Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, tijdens deze legislatuur is het bijzonder duidelijk geworden dat het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), toch een ondergeschikt bestuur van Vlaanderen, absoluut geen prioriteit meer wenst te maken van een sterke Vlaamse aanwezigheid hier in onze stad. Een volgende stap werd vorige week gezet toen bekend raakte dat het Verenigd College van de VGC de beslissing had genomen om subsidies die vroeger door de VGC werken uitgekeerd aan vzw’s in Brussel, die op verschillende domeinen heel wat goed werk leveren, over te hevelen naar het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Men gaf daar allerlei argumenten voor: de eenheid van beleid, samenhang, complementariteit van het beleid en dergelijke meer.
Dat klinkt allemaal heel mooi, maar de realiteit is natuurlijk dat dit opnieuw een stap is naar de afbouw van de Vlaamse, Nederlandstalige aanwezigheid hier in Brussel. Dat wordt dus blijkbaar ook gedragen door andere partijen. Open Vld, Groen en Vooruit gaan mee in dat verhaal. Dat kadert natuurlijk in het verhaal waarin vzw’s die subsidies moeten krijgen van de armlastige Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). De COCOF heeft natuurlijk graag dat de subsidieverlening aan die vzw’s wordt overgenomen door de GGC. In een pennentrek worden de Vlaamse vzw’s afhankelijk van de GGC. Die partijen gaan gewillig mee in wat ik dan de ‘vergewestelijking’ noem, in de verzwakking van de aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, terwijl ons Vlaams regeerakkoord juist zegt dat wij de band tussen Vlaanderen en Brussel moeten versterken. We moeten het fijnmazige netwerk van de Vlaams-Brusselse verenigingen, van die vzw’s, versterken.
Minister, u bent lid van het VGC-College. Wettelijk hebt u het recht om daar aanwezig te zijn. Wat is uw reactie op die demarche, op die pennentrek waarmee dat netwerk wordt verzwakt? Bent u als Vlaams minister betrokken in die besluitvorming?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u, college Vanlouwe, voor de vraag. Voor de duidelijkheid: er is geen overheveling van middelen of bevoegdheden. Wat er is gebeurd, is dat men op VGC-niveau een aantal subsidies stopzet en dat de GGC vervolgens die subsidies zal voortzetten. Ook voor de duidelijkheid: verschillende van die organisaties ontvangen ook vandaag al subsidiëring vanuit de GGC. Het is belangrijk om dat te weten.
Ik ben op zich principieel niet gekant tegen een realiteit waarbij ook andere instanties of entiteiten middelen geven aan Nederlandstalige organisaties die wij vanuit Vlaanderen steunen. Ik kan er eigenlijk alleen maar tevreden over zijn als men dat doet.
Volgens mij zijn er in deze beweging drie belangrijke uitgangspunten.
Ten eerste het behoud van de Nederlandstalige dienstverlening. Daar ben ik het wel met u eens, collega Vanlouwe, dat we daar heel behoedzaam mee moeten omgaan. Ik ben een geboren optimist, maar ik ben wel bezorgd als ik zie wat er hier met deze operatie gebeurt.
‘The proof of the pudding will be in the eating.’ Dus we zullen moeten kijken wat dit in de praktijk betekent. Maar voor mij is het wel essentieel dat als we vanuit Vlaanderen Nederlandstalige vzw’s ondersteunen, dat hun dienstverlening perfect Nederlandstalig kan verlopen. Het feit dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ook bijkomend zal ondersteunen, betekent natuurlijk dat ook het Frans een plaats moet hebben, volgens de GGC dan, in die organisaties. Dus we zullen goed moeten opvolgen wat dat betekent. Maar dat is dus het eerste punt: het behoud van de Nederlandstalige dienstverlening.
Het tweede is het respecteren van eenieders bevoegdheden. Ik heb vandaag die beslissing en de motivering van de GGC niet kunnen lezen, maar we zullen dat natuurlijk goed opvolgen. Voor mij is het belangrijk dat als ik subsidies en erkenning geef, er natuurlijk een correcte toepassing is van een Nederlandstalige werking.
Ten derde is het essentieel dat we sterk blijven inzetten op een Nederlandstalig middenveld. Zo zal ik zeker garanties vragen aan collegelid Smet dat het budget voor jeugdwerkingen niet verminderd wordt door deze operatie. Ik ga daar ook over in overleg met de collegeleden, want daarover is geen voorafgaand contact geweest met mij. Dat was uw tweede vraag.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik vind dat u hier eigenlijk nog behoorlijk licht overheen gaat. Want ik til, net als mijn factie, daar bijzonder zwaar aan. Voor mij gaat het eigenlijk over een soort van ‘vijandige overname’, waarbij dat netwerk, dat inderdaad zeer succesvol is in Brussel, afhankelijk zal worden van de GGC.
Ik weet dat er gezegd wordt dat dat een institutionele discussie is, maar het gaat over iets fundamenteels. Het gaat over het feit of wij als Vlaamse Gemeenschap hier nog iets te zeggen hebben in Brussel. Wij hebben dat uitgewerkt gedurende vele jaren. Uw partij heeft daar ook aan meegewerkt. U hebt gesproken over dat Nederlandstalige middenveld, maar plots zal dat middenveld afhankelijk worden van de GGC.
Ik heb wel gelezen wat er in de VGC-raad gezegd is. Daar zegt mevrouw Van den Brandt doodleuk dat de tweetaligheid in de GGC grondwettelijk verankerd is. Wel, dan zit ze eigenlijk gewoon te liegen, te jokkebrokken zoals een klein kind. Iedereen weet dat de dienstverlening niet in het Nederlands gebeurt. We hebben dat gezien bij de zorginstellingen, de woonzorgcentra. We zien dat in de ziekenhuizen. Er was hier een debat, hoorzittingen met directeurs van ziekenhuizen, die zeggen dat die tweetalige, Nederlandstalige dienstverlening er niet is.
Ik vind het dan ook bijzonder jammer dat u niet naar het College van de GGC gaat. Ik blijf erbij: u had daar uw stempel op kunnen zetten, maar u hebt dat jammer genoeg tot op heden nog steeds niet gedaan.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Vanlouwe, u zult aan mij en aan Groen altijd een partner hebben als het gaat over het feit dat Nederlandstaligen in Brussel Nederlandstalige dienstverlening moeten kunnen krijgen. Daar is soms veel werk aan, daar klaagt u terecht over, en daar moeten we samen aan werken.
Maar het potsierlijke kaakslagflamingantisme dat u hier tentoonspreidt, is werkelijk nergens voor nodig. Het gaat inderdaad over een betere coherentie, minder versnippering in beleid, minder planlast. En of u dat nu wilt of niet, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in Brussel neemt heel wat initiatieven die ook superbelangrijk zijn voor de Nederlandstaligen in Brussel en voor het meertalige netwerk dat Brussel nu eenmaal is.
Dus ik denk dat u in dezen de bal misslaat. Ik vind het zelf een beetje potsierlijk. Ik ben blij dat de minister het goed geduid heeft, maar voor alle duidelijkheid: voor die organisaties, voor hun werking, verandert er niets. Het enige wat verandert, is de rekening van waar zij het geld overgeschreven krijgen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Heel kort: nu zal Brussel, de GGC, eindelijk ook zelf meer investeren in organisaties met een tweetalige werking, met een werking ook in het Nederlands, en nu is het weer niet goed. Want dat is natuurlijk de realiteit: een organisatie zoals D’Broej zal door deze operatie 250.000 euro extra krijgen om een werking te blijven ontwikkelen waar alle Brusselse jongeren welkom zijn, in het Nederlands, maar wel open voor alle jongeren die het Nederlands een warm hart toedragen, omdat zulke organisaties voor ons net een toegangspoort zijn tot het ongelooflijk rijke Nederlandstalige aanbod in Brussel. Dat betekent ook dat de VGC natuurlijk zelf verder blijft investeren in die organisaties, maar vanuit haar eigen prioriteiten, zoals gezegd, voor alle Brusselaars die daar een beroep op willen doen.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega's, dank u wel voor de extra commentaren. Ik herhaal, collega Vanlouwe, dat voor mij die tweetalige dienstverlening, en zeker de Nederlandstalige dienstverlening, waar het gaat over een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde organisatie, essentieel is.
Collega Van den Brandt heeft natuurlijk gelijk dat organisaties die door de GGC worden ondersteund, grondwettelijk tweetalig moeten zijn. Maar we weten in de praktijk dat dat vandaag onvoldoende het geval is en soms zelfs helemaal niet en dat daar dus hard aan moet worden gewerkt. Voor ons, hier, hebben wij natuurlijk sterke garanties waar het gaat over organisaties die nog worden ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap. D’Broej is daar een voorbeeld van. Die hebben wij in het kader van het bovenlokale jeugdwerk recent erkend en er extra middelen aan toegekend. Dat is een sterke garantie omdat wij er dan ook vanuit ons beleid een impact op kunnen hebben. JES is een ander voorbeeld. Dat is een landelijk jeugdwerk, actief in Brussel, Gent en Antwerpen, waar wij degenen zijn die erkennen. Ik ga ervan uit dat zij een Nederlandstalige dienstverlening behouden en zelfs kunnen versterken. Maar ook daar geldt: ‘The proof of the pudding is in the eating.’
Ik heb gezegd dat wat de bevoegdheden betreft, ik dat vandaag niet kan inschatten. U verwijst naar het verslag van de VGC-Raad. Het is natuurlijk de GGC die deze beslissing zal moeten nemen en motiveren. Ik ben erg benieuwd naar de wijze waarop ze dat zullen doen. We zullen er zeker goed op toezien. Het is een belangrijke zaak.
Wat betreft mijn aanwezigheid in het GGC-College, waar ik inderdaad volgens de bijzondere wet als waarnemer aanwezig mag zijn, verwijs ik naar onze eerdere discussies en ook naar de vragen die ik heb gesteld aan de minister-president om het op te nemen met zijn collega minister-president Vervoort. Misschien is dat iets dat u ook met hen kunt opnemen wanneer u daar nog problemen of vragen rond zou hebben.
Tot slot – dat is voor mij essentieel – is het belangrijkste voor mij dat ons Nederlandstalig netwerk hier niet verzwakt maar versterkt uit komt. Ik zal erop toezien, ook in overleg met de collegeleden, dat de middelen die ze vandaag besteden, in het bijzonder voor het jeugdbeleid, er niet op achteruitgaan. Voor mij is dat een essentieel punt, naast de Nederlandstalige dienstverlening die ook gevrijwaard moet worden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u, minister. Ik hoor collega Bex spreken over het argument van het kaakslagflamingantisme. U moet dat maar eens uitleggen aan de patiënten in de vele ziekenhuizen hier in Brussel die onder het GGC-beleid vallen. (Opmerkingen van Stijn Bex)
U moet het maar eens gaan uitleggen aan de Nederlandstalige senioren in de woonzorgcentra hier in Brussel die op geen enkele manier Nederlandstalige hulpverlening krijgen. Telkens wanneer het woord discriminatie valt – en u laat het hier heel veel vallen –, dan hebt u het nooit over de taaldiscriminatie, de tweederangsburgers die de Nederlandstaligen in Brussel zijn en waar uw Groenbeleid en uw Vooruitbeleid mee voor zorgen.
Minister, ik heb er inderdaad al vele keren op aangedrongen. Ik vraag van u dat u naar het GGC-College zou gaan. Ik heb erop gewezen tijdens de coronacrisis. Ik wijs er u nu opnieuw op. U zegt dat de minister-president het moet oplossen. Neen, u hebt het recht om daar aanwezig zijn. Zorg voor verandering. Ga ernaartoe. Houd die negatieve trend met die minder Vlaamse aanwezigheid in Brussel gewoon tegen en zorg ervoor dat de Vlaamse Gemeenschap sterk staat in Brussel. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.