Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de omslag naar de contractuele tewerkstelling bij de Vlaamse overheid
Actuele vraag over de modernisering van het hr-beleid bij de Vlaamse overheid
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering wil het statuut van de ambtenaar afschaffen vanaf 1 januari 2024: geen nieuwe vaste benoemingen meer. De Vlaamse Regering wil dus een heel grote stap terug zetten in de tijd, terug naar vroeger. Minister, vroeger was niet alles beter. Die nostalgie werkt niet. Het statuut van de ambtenaar is er gekomen met een reden. We zijn nu beter af dan daarvoor, en niet alleen voor de ambtenaren zelf. Dat is vooral voor de burger, de burger die een beroep doet doorheen zijn of haar hele leven op sterke openbare diensten. Daar zijn drie redenen voor.
Een, de continuïteit: openbare diensten gaan over de levens van mensen. Daarvoor is continuïteit, stabiliteit nodig. Niemand wil dat zijn dossier altijd weer door iemand anders behandeld wordt. Het statuut zorgt voor die continuïteit.
Twee, de aantrekkelijkheid van het beroep: sterke openbare diensten, dat begint met sterke mensen die daar werken, met genoeg mensen die daar werken en dus met een sterk statuut. Minister, dat weet u want wat heeft deze regering gedaan om meer leerkrachten aan te trekken, om het beroep van de leerkrachten aantrekkelijker te maken? Daarvoor heeft ze een snellere vaste benoeming ingevoerd, maar voor alle andere mensen van de openbare diensten wordt die afgeschaft. Moeten die andere beroepen dan niet meer aantrekkelijk zijn? Ik denk dat we dat daar absoluut nodig hebben, niet alleen voor leidinggevenden, maar voor iedereen, van het poetspersoneel tot de algemeen directeur.
Drie en misschien wel het belangrijkste is de onafhankelijkheid van onze ambtenaren, van onze openbare diensten. Moet ik jullie na het PFOS-schandaal (perfluoroctaansulfonaat) nog zeggen dat er wel degelijk heel wat politieke druk bestaat in onze administraties om oogjes dicht te knijpen, om toch maar vergunningen te geven? (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz en Koen Daniëls)
Er zijn inderdaad problemen geweest en jullie willen blijkbaar nog meer problemen in plaats van die mensen hun positie te versterken. Dat is wat er vandaag gebeurt. De onafhankelijkheid van onze openbare diensten wordt onder druk gezet door deze Vlaamse Regering. Minister, zult u terugkomen op die plannen om het statuut af te schaffen? (Applaus bij de PVDA)
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, wij hebben binnen onze Vlaamse overheid sterke personeelsleden, straffe personeelsleden. We zijn als Vlaamse overheid nog altijd een aantrekkelijke werkgever. Mensen werken graag bij ons. Ze blijven ook bij ons werken. Dat moeten we uiteraard zo houden. Het sectoraal akkoord van afgelopen week was daar een belangrijke stap in. Er staan een aantal belangrijke maatregelen in. Ik denk aan het verhogen van de loonschalen met 550 euro bruto per jaar, het toekennen van een thuiswerkvergoeding van 20 euro per maand, het verhogen van de maaltijdcheques naar 8 euro, het toekennen van eco-, sport- en cultuurcheques en de eindejaarstoelage die nu stijgt, bijna richting een dertiende maand.
Minister, ik vind wel dat de timing van dat sectoraal akkoord, de communicatie daarrond wat ongelukkig was want u had dat gecommuniceerd samen met de omslag van de eenzijdige benoeming naar de contractuele tewerkstelling. Ik denk dat die twee helemaal niets met elkaar te maken hebben. Meer zelfs, ik denk dat er na het sectorale akkoord nog wat werk aan de winkel is.
U wil vanaf 2024 iedereen op basis van contractuele tewerkstelling aanwerven. Dat betekent dat het statuut van de alle ambtenaren gelijkgesteld wordt. Dat betekent dat de vaste benoeming afgeschaft wordt en dat we moeten werken aan een beter statuut voor de contractuelen die straks aangeworven worden.
Minister, op welke manier wilt u de contractuele tewerkstelling nu verder versterken zodat de Vlaamse overheid een aantrekkelijke werkgever blijft?
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, minister, ik sluit heel graag aan bij de woorden van collega Warnez. Het personeel van onze Vlaamse overheid is wel degelijk bekwaam, slagkrachtig en gemotiveerd. We mogen dat eerder stellen, dan dat we moeten beginnen over de politieke vooringenomenheid van onze ambtenarij, maar dat terzijde. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Onze fractie is in ieder geval heel verheugd dat u afgelopen week binnen de Vlaamse Regering een akkoord bereikt hebt om het hr-beleid futureproof te maken en dat jullie akkoord geraakt zijn over de maatregelen die daarvoor nodig zijn. Zoals de collega al geduid heeft, is vooral dat competitief verloningspakket een heel belangrijke begeleiding in die loopbaan, maar ook als je ziek bent, de ziekteverzekering en de terugkeer naar het werk na je ziekte, maar natuurlijk ook de volledige loopbaanbegeleiding tot de uitstroom en natuurlijk een aangepast pensioen. Die maatregelen zijn heel mooi vervat in dit besluit, dit akkoord.
Minister, hoe zal dit akkoord en de maatregelen die erin vervat zijn zorgen voor een toekomstbestendige Vlaamse overheid – futureproof – waarbij de dienstverlening naar de burger en de lokale besturen nog centraler en nog performanter zal zijn. (Applaus bij de N-VA)
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de drie vraagstellers. We hebben inderdaad vorige vrijdag binnen de Vlaamse Regering twee heel belangrijke besluiten kunnen nemen, die beide ten gunste komen van onze ambtenaren. Het eerste besluit dat we genomen hebben, is dat we ons akkoord hebben verklaard over een sectoraal akkoord, dat we nog verder formeel moeten onderhandelen. Want ook dat moet nog onderhandeld worden. Dat sectorale akkoord is het belangrijkste van de voorbije vijftien jaar. Daarbij zullen alle ambtenaren erop vooruitgaan. We hebben ervoor gezorgd dat die vooruitgang zich vooral concentreert bij de laagste lonen, omdat we denken dat ambtenaren goed verloond moeten worden. Daar gaat het een stijging zijn van 2,9 procent. Gemiddeld is het 1,8 procent.
Het is een sectoraal akkoord dat een betere fietsvergoeding voorziet, dat de maaltijdcheques optrekt, en dat ook een eenmalige ecocheque geeft. Al bij al denk ik dat het een goed, degelijk sectoraal akkoord is. Het gaat om 30 miljoen euro op jaarbasis. Het akkoord is tot stand gekomen door informele gesprekken die we de voorbije twee jaar hebben gevoerd. Het is een belangrijke stap vooruit om onze ambtenaren – die inderdaad bekwame ambtenaren zijn, waar we over het algemeen heel tevreden over zijn en waar we absoluut nood aan hebben, aan een sterke administratie – op een behoorlijke manier te vergoeden.
Een tweede belangrijke akkoord dat we hebben gesloten, is een akkoord rond een belangrijke hervorming die we willen doorvoeren, een modernisering van het statuut van ambtenaren. Vandaag de dag is het zo dat we eigenlijk twee statuten hebben. We hebben de statutaire benoeming en de contractuele aanstelling. Beide zijn vandaag actief binnen onze administratie, in een verhouding zeventig-dertig. Vaak doen ze ongeveer hetzelfde werk. Niet altijd, maar nogal wat mensen doen hetzelfde werk.
We hebben gezegd dat we in de toekomst vertrekken van een modernisering door de contractuele relatie als uitgangspunt te nemen. Maar we moeten die contractuele relatie, die eigenlijk altijd een beetje een restcategorie was in de Vlaamse administratie, waar niet altijd erg in geïnvesteerd is, dan ook gevoelig verbeteren en upgraden.
Hoe doen we dat? Wij stellen voor om de tweede pensioenpijler uit te breiden van 3 procent naar 5 procent. We gaan een veel betere ziekteverzekering organiseren: de eerste twee maanden 100 procent, van de derde tot en met de zesde maand 80 procent, en nadien 75 procent. We gaan de loonschalen die we vandaag hanteren voor de statutairen, ook gebruiken voor onze contractuelen. We gaan een versnelling organiseren in het verloningssysteem. Tussen het vijfde en het vijftiende jaar dat mensen bij de Vlaamse administratie werken, vaak de jaren dat er veel uitval is, gaan we een versnelling organiseren in het laten stijgen van de lonen. We voorzien op het einde van de rit nog drie extra loontrappen. We gaan over naar een prestatievergoeding. Vandaag de dag worden mensen alleen maar vergoed op basis van anciënniteit. In de toekomst zullen ambtenaren die uitstekend werk leveren, een versnelling kunnen zien in hun carrière. Dat zijn stuk voor stuk heel belangrijke maatregelen, die dat contractuele statuut versterken.
We gaan wel voor ongeveer 5 procent gezagsfuncties, mensen die beslissingen nemen over grondrechten van burgers en ondernemingen, de statutaire benoeming behouden. Let op, niet voor leidinggevenden, maar wel voor mensen die een expliciete gezagsfunctie hebben binnen onze administraties.
Uiteraard doen we geen afbreuk aan verworven rechten. Mensen die vandaag statutair benoemd zijn, blijven dat. Maar de toekomstige ambtenaren die erbij komen, weten dat ze in dat nieuwe statuut kunnen stappen.
Dan wil ik nog heel even stilstaan bij die belangrijke discussie over de onafhankelijkheid van ambtenaren van politieke druk. Dat is vaak het ultieme argument om te zeggen dat we mensen toch vast moeten benoemen en die statutaire bescherming moeten inbouwen. Wel, collega’s, we hebben in de Panoreportage gezien dat de vaste benoeming mensen niet beschermt tegen potentieel politiek misbruik. Het is niet uitgesloten dat er ook op mensen die statutair benoemd zijn, politieke druk ligt om dat te doen. Er zijn trouwens veel instrumenten, indien men te kwader trouw is, om mensen die statutair benoemd zijn, onder druk te zetten. Bijvoorbeeld: ik ga u niet promoten, ik ga u een andere taakinvulling geven, ik ga u opzijschuiven. We moeten daar dus andere instrumenten voor bedenken dan de vaste benoeming. De vaste benoeming beschermt de mensen daar niet in.
Wat hebben wij gedaan? We hebben hier in het parlement een klokkenluidersregeling goedgekeurd. We hebben een deontologische code. We hebben integriteitsambtenaren. Als ik als ambtenaar druk ondervind, kan ik bij die integriteitsambtenaar terecht. Ik kan het klokkenluidersstatuut aanvragen, waardoor de bewijslast wordt omgedraaid. Dat zijn veel effectievere instrumenten om mensen te beschermen dan de vaste benoeming.
De vaste benoeming is eigenlijk een concept van gisteren, een concept van een samenleving waar mensen begonnen bij een werkgever, daar heel hun carrière werkten en ook met pensioen gingen bij die werkgever.
Vandaag zitten we in een heel andere arbeidsmarkt, en de Vlaamse administratie heeft nood aan instroom van lokale besturen, vanuit de private sector, en het zou ook een goede zaak zijn dat mensen die tien, vijftien, twintig jaar ambtenaar zijn, de knowhow, de kennis die ze hebben opgebouwd, ook ten dienste stellen van bijvoorbeeld lokale besturen, de academische wereld, private bedrijven – waarom niet? Die interactie versterkt de kwaliteit van de dienstverlening, en met deze hervorming gaan we ook dat meer mogelijk maken en beter faciliteren.
Ik denk dus dat het al bij al een zeer goede, moderne en performante hervorming is, waarover we nu gaan onderhandelen met de vakorganisaties. Natuurlijk is dat het proces. We hebben daar informeel al twee jaar lang over gepraat, maar nu komen formele onderhandelingen, en we hopen die met succes te kunnen beëindigen tegen de zomer van dit jaar. En tot nu toe, moet ik zeggen, heb ik heel veel waardering en appreciatie voor de wijze waarop de vakbonden daar ook over praten, onderhandelen, spreken. Dat is niet altijd in samenspraak, we zitten niet altijd op dezelfde lijn. Evident niet, het is een belangrijke hervorming, maar we proberen met goede argumenten te overtuigen en ook goed te luisteren. Veel van de dingen die in dit akkoord zitten, hebben we er eigenlijk al ingebracht door de informele gesprekken die we met de vakorganisaties hebben gevoerd. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer D’Haese heeft het woord.
Ja, minister, heel mooi gezegd allemaal, maar het houdt geen steek. Het houdt gewoon geen steek.
Dus u zegt hier dat dat statuut afschaffen, gaat helpen om mensen aan te trekken bij de openbare diensten, maar u doet exact het omgekeerde bij de leerkrachten. En dus is de vraag: waarom u dan niet durft te raken aan het statuut van de leerkracht? Waarom durft u er daar niet aan te raken? U zegt eigenlijk dat jullie die contractuelen gaan opblazen tot dat heel hard lijkt op het statuut. Maar er blijft natuurlijk een belangrijk verschil, één cruciaal verschil, en dat is de ontslagbescherming. Dat is de ontslagbescherming.
U zegt dat er vandaag ook druk is op statutaire ambtenaren, en dat is natuurlijk zo. Maar in plaats van die bescherming te verbeteren, zegt u dat u ze gaat afschaffen, u gaat ze afschaffen en ervoor zorgen dat er geen bindend beroep meer mogelijk is tegen een politiek ontslag bij de openbare diensten.
En er is een tweede belangrijk verschil, minister, tussen contractuelen en statutairen, en dat is wie de pensioenen betaalt. U weet, minister, dat deze hervorming miljoenen euro’s zal kosten, omdat de Vlaamse overheid zelf de pensioenkost op zich moet nemen en op die manier de financiering van de pensioenen van de andere ambtenaren ondergraaft. En dus is mijn vraag, minister, hoeveel miljoen euro gaat dat kosten? Hoeveel bent u bereid op tafel te leggen om de onafhankelijkheid van de openbare diensten te ondergraven? (Applaus bij de PVDA)
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik heb heel wat goede voorstellen gehoord om het statuut van onze contractuele ambtenaren te versterken. Ik hoop dat u dat ook in goed sociaal overleg zult doen.
Ik heb nog twee punten. Ten eerste, de ontslagbescherming is een belangrijk punt voor vakorganisaties, dat weet u ook. Ik denk dat u daar goed moet overleggen, en dat dat ook niet alleen symbolisch een zaak is waar u zich met volle kracht moet achter zetten. Vandaar de eerste vraag: hoe zult u ervoor zorgen dat er een echte ontslagbescherming is bij die ambtenaren? Hoe zult u die onderhandelingen tot een goed einde brengen? U weet dat dat advies daarin, de kracht van dat advies een belangrijk issue is.
Mijn tweede vraag gaat over de gezagsfuncties. Wie zit er in een gezagsfunctie? Dat is natuurlijk niet evident om te bepalen, dus ik had graag meer geweten over hoe u dat ziet. Hoe zult u dat bepalen?
De heer Van Miert heeft het woord.
Mij rest dan nog één vraag. In ieder geval ben ik toch heel tevreden dat we hier begin 2024 nu eindelijk eens werk van gaan maken, en dat opstarten. Want als je naar de realiteit kijkt op de werkvloer in Vlaanderen bij de privéwerkgevers, en je gaat dan rond – en dat is dan niet alleen bij jongeren zo – en je gaat vragen bij mensen wat voor hen belangrijk is wanneer zij kiezen voor een job, wat de belangrijke aspecten zijn om een keuze te maken voor een werkgever, is het eerste wat daarin terugkomt – en dat zal niemand verbazen – een competitief loon, een verloningspakket – niet alleen geld, maar de omstandigheden daarrond. Maar ten tweede gaat het vooral om carrièreplanning. Ik heb nergens in die onderzoeken gelezen dat de vaste benoeming een van de eerste punten is waar men naar gaat kijken. Dus ik denk dat deze Vlaamse Regering in 2024 een aanzet zal gegeven tot een modern hr-beleid.
Naast het ontslaggebeuren waar de collega het over had, had ik nog een bijkomende vraag aan u, minister. U sprak over 30 miljoen euro. Gaat dat over het verloningspakket of zitten er ook maatregelen voor de ziekteverzekering et cetera in vervat? (Applaus bij de N-VA en van Willem-Frederik Schiltz)
De heer Ongena heeft het woord.
Collega D’Haese, ik zal een tekst citeren die je ongetwijfeld heel goed kent: “Sterft, gij oude vormen en gedachten.” Onder andere de gedachte, mijnheer D’Haese, dat een vaste benoeming bij de overheid cruciaal is om mensen te overtuigen om voor die overheid te gaan werken.
Mijnheer D’Haese, in deze tijd van ongeziene krapte op de arbeidsmarkt, willen mensen een aantrekkelijke job, een aantrekkelijk loon en doorgroeikansen op basis van hun inzet en hun prestaties en niet op basis van een of ander verouderd statuut. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
Ik denk dat het een hele goede hervorming is. Een goede hervorming met een sterker contractueel statuut en met een afschaffing van een vaste benoeming. Trouwens, die vaste benoeming is een relikwie uit de vorige eeuw, uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Dat past als een tang op een varken in deze 21e-eeuwse arbeidsmarkt en moet dus afgeschaft worden. Ik zeg dat niet alleen, ook de topexpert in ambtenarenrecht, professor Ria Janvier, vraagt zich terecht af, mijnheer D’Haese – en ik kijk naar u om te antwoorden – waarom een secretaresse bij de overheid anders zou zijn dan een secretaresse bij een bedrijf. Ik ben benieuwd naar uw antwoord. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik denk dat het belangrijk is dat u hebt aangegeven dat u de hervorming in nauw overleg met de vakorganisaties doet. Ik denk dat dat heel belangrijk is en dat u gelijk hebt om dat op die manier aan te pakken. Ik sluit mij wel aan bij de vragen die collega Warnez stelt. Ook bij mijn fractie leeft toch heel sterk de – hoe moet ik het zeggen? – bezorgdheid, laat het mij zo uitdrukken, dat ambtenaren … Wij hebben een heel pak goede ambtenaren, zowel op Vlaams niveau als op lokaal niveau, die in volle onafhankelijkheid hun job kunnen doen. Dan hoor ik u graag zeggen dat u andere instrumenten voor die politieke druk gaat inzetten dan die vaste benoemingen. We staan daar voor open, maar we vinden het wel belangrijk dat het ook gebeurt, want er zijn inderdaad dossiers – ook op het lokale niveau – waar toch wel wat andere signalen komen. Bovendien is mijn fractie er toch ook voor gewonnen om die beide statuten meer naar elkaar toe te laten groeien, want nu gebeurt het soms dat je op de werkvloer bij lokale besturen zowel contractuelen als vastbenoemde ambtenaren hebt. Ons lijkt het principe ‘zelfde werk onder dezelfde voorwaarden’ toch wel heel belangrijk. Daarom roepen wij op om beide statuten naar elkaar toe te laten groeien en dat mee te nemen naar de onderhandelingen.
De heer De Loor heeft het woord.
Dank u wel, minister. Collega Ongena, we zitten in een ongeziene ‘war on talent’ en we kunnen niet ontkennen dat een goed statuut dan bijdraagt tot de aantrekkelijkheid van de job. U weet dat, minister, en u bewijst dat ook door bewust het onderwijspersoneel buiten deze hervorming te houden. Als we sterke openbare diensten willen met een sterke openbare dienstverlening – zowel naar burgers als naar ondernemingen toe – hebben we daarvoor sterke en onafhankelijke medewerkers nodig. Daar knelt precies ook het tweede schoentje, die onafhankelijkheid. Nu wordt weer die kans op inmenging groter, waardoor die onafhankelijkheid en neutraliteit in het gedrang komen.
Met Vooruit zijn we ervan overtuigd dat we sterke openbare diensten nodig hebben, met een sterke openbare dienstverlening. Dat kan enkel met sterke en onafhankelijke medewerkers. Wat u doet, minister, staat daar haaks op, vandaar ook ons keihard pleidooi om zeker in te zetten op dat sociaal overleg, want het zal broodnodig zijn. (Applaus bij Vooruit en van Onno Vandewalle)
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het sociaal overleg een belangrijk element is in onze democratische samenleving. Zeker als het over het loonstatuut en het statuut van ambtenaren gaat, pleeg je daar inderdaad overleg over. We hebben dat de voorbij twee jaar ook gedaan. U weet dat we eerst altijd een fase van informeel overleg organiseren, intensief, met de vakorganisaties. Wij gaan nu over naar een fase van formeel overleg. We hebben in dat informeel overleg al heel veel dingen besproken, goed naar elkaar geluisterd. Heel veel van de elementen die in het voorstel van de regering zitten, komen al uit dat informeel overleg. We gaan dat formeel overleg ook aangaan, maar wel met de kracht van onze overtuiging. Die kracht van de overtuiging is dat het statuut dat wij hier aanbieden, een statuut is dat de situatie van onze ambtenaren versterkt en verbetert. Versterken en verbeteren binnen een nieuwe arbeidsmarkt die volatieler is, waarbij mensen andere verwachtingen koesteren dan pakweg dertig jaar geleden en waar het niet meer is dat mensen zeggen dat ze een job gekregen hebben bij het begin van hun loopbaan en dat ze bij die werkgever willen blijven tot het einde van hun loopbaan. Dat is zo goed als onbestaande.
Mensen willen nieuwe kansen, regelmatig van werkgever kunnen veranderen, en dat is wat we ook mogelijk maken. We willen ook instromen op latere leeftijd mogelijk maken, en wanneer mensen willen overstappen, denken we dat dat ook een goede zaak kan zijn.
De wijze waarop we mensen willen beschermen tegen politieke willekeur, tegen politieke druk, is voor mij ook iets fundamenteels. Dat is voor mij net het verschil, zou je kunnen zeggen, met de private sector. De vraag is hoe je dat op een efficiënte manier doet. Niet met de statutaire benoeming. Als de statutaire benoeming de oplossing was, hadden we geen problemen gehad bij de milieu-inspectie. Daar zaten mensen die vastbenoemd waren, en die hebben ook getuigd over verkeerde politieke druk, wat onaanvaardbaar is. Daarvoor moeten we andere dingen doen. Een van de dingen die we doen is een betere uitstapregeling – voor iedereen, ook voor onze contractuele ambtenaren nu. En die uitstapregeling is de volgende: wanneer een baas tegen de werknemer zegt dat hij zijn arbeidscontract wil beëindigen omdat hij voor hen geen goede medewerker is, krijgt die werknemer altijd een tweede kans. Hij krijgt altijd een tweede kans, hetzij op de plaats waar hij zit met een andere leidinggevende, hetzij elders in de Vlaamse administratie. Een goed hr-bedrijf in de private sector zou dat trouwens ook zo moeten doen. Mensen een tweede kans geven is wat we garanderen.
Het tweede wat we doen, is evident: we leven in een samenleving waarin we elk talent nodig hebben. De Vlaamse overheid ontslaat zijn contractuelen ook niet aan de lopende band, dat doet ze absoluut niet. Ze heeft die mensen net nodig. Ze wil daarin investeren. Wat de gezagsfuncties betreft hebben we advies gevraagd aan professor De Wilde en professor Janvier. Die hebben een criterium bepaald, een onafhankelijk rapport gemaakt om te definiëren wat gezagsfuncties nu zijn. Gezagsfuncties zijn bijvoorbeeld inspectiediensten, die onafhankelijke beslissingen moeten kunnen nemen in concrete dossiers. Ongeveer 5 procent van onze ambtenaren komt daarvoor in aanmerking. Dat ligt op tafel bij de onderhandelingen.
Voor mij is dit een heel fundamentele hervorming. Waarom? Het is een hervorming waarbij we ook gaan naar een andere relatie met onze ambtenaren. Wij geloven in prestatiebeloning. Wij vinden niet dat mensen alleen maar moeten kunnen stijgen in hun loon, omdat ze zoveel jaar werken in de administratie. Maar ze moeten ook beloond kunnen worden voor de inspanningen die ze doen, voor de resultaten die ze boeken. Prestatieverloning wordt dus ook voor onze ambtenaren een belangrijk instrument. Geef de ambtenaren perspectief om sneller te kunnen doorgroeien in onze administratie.
Wat we juist proberen te doen, mijnheer Rzoska, is die twee statuten dichter bij elkaar te brengen. Het huidige contractuele statuut was geen goed statuut voor onze ambtenaren. Omdat men ervan uitging dat het tijdelijk was, en men daarna vastbenoemd zou worden. Sommige mensen zitten dus heel lang in die tijdelijke situatie van dat contract. Wat hebben we gedaan? We hebben de beste elementen uit die statutaire bepaling geïncorporeerd: de loonschalen, we hebben de ziekteverzekering gevoelig opgetrokken en ze veel dichter bij het huidige statutaire statuut gebracht en de pensioenregeling verbeterd. Op al die punten hebben we belangrijke stappen vooruitgezet. Waarom? Omdat we in een competitieve omgeving zitten. Met zoveel arbeidsmarktkrapte vinden we anders geen mensen meer. We willen een aantrekkelijke werkgever zijn.
Wat me wel opvalt, mijnheer De Loor, is dat mensen op het lokale vlak ook vastbenoemd kunnen worden. Uw partij zit in heel veel lokale besturen. In sommige lokale besturen hebt u de leiding. Als u zoveel belang hecht aan die vaste benoeming, hoe komt het dan dat in de steden waar u bestuurt, men ook systematisch aan het kiezen is voor een contractuele aanstelling? Hoe komt het dat de meerderheid van de mensen die lokale ambtenaar zijn, contractueel zijn? Dat komt natuurlijk omdat dat veel meer aangepast is aan de realiteit van vandaag.
Ik heb een laatste beschouwing. Kun je vandaag statutairen ontslaan? Dat kun je vandaag ook, maar beeld je in dat je twee keer een negatieve evaluatie krijgt met zes maanden ertussen. Dan ga je naar de Raad van State, die zegt dat men je niet mag ontslaan en opnieuw in dienst moet nemen. In wat voor situatie zitten de werkgever en werknemer dan? Vinden we dat een normale situatie? Als er een vertrouwensbreuk is en mensen uit elkaar willen gaan, is het dan niet beter dat je dat op een normale arbeidsrechtelijke manier doet, waar boven op de ontslagpremie eventueel een schadevergoeding betaald kan worden, wanneer het ontslag niet op een correcte manier gebeurd is? Dat lijkt me een veel betere situatie, dan mensen opnieuw te plaatsen in een administratie met een werkgever die eigenlijk van hen af wil. Dat is toch ook niet de situatie die we willen? Dat is toch ook geen gezonde situatie? Het is uitzonderlijk, maar het gebeurt soms wel. Ik heb het zelf lokaal meegemaakt. Dat is voor mij dus niet de oplossing.
Dat is voor mij dus niet de oplossing. De oplossing is: goede bescherming, tweede kans geven, prestatiebeloning en een veel beter contractueel statuut. Dat is waar we naartoe moeten. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, op het einde bent u toch nog eerlijk. U zegt het gewoon rechtuit. “Ik vind dat, als een leidende ambtenaar vindt dat de politieke druk naar beneden niet marcheert en dat de mensen onder hem niet plooien, ik die moet kunnen ontslaan, en er mag geen Raad van State tussenkomen”. Dat hebt u hier gezegd. Dat hebt u gezegd, minister. U doet alsof het gaat over intermenselijke relaties en vertrouwen. Het gaat erover, minister, dat als ambtenaren in openbare diensten onder druk worden gezet, onder politieke druk worden gezet, zij nu hun ontslag kunnen aanvechten. En u wilt daarvan af. (Opmerkingen bij de meerderheid)
U durft niet eens te antwoorden, minister, hoeveel geld u daarvoor over hebt. Het gaat over tientallen miljoenen euro’s. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
30 miljoen euro? 30 miljoen euro heeft deze Vlaamse Regering ervoor over om de onafhankelijkheid van de ambtenaren in de openbare diensten af te breken. Dat is heel mooi. Maar u moet wel een beetje rechtlijnig zijn. De gezagsdragers moeten we wél beschermen via een statuut, maar voor al de rest is dat niet nodig, nee. Die kunnen niet beïnvloed worden, minister. (Applaus bij de PVDA. Opmerkingen bij de meerderheid)
De heer Warnez heeft het woord.
Ik zal iets constructiever zijn. U hebt vrijdag het startschot gegeven richting een modern hr-beleid en een sterk personeelsstatuut. Ik ga u vragen om er een koppeltijdrit van te maken, dat te doen samen met onze vakorganisaties en op het einde van de rit een Wout Van Aertje te doen. Het doet er niet toe wie er wint, zolang ons personeel maar sterker wordt.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, het is voor niemand een geheim dat onze fractie en onze partij altijd voorstander is geweest van het aanpassen van die statutaire benoemingen. Ik kom hier dus niets nieuws vertellen. Ook voor ons is de prestatie, de verdienste, de merite – op zijn schoon Vlaams – zeker zo belangrijk als de pure anciënniteit om mensen te belonen en te verlonen. De aanzet is gegeven, en we hopen uit de grond van ons hart dat dit verder wordt uitgebouwd zodat we dit ook op het lokale vlak beter kunnen uitrollen.
Ik heb nog heel even, nog dertig seconden, en ik wil er nog even op terugkomen. De heer D’Haese slaat de bal volledig mis. Als je anderhalf jaar in een conflictsituatie zit vanwege een vertrouwensbreuk, minister, en die mensen blijven op de vloer aanwezig, dan zorg je voor een heel verziekte en moeilijke werksfeer. We moeten het op een andere manier doen, niet ten koste van het personeel, maar door het goed draaien van de organisatie moeten we daar iets aan doen. Dank aan de Vlaamse Regering om een eerste aanzet daartoe te geven. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.