijk op basis van wetenschappelijke adviezen. Aan de andere kant moeten ook de wetenschappers hun verantwoordelijkheid nemen.
Volgens het tijdschrift Lancet, zijn de huidige standaards ontoereikend. Ook de problemen met de ISVAG-oven hebben duidelijk gemaakt dat er een vertraagde sexuele ontwikkeling is, de teelballen een kleinere vorm hebben.
U kan toch niet enkel de wetenschappers met de vinger wijzen!
Allebei hebben ze hun verantwoordelijkheid: de wetenschappers en de politici. Maar de bevindingen van onze commissie zijn niet vrijblijvend en dus hebben we nog een lange weg te gaan.
Hierbij mijn waardering voor het werk van de commissie, vooral voor de bevlogenheid van de voorzitter en voor de degelijke verslaggeving. Het samengaan van milieu en gezondheid is bepaald revolutionair. Tot nog toe steunde het Vlaams gezondheidsbeleid op drie pijlers: voorlichting, actieve preventie en het vroeg opsporen. Nu komt daar dus die vierder pijler bij: milieu en gezondheid.
Daarbij stappen we duidelijk af van een individuele verantwoordelijhheid, waarbij de overheid maar flankeerde. Kanker had men vroeger omdat men rookte of te vet at. Nu komt daar een collectieve verantwoordelijkheid bij. Roken is niet enkel een zaak van mij maar ook van de anderen. Vanaf vandaag eet men best gezond, maar werkt men ook collectief aan die gezondheid. Milieu en gezonheid zijn dus inclusief.
Eind dit jaar hoop ik op een Vlaams preventiedecreet op deze vier pijlers Hierbij wil ik opmerken dat het voorzorgsbeginsel in dit decreet inbouwen niet helpt. Want als men dat doet, zonder maatschappelijke contouren, zonder dat de samenleving en de politiek de lijnen uitzetten, dan laat men alle interpretatie aan de rechters over.
In het decreet van 5 april staat dit beginsel er zonder enige aanduiding, zonder criteria vermeld. Ofwel halen we het eruit en vermijden zo verschillende interpretaties van rechtbanken ofwel zetten we zelf al een wetgevende stap.
Dit beginsel moeten we zelf invullen, en kunnen we niet enkel aan wetenschappers en rechters overlaten. Neem nu de GSM. Hanteert men dat voorzorgsprincipe, dan kan men dat niet op de markt brengen vooraleer men alle negatieve stralen kent. En stel dat ik dat apparaat voor kinderen of zwangere vrouwen eerst verbiedt, dan staan de opiniemakers meteen op om mij van regelneverij te beschuldigen. Wij moeten dus naar een minimale invulling van dat principe streven.
Ik heb ook enkele specifieke aanbevelingen. Gezondheid moet meer gaan doorwegen, stelt de commissie, een eerste handboek met richtlijnen over gezondheid is dan ook al af. Bovendien moeten we de adviezen van gezonheid en milieu afzonderlijk afwegen, beide inspecties - die de vergunning verleent en die er toezicht op houdt - moeten we gescheiden houden.
Kan dit meegenomen worden in de huidige hervorming van de Vlaamse administratie, en kan er punctueel aan het parlement worden gerapporteerd?
Onoverkomelijk is dat eerste niet, maar vermenging is niet gezond. Ik ben eerder voorstander van rapportering aan de commissie.
Er wordt jaarlijks 25 miljoen frank vrijgemaakt opdat het steunpunt Milieu en Gezondheid pionieerwerk zou verrichten inzake biomonitoring. We moeten in de eerste plaats betekenisvolle cijfers verzamelen om die vervolgens goed te interpreteren. De mens vormt het testmateriaal. De deelnemers moeten daarom niet alleen goed geïnformeerd worden, maar ook bedankt. We moeten heel omzichtig omspringen met de vaak delicate vaststellingen.
De administratie moet versterkt worden op de manier waarop de commissie ad hoc dat voorstelt : via de drietrapsstructuur. Voor elk niveau worden in de begroting voor het jaar 2002 de nodige middelen vrijgemaakt. Er zijn inmiddels al twee kandidaturen ingediend voor het steunpunt Milieu en Gezondheid. Een internationale jury buigt zich over die kandidaturen.
Omdat we tachtig tot negentig procent van onze tijd binnenshuis doorbrengen, moeten we samen met de administratie Huisvesting extra aandacht opbrengen voor het binnenhuisklimaat.
Ik dank ten slotte de leden van de commissie ad hoc voor hun werk en steun. De regering zal de motie van aanbeveling omzetten in beleidsdaden. (Applaus)
Voorliggend document is ook voor de uitvoerende macht belangrijk omdat het een aantal nieuwe denkrichtingen aangeeft. Ik stel met u vast dat het verband tussen milieu en gezondheid grondiger uitgewerkt dient te worden. De administratie milieu beschikt over meer dan genoeg gegevens over de kwaliteit van onze lucht, onze bodem, ons water, enzovoort. Maar over de aanwezigheid van schadelijke stoffen in ons lichaam hebben we maar weinig gegevens. Bovendien moet ook de link tussen de twee grondig onderzocht worden.
In ons beleid moeten we die link definitief vastleggen. Daarnaast dienen we maatregelen te nemen die onze kennis terzake vergroten. Ondanks het feit dat elke menselijke activiteit bepaalde risico's inhoudt en dat Vlaanderen dicht bevolkt en sterk geïndustrialiseerd is, moeten we de gezondheidsrisico's tot een aanvaardbaar niveau reduceren.
In overleg met minister Vogels worden op de begroting voor 2002 middelen vrijgemaakt zodat het steunpunt Milieu en Gezondheid werk kan maken van onderzoek en monitoring.
Zou het in die zin niet interessant zijn om naast navelstrengbloed ook moedermelk te onderzoeken?
Er is een voorstel maar dat is niet definitief. Het steunpunt Milieu en Gezondheid moet uitmaken wat we precies zullen onderzoeken, rekening houdend met de Europese context. Zo onderzoekt Nederland de moedermelk. De bedoeling is om dat ook in Vlaanderen te doen, maar dan in een ander jaar.
Ik voeg eraan toe dat niet alleen de algemene monitoring interessant is, maar ook het gebiedsgericht onderzoek waarbij gebieden gerelateerd kunnen worden aan bepaalde vervuilingsbronnen.
Wat de milieukwaliteitsnormen betreft is er nog veel werk aan de winkel. Er bestaat al een kader om de algemene omgevingsnormen vast te leggen. Zo zijn er het hoofstuk over de milieukwaliteitsnormen in het decreet betreffende de Algemene Bepalingen en de algemene kwaliteitsnormen voor water, lucht enzovoort in Vlarem. De kwaliteitsnormen voor SO2 en NOX worden versterkt.
Het klopt dat die normen vooral ingegeven zijn vanuit milieutechnische overwegingen en dat er weinig aandacht bestaat voor de gezondheidsaspecten. Voor een aantal belangrijke stoffen, bijvoorbeeld voor dioxines, bestaan er geen kwaliteitsnormen. Het is de bedoeling om het decreet inzake de Algemene Bepalingen te wijzigen door het aspect van de volksgezondheid decretaal vast te leggen als criterium voor de kwaliteitsnormen. Daarnaast moet een passend antwoord gevonden worden voor de Vlarem-normen en ook voor diegene die er niet instaan.
Als men vaststelt dat de algemene normen niet gehaald worden, dienen er maatregelen getroffen te worden. Theoretisch is het mogelijk omdat het decreet inzake de Algemene Bepalingen bepaalt dat er in dat geva herstelprogramma's opgelegd kunnen worden. In de praktijk wordt dat echter niet gedaan. Een gebiedsgericht milieubeleid betekent dat vergunningen geweigerd kunnen worden of dat men op een bepaald ogenblik in de vergunning kan ingrijpen als de algemene normen niet gehaald worden. Dat is niet evident. Bepaalde bedrijven kunnen zich onterecht geviseerd voelen of men kan op grond van het gelijkheidsbeginsel een beslissing aanvechten bij de Raad van State.
Men kan bepaalde maatregelen niet zomaar treffen zonder eerst overleg gepleegd te hebben met de sociale partners en de samenleving. Theoretisch is het beleid perfect sluitend, maar in de praktijk is het niet altijd even duidelijk welke actoren verantwoordelijk zijn voor het overschrijden van de kwaliteitsnormen. Hoe moeten we ingrijpen? Er is nog heel wat werk nodig om het beleid sluitend te maken.
Een gebiedsgerichte verscherping van de normen is al opgenomen in het decreet inzake de Algemene Bepalingen en is al toegepast voor de bescherming van de natuur. Dan moet dat ook mogelijk zijn voor de gezondheid van mensen. Het spreekt voor zich dat de zaak juridisch goed bekeken moet worden. De wetgever moet terzake zijn verantwoordelijkheid nemen.
Het ingrijpen in het individuele vergunningenbeleid is een delicate zaak. Momenteel onderzoekt het Steunpunt Milieu en Gezondheid hoe het juridisch mogelijk is.
De monitoring van de moedermelk en van het navelstrengbloed blijkt risicovol te zijn. De heer Van Duppen pleit daar momenteel voor, terwijl hij in de commissie ad hoc zijn twijfels uitte. Als men dat wenst te doen, dient men eerst een breder debat te voeren.
De hele zaak is uitgeklaard na een aantal discussies.
Een consequent handhavingsbeleid is nodig om de omgevingsnormen te halen. In het kader van een beter bestuurlijk beleid wordt de Milieu-inspectie opgewaardeerd. Er is een uitbreiding van de middelen en van het personeel nodig.
Ik ga akkoord met de aanbeveling om de Milieu-inspectie uit te breiden met medische expertise. We overwegen om een aantal geneesheren aan te werven. Die kunnen de gezondheidsrisico's beter beoordelen.
Voorts zullen we er bij minister Verwilghen op aandringen om de afspraken in het kader van het protocol om de milieudelicten te verminderen, hard te maken. De parketten dienen effectief op te treden bij milieudelicten en de vervuilingsbronnen te sanctioneren.
Het is bekend dat een aantal stoffen zoals pesticiden kankerverwekkend zijn. Het productiebeleid is een federale bevoegdheid. We werken samen met minister Aelvoet aan het reductieprogramma van pesticiden. Het Vlaamse Gewest wil dat particulieren en lokale overheden een reductie van 50 procent ten opzichte van 1990 realiseren. Voorts zijn er beheersovereenkomsten waarbij we landbouwers aanmoedigen om het gebruik van pesticiden te verminderen. We wachten het succes daarvan af. Ook met de veevoederindustrie maken we afspraken over de reductie van een aantal stoffen, bijvoorbeeld antibiotica. Die moeten tegen het jaareinde rond zijn.
Voor de milieudiensten is het nieuw om rond deze thema's samen te werken, maar er is heel wat inzet. We proberen de violen op elkaar af te stemmen. De commissie ad hoc vormt een goede basis om een milieubeleid te voeren waarin aandacht besteed wordt aan de gezondheid. (Applaus)
Het themadebat is gesloten.
We zullen op woensdag 4 juli 2001 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de motie van aanbeveling en over de ingediende amendementen houden.