Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over ambitieuzere doelen in het kleuteronderwijs
Actuele vraag over eindtermen in het kleuteronderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
We hebben nood aan een ambitieus en kennisrijk kleuteronderwijs. Goed onderwijs begint bij het begin, het kleuteronderwijs. Daar zijn we, denk ik, allemaal van overtuigd. Dan hebben we investeringen nodig in dat kleuteronderwijs. We hebben nood aan goede en sterke leerkrachten, aan werkingsmiddelen, aan kleine klassen en aan ondersteunend personeel en kinderverzorgsters om zorg op te nemen voor die kleinste kleuters. Dat is onze mening en ik neem aan dat er nog collega’s zijn die die mening zijn toegedaan.
Het antwoord van de minister is dat hij een cesuur zal invoeren, een harde overgang tussen het kleuteronderwijs en het lager onderwijs, een bindende drempel tussen die twee. Minister, heel het onderwijs en eigenlijk ook heel wat wetenschappers zeggen dat dat helemaal geen goed idee is, omdat de ontwikkeling van kleuters op een heel andere grillige manier met sprongen verloopt.
Je hebt heel grote verschillen tussen kleutertjes die in januari of in december geboren zijn, afhankelijk van hun thuiscontext. Ze starten het onderwijs op vijf jaar en op een jaar tijd zouden ze over dezelfde lat moeten springen. Zo werkt dat niet. Ons kleuter- en basisonderwijs zijn eigenlijk opgevat worden als een leerlijn, en dus zegt de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) dat het geen goed idee is. Mijn vraag is hoe u reageert op het advies van de Vlor, en in welke mate u daar rekening mee wilt houden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, goed begonnen is half gewonnen. In de lagere scholen waar ik langskom, zegt men dat ze een heel grote spreiding hebben in de basiskennis van Nederlands bij de instromende kinderen.
Collega’s, dat is geen ‘Hugo Claus’-Nederlands, dat is basis-Nederlands. Meer, minder, op, af: dat zijn cruciale woorden om te kunnen rekenen, om mee te kunnen zijn in het begrijpen. Want collega’s, als je de leerkracht niet verstaat, wordt Nederlands begrijpen onmogelijk.
Om die reden werd de leerplicht dan ook verlaagd naar 5 jaar. We hebben die verlaagd, maar we stellen vast dat men, ondanks die verlaging van de leerplicht, in onze lagere scholen nog altijd zegt dat er een te grote gap is bij kinderen die starten in het lager onderwijs, en dat die dus bijgevolg voor de rest van hun onderwijscarrière al gehypothekeerd zijn.
Het lijkt me dus logisch, beste collega’s, dat we de ambitie die we aan de dag leggen voor het secundair en lager onderwijs, ook in het kleuteronderwijs meegeven.
Ik vind het wat jammer dat sommige dingen op flessen worden getrokken, want we zien in die kleuterscholen wel degelijk dat mensen daarmee bezig zijn. Maar het is toch mogelijk om te zeggen dat we met het herzien van de minimumdoelen van het basisonderwijs, kleuteronderwijs en lager onderwijs, ambitieuzer gaan zijn op vlak van Nederlands en wiskundige initiatie, rekenen zo u wilt.
Mijn vraag aan u, minister, is dus heel eenvoudig. U hebt ondertussen het schot gelost dat we daar ambitieuzer over moeten zijn. Op welke manier wilt u het aanpakken om die ambitie ook waar te maken in het kleuteronderwijs?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, minister, hoe mooi is het als je kleuters ziet die als een spons nieuwe woorden leren? Nog mooier is het als je dan kleuteronderwijzers ziet die hun dat met heel veel expertise kunnen aanleren.
Maar kleuters verschillen onderling, vanwege de leeftijd, de maand waarin ze geboren zijn of de context waarin ze opgroeien. De ene is nogal taalrijker dan de andere. De ontwikkeling van kleuters en kinderen verloopt niet lineair, maar in sprongen, die verloopt voor elke kleuter anders.
Minister, ik denk dat iedereen hier akkoord gaat met de stelling dat we verplicht zijn – niet alleen aan die kleuters, maar aan de hele samenleving – om zeer ambitieuze doelen te stellen als het gaat over taal, als het gaat over het uitbreiden van woordenschat, als het gaat over luisteren. We mogen er absoluut niet voor zorgen dat er een soort van rem staat op het aanbieden van mogelijke woordenschat. Er zijn inderdaad onderzoekers die stellen dat een kennisrijk aanbod of curriculum zeer belangrijk is.
Er zijn verschillende soorten onderwijsdoelen: minimumdoelen, doelen die we moeten nastreven, doelen die behaald moeten worden op populatieniveau, niet per leerling. Dat wordt soms wel eens vergeten in het debat.
De centrale vraag is, collega’s, hoe we ervoor kunnen zorgen dat kleuters echt wel maximaal gestimuleerd worden om Nederlands te leren, om zo taalrijk mogelijk op te groeien. Dat kunnen we doen door te monitoren, we hebben de KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid). Dat kunnen we doen door taalintegratietrajecten aan te bieden, en dat doen we ook. Ik hoor hier vandaag ook collega’s zeggen dat de verlaging van de leerplicht niet altijd helpt. Ik hoor jullie dat graag zeggen.
Minister, ik denk dat we doelen moeten stellen. Heel concreet heb ik de volgende vraag voor u. U stelt dat we scholen zullen ondersteunen als we zien dat ze die minimumdoelen niet halen. Ten eerste vraag ik me af hoe we dat zullen meten, maar ook wat we zullen doen. Wat is het antwoord ten aanzien van die scholen waar men die doelen niet haalt op populatieniveau? (Applaus bij cd&v)
Minister Weyts heeft het woord.
Dames en heren, voor zover u het niet zou weten: de onderwijskwaliteit staat onder druk. Bij elk internationaal onderzoek dat daarop wijst, voeren we hier een debat en krijg ik ondersteuning wanneer ik stel dat we wel structureel moeten ingrijpen en wel moeten ingrijpen aan de basis, de essentie – het lager onderwijs – en dus ook met een focus op de essentiële vakken en domeinen, namelijk Nederlands en rekenen.
Maar altijd wanneer je vervolgens ook ingrijpt, is er altijd wel iemand die op zijn of haar achterste poten staat om te schreeuwen dat dat toch wel ingrijpend is, toch wel te doortastend is, en dat we daar toch mee moeten opletten.
Deze Vlaamse Regering heeft er inderdaad voor gekozen om in te zetten op een betere onderwijskwaliteit, met enkele pistes en een visie die gebaseerd is op onder andere een focus op de essentie, en dus op Nederlands en wiskunde. Dat zijn essentiële bouwstenen voor verdere kennis. Ten tweede is er het hoger leggen van de lat met de minimumdoelen. Daar zijn we ook gradueel mee bezig. Ten derde is er de invoering van Vlaamse toetsen, net om het behalen van die minimumdoelen te toetsen. Dat zijn maar drie ingrediënten. Dan hebben we het nog niet over bijvoorbeeld de hervorming van de lerarenopleiding.
Dat past daar natuurlijk in. De invoering van minimumdoelen, heel beperkt, in de derde kleuterklas past daarin, in die eerste pijler: focus op de essentie en op de basis. Waarom hebben we de leerplichtleeftijd verlaagd naar 5 jaar? Net om ervoor te zorgen dat we de kinderen in de derde kleuterklas al maximaal kunnen voorbereiden op de instap in het eerste leerjaar, zodat die kinderen kunnen starten met gelijke kansen in het eerste leerjaar, en dus met een afdoende kennis van het Nederlands. Want anders hebben ze geen gelijke kansen. Daarom hebben we dat gedaan.
We doen dat ook vanuit de vaststelling dat een van de conclusies van de onderwijsinspectie, op grond van de doorlichting van tal van scholen, was dat leerkrachten niet weten wat van hen wordt verwacht en waarnaartoe er moet worden gewerkt in functie van het eerste leerjaar. Dat is de specifieke doelstelling. Daarom doen we het: voor een deel van de essentie, eigenlijk voor de essentie van de essentie. Namelijk, als het gaat over Nederlands: wat willen we vatten in een minimumdoel dat moet worden bereikt op groepsniveau? Dat gaat enkel over woordenschat en luistervaardigheid. Daarom willen we dat vatten in minimumdoelen. En het zijn minimumdoelen! Dat wil zeggen dat we scholen gaan aanmoedigen om daar ver bovenuit te stijgen. Daarom noemen we het ook ‘minimumdoelen’. Maar het maakt wel deel uit van onze kordate aanpak ten voordele van de onderwijskwaliteit, vanuit het vaste geloof dat het nodig is om zo vroeg mogelijk in te grijpen om maximaal te garanderen dat kinderen starten met gelijke kansen en dus met een afdoende kennis van het Nederlands bij de start in het lager onderwijs.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, we zijn het er allemaal over eens dat we een ambitieus, kennisrijk kleuteronderwijs moeten hebben. Dat heb ik daarnet ook gezegd. Maar er zit een fundamenteel verschil tussen eindtermen, die bindend zijn, die getoetst en getest moeten worden, en ontwikkelingsdoelen, waarbij je vertrouwen geeft aan een klassenraad om in te schatten of een kind in zijn globaliteit rijp is om over te gaan naar het eerste leerjaar, of het daar klaar voor is. Dat ligt vast in een kaderdecreet, dat goedgekeurd is in het Vlaams Parlement en juridisch bindend is.
Zal dit, als u nu zo fundamenteel gaat ingrijpen – want dat is fundamenteel ingrijpen, met een heel andere visie over ontwikkeling en over de doorlopende leerlijn van het basisonderwijs –, juridisch standhouden, of schiet u zichzelf opnieuw in de voet en zullen we procedures mogen verwachten omdat men dit zal aanvechten omdat het in strijd is met het kaderdecreet? Dat is mijn tweede vraag, minister.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, de duidelijkheid die u schept, is belangrijk voor ons onderwijs. Ik hoor collega’s zeggen dat er vandaag toch al ontwikkelingsdoelen zijn. Als alles vandaag goed zou zijn, dan zouden die resultaten toch niet naar beneden gaan? Ik vind dat heel raar. Iedereen schreeuwt moord en brand over de onderwijskwaliteit die naar beneden gaat, maar vervolgens zegt men dat wat we vandaag doen, goed is. Dus houden we die ontwikkelingsdoelen. Het is toch belangrijk dat we daar het signaal geven met duidelijke en ambitieuze minimumdoelen op het vlak van woordenschat. Dan weet iedereen waarnaartoe te werken, waaraan te werken. Dan kun je ook als leerkracht in het lager onderwijs van een leerling uit eender welke school verwachten dat hij die basiskennis heeft, om aan die gelijke kansen te werken.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. U bent nu bezig aan die eindtermen, de minimumdoelen voor het basisonderwijs, tot en met het zesde leerjaar. Op welke manier grijpen die mee in op de eindtermen die u wilt invoeren in het kleuteronderwijs?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, elke euro die geïnvesteerd wordt in kleuters rendeert later dubbel zoveel. We moeten er dus alles aan doen om die jonge kleine kleuters mee te nemen van bij de start van hun schoolse carrière.
Minister, we bespreken dat weliswaar morgen, maar in uw beleids- en begrotingstoelichting (BBT) lees ik dat u voorziet dat scholen die meer dan 50 procent leerlingen hebben waarvan de thuistaal niet het Nederlands is, extra middelen zouden krijgen. Op zich vind ik dat goed, maar ik snap niet – na uw betoog van daarnet – dat kleuters dan niet meegenomen worden in die berekening, en dat het enkel geldt voor de kinderen van de lagere school en de middelbare school. Goed, we leggen de lat wel hoger volgens u, maar eigenlijk volgen de middelen niet.
Vandaar mijn vraag: hoe komt het dat zij nu niet meegenomen worden? En ten tweede, dat heb ik al heel vaak gevraagd, waarom ook geen extra middelen voor OKAN-kleuters (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers)? Zij zouden toch ook vanaf de eerste kleuterklas extra moeten meegenomen worden. We kunnen de lat zogezegd wel hoger leggen, maar de middelen om de leerkrachten ook te ondersteunen komen er niet. (Applaus bij cd&v)
De heer Laeremans heeft het woord.
Mijn collega Beckers heeft dit al eerder in de commissie toegelicht. Zij vond het positief dat we extra gewicht hangen aan de doelen Nederlands in het kleuteronderwijs, omdat Nederlands inderdaad de basis van alles is. Wie onvoldoende Nederlands kent, kan in het lager onderwijs gewoonweg niet deftig mee. Anderzijds vinden we het wel goed dat die ‘vereindtermisering’ van de ontwikkelingsdoelen niet is doorgetrokken naar de andere domeinen.
Maar het juridisch zwaarder maken van de doelen Nederlands blijft toch wat gehypothekeerd, als ouders nog steeds de eindbeslissing kunnen houden over het al dan niet zitten blijven in de derde kleuterklas. Zo kunnen Nederlandsonkundige, of zeer taalzwakke kinderen, toch nog steeds naar het lager onderwijs doorstromen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, het is een goede zaak, wat u voorstelt. Het is ook goed dat u daar extra middelen aan wilt koppelen. Maar, minister, – ik probeer te anticiperen – u zult straks op mijn vraag die over de leerplichtleeftijd gaat, waarschijnlijk zeggen dat we een ongelooflijk grote participatie hebben, veel groter dan in de andere Europese landen. En dan zou ik u daarop antwoorden, als ik daar vooraan zou staan, dat de kleine groep die we vandaag niet bereiken uit ongeveer 8000 Vlaamse kinderen bestaat. Met andere woorden, we zorgen elk jaar voor een zwaar gehypothekeerde toekomst voor 8000 Vlaamse kinderen.
Ik wil ook, heel kort, zeggen dat het verschil in leesvaardigheid zonder of met kleuterschool ongeveer 50 punten bedraagt. Dat betekent: meer dan een jaar leerachterstand. Als je daarnaast kijkt naar PISA 2015 (Programme for International Student Assessment) voor wetenschap, dan zie je dat er 8 procent risico is op laaggeletterdheid, en zonder kleuteronderwijs is dat 32 procent.
Bent u bereid, minister, om mij te steunen – en ik weet dat we daar ook het federale niveau voor nodig hebben – om de leerplichtleeftijd verder te verlagen naar 2,5 en ervoor te zorgen dat elk kind gelijke kansen krijgt, en dat betekent dus dat ze beginnen op 2,5 jaar.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, minimumdoelen, ontwikkelingsdoelen, ik hoor hier vooral een heel grote eensgezindheid over het belang om onze kleuters logisch opgebouwde, rijke leerinhoud aan te bieden, een sterke basis waar ze op kunnen verder bouwen in hun schoolcarrière. Dat is inderdaad heel erg belangrijk voor eerlijke kansen. Natuurlijk moeten kleuters kleuters kunnen zijn, maar je kunt spelenderwijs zoveel leren.
Nu, gewoon het bepalen van doelen is natuurlijk niet genoeg. We moeten het er vooral ook over hebben hoe we die zullen halen. Ik hoor vooral verhalen of getuigenissen van kleuterleidsters met 25 kindjes in de klas, steeds meer anderstaligen, zorgnoden die steeds groter worden. Zij zeggen “ik weet niet waar ik eerst moet beginnen”. Onze oproep is vandaag vooral: blijf alstublieft nog veel meer investeren in het basisonderwijs, in kleinere klassen, in meer ondersteuning, in meer opleiding. Ik ben er echt van overtuigd, niet alleen voor het Nederlands, dat dat investeringen zijn die echt renderen. (Applaus van Jean-Jacques De Gucht)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, na de taaltesten voor kleutertjes en het dreigen met sancties voor ouders die thuis geen Nederlands spreken, komt u nu weer af met een nieuw plannetje om de onderwijskwaliteit te verbeteren. U mag straks antwoorden, geen probleem. Maar zowat alle experten zeggen opnieuw, minister, dat dit geen goed idee is. Het is een rem op het ambitieniveau van de hele populatie kleuters, zegt de Vlaamse Onderwijsraad. Zij motiveert dat ook. Zij zegt: “De ontwikkeling van kleuters verloopt erg grillig. Er zijn ook enorme verschillen in welke maand je geboren bent, in welke thuis je opgroeit. Dat heeft allemaal een enorme invloed. Daarom zijn bindende doelen geen goed idee.”
Minister, als u de kwaliteit wilt verbeteren, zet dan in op veel meer plaatsen in de kinderopvang, dat is cruciaal voor jonge kleuters, veel meer plaatsen daar, minder kleuters per klas, een masterloon voor kleuterleiders die een masterdiploma halen, beter didactisch materiaal. Er zijn tal van mogelijkheden die u kunt nemen zonder opnieuw de wetenschap volledig aan de kant te schuiven en hier weer een keer een ideetje naar voren te schuiven dat niets zal veranderen. (Applaus van Jos D’Haese)
Minister Weyts heeft het woord.
Als het niets zou veranderen, dan vraag ik me af waarom er dan zoveel kritiek is. Ten eerste, wat de discussie over de middelen betreft, vertel ik u waarom we extra geld uitgetrokken hebben in een orde van grootte van 20 miljoen euro. Dat was net om die scholen te ondersteunen die een meerderheid van kinderen hebben met een andere thuistaal dan het Nederlands. Het budget was al heel ruim voor het lager en het secundair onderwijs, en voor het kleuteronderwijs hebben we 12 miljoen euro uitgetrokken in het kader van de taalscreening en KOALA-testen (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid), net om de scholen op dat vlak te ondersteunen. Verhoudingsgewijs krijgt het kleuteronderwijs zelfs meer.
Dat is trouwens ook illustratief voor het investeringsbeleid dat we met deze regering voeren. Het budget stijgt van 13 miljard euro naar 18 miljard euro, wat een gigantische stijging is voor ons budget onderwijs. Daarenboven hebben we ook heel specifiek de keuze gemaakt om prioritair te investeren in het kleuteronderwijs. We zijn gestart met 71 miljoen euro extra voor het kleuteronderwijs, daar hebben we extra investeringen aan toegevoegd voor de kinderverzorgers en voor zorgcoördinatie. Alles kan natuurlijk beter, en we hebben liever nog meer middelen voor het basisonderwijs en zeker voor het kleuteronderwijs, maar we hebben nu al een 150 miljoen euro extra geïnvesteerd. Alles kan beter maar ik moet toch zeggen dat we op dat vlak een serieuze inspanning gedaan hebben.
Ten tweede, als het ten gronde gaat over deze discussie, zeg ik: ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.’ Er wordt steeds gezegd dat we moeten ingrijpen omdat de kwaliteit van het onderwijs onder druk staat, en steeds als we het effectief doen, zegt men dat het te kordaat is, dat het een beetje te fors is en vraagt men zich af wat we daar mee gaan bewerkstellingen. Wel, we moeten echt ingrijpen, hoor. Wanneer de PIRLS-studie (Progress in International Reading Literacy Study) uitwijst dat in vergelijking met 2006 de kinderen in het vierde leerjaar vandaag een achterstand van tien maanden hebben ten opzichte van diezelfde kinderen in 2006, dan is het toch wel duidelijk dat we net daarop moeten inzetten, net op dat Nederlands. Dan moet je inderdaad ingrijpen, kordaat doen, en niet altijd zomaar wikken en wegen of we dat wel zouden doen. We beperken ons hier tot de essentie van de essentie, net in functie van onderwijskwaliteit en gelijke kansen. De essentie van de essentie is dat we enkel minimumdoelen opleggen voor woordenschat Nederlands en voor luistervaardigheid.
Vanzelfsprekend zullen de leerkrachten – die we toch vertrouwen, hoop ik – daar flexibel mee omgaan en ook afgestemd op de groep. Wanneer er wordt vastgesteld dat bepaalde scholen op grond van de onderwijsinspectie ondermaats scoren, dan zullen we hen inderdaad ondersteunen. Dat kan via externe expertise of pedagogische begeleidingsdiensten, maar we zullen er dan wel voor zorgen dat ze ook extra worden ondersteund, dat ze extra worden geholpen.
Het is dus niet in functie van een sanctionering, nee, het is in functie van gelijke kansen en meer onderwijskwaliteit. Ik wil eerlijk gezegd ook echt doorgaan op dat vlak. Als het aan mij ligt, staat in het volgende regeerakkoord effectief wat hier niet in zit, dat wij ook dermate bekommerd zijn om gelijke kansen dat we echt willen dat kinderen niet starten aan het lager onderwijs met een achterstand op het vlak van de kennis van het Nederlands, dat we bezorgd zijn om die kinderen en om de onderwijskwaliteit, en dat we het vertrouwen geven aan de klassenraad van de kleuterscholen om kinderen die eigenlijk geen kans maken in dat eerste leerjaar, tegen te houden.
Vandaag is het nog altijd zo dat ouders alles opzij kunnen schuiven. Zij kunnen vragen hen met rust te laten, aangeven geen vertrouwen te hebben in de klassenraad van het kleuteronderwijs, het advies naast zich neerleggen en hun kind toch laten doorstromen naar het lager onderwijs. Meestal zijn dat vogels voor de kat, en gaan we echt het vertrouwen en de waardering geven aan de klassenraad in het kleuteronderwijs. Dat wil dan zeggen dat we rekening houden met hun oordeel en expertise. Wanneer zij een bepaald kind adviseren niet door te gaan naar het eerste leerjaar, handelen we daar consequent naar en hebben we vertrouwen in hun oordeel.
Het lijkt me nogal essentieel die volgende stap te zetten. Je kunt niet enerzijds een pleidooi houden voor Nederlands en onderwijskwaliteit, en voor vertrouwen in en waardering voor leerkrachten, en anderzijds de klassenraad niet laten beslissen of een kind mag overgaan naar het eerste leerjaar of niet. Het is het ene of het andere. Wij kiezen voor het ene, en een versterking van de onderwijskwaliteit, niet met halve oplossingen of maatregelen, maar met zoveel mogelijk doortastende maatregelen die flexibel worden toegepast door leerkrachten. Want we vertrouwen en waarderen hen. En dus willen we op dat vlak nog verder gaan. Zover ben ik op dat vlak nog niet geraakt, maar in een volgende regering lijkt me dat de essentie zelve om erin door te gaan.
Wat dit betreft kan ik u trouwens geruststellen. Wat ik hier heb voorgesteld, namelijk de introductie, voor de essentie van de essentie, woordenschat en vaardigheid, minimumdoelen te bereiken op groepsniveau in de derde kleuterklas: ik heb daarover een akkoord met de onderwijskoepels en de Vlaamse Regering, want wij kiezen voor onderwijskwaliteit en gelijke kansen. (Applaus bij de N-VA)
– Joke Schauvliege, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
U hebt niet op mijn vraag geantwoord, minister. Ik vroeg of dat niet in strijd is met het kaderdecreet, en of u juridische gevolgen verwacht. Goed, het zal voor een andere keer zijn. Het zal misschien aan uw luistervaardigheid liggen, dat u de vraag niet had gehoord.
Minister, voor mij is dit echt ‘une fausse bonne idée’. Het lijkt inderdaad alsof u daarmee de kwaliteit zult verhogen, maar bindende eindtermen, toetsen en testen in het kleuteronderwijs … Het wetenschappelijk onderzoek zegt dat dat niet gaat werken. Het onderwijsveld en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) stellen zich er ernstige vragen bij. Minister, eigenlijk wil dit het beleid dat u niet voert, gewoon verdoezelen. Het versterken van het kleuteronderwijs, ervoor zorgen dat er kinderverzorgsters zijn, ervoor zorgen dat er kleinere klassen en voldoende werkingsmiddelen zijn, dat is wat moet gebeuren, en geen extra drempel. (Applaus van Mieke Schauvliege en Hannelore Goeman)
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik vraag me wel af wat sommige collega’s hier gaan doen als de volgende resultaten van Programme for International Student Assessment (PISA) en Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) uitkomen. Allicht de vraag: “Minister, wat gaat u doen?” Wel, dit zijn concrete maatregelen, collega's. Op ons N-VA-congres hebben we duidelijk gesteld: goed begonnen is half gewonnen. Nederlands en wiskundige initiatie zijn cruciale elementen om mee te kunnen in de lagere school, en dus duidelijke doelen en verwachtingen voor kleuterleidsters. Dat maakt dat zij in die wirwar van al die experts … Want ze zitten er weer in. Aan de ene kant stellen ze vast dat de leerkrachten lager onderwijs te weinig kennis hebben. Aan de andere kant zetten de onderwijsexperten en de Vlaamse Onderwijsraad alle remmen op, en willen niks veranderen. En dan ben je leerkracht kleuteronderwijs. Wel, collega's, laat ons met dit parlement die duidelijkheid bieden: gelijke kansen voor leerlingen. Duidelijkheid voor de leerkrachten kleuteronderwijs, ook duidelijkheid voor de leerkrachten lager onderwijs, voor de leerlingen die daar toekomen, op het vlak van Nederlands en wiskunde. Minister, u hebt in ieder geval onze steun om dat signaal te geven, ook richting de ouders. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, de voorbije weken was ik in heel veel verschillende kleuterklassen op bezoek. En ik wil nogmaals mijn waardering uiten voor het toch wel mooiste beroep. Ik denk dat er in het geval van een kleuteronderwijzer nog een tikkeltje meer verwacht wordt van die mannen of vrouwen.
Maar een kleuterjuf zei het mij zo: “Ik zorg er eigenlijk voor dat ik kleuters een rugzak meegeef. En ik vul die rugzak met woordenschat en luistervaardigheden, zodat ze een goede fond hebben om verder te studeren. Want die rugzak nemen ze niet alleen mee naar het eerste leerjaar, maar gedurende hun ganse carrière.”
Collega's, minister, we zijn verplicht om ambitieuze doelen te stellen aan kleuters, om hun zoveel mogelijk woordenschat bij te brengen. Maar we zijn ook verplicht om die kleuteronderwijzers daarin maximaal te ondersteunen. En ik houd de vinger aan de pols, minister. Want voor cd&v was het inderdaad belangrijk dat de klassenraad daar finaal ook een goed advies kon geven aan de ouders. Maar ik pas voor een extra ingangsexamen naar het eerste leerjaar, of ik pas alvast voor een extra drempel. Dank u wel. (Applaus)
De actuele vragen zijn afgehandeld.