Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Jean-Jacques De Gucht, Manuela Van Werde, Sabine de Bethune, Karim Van Overmeire, Karin Brouwers en Jan Van Esbroeck betreffende de financiering van de archeologische erfgoedzorg.
De bespreking is geopend.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, met het daarnet toegelichte voorstel van decreet houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat het archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem betreft, sturen we het decreet betreffende het onroerend erfgoed bij inzake het archeologisch onderzoek. We hebben getracht op korte termijn enkele gerichte aanpassingen door te voeren. Hiermee zetten we een volgende stap in een noodzakelijk proces dat tot een eenvoudige en correcte regelgeving moet leiden. Het zou trouwens een goede zaak zijn eenzelfde analyse te maken voor elk ontwerp of voorstel van decreet dat we hier maken. Zo zouden we in Vlaanderen een nog betere decreetgeving hebben.
Niet alle knelpunten worden hiermee echter opgelost. Met de aangekondigde evaluatie van het decreet betreffende het onroerend erfgoed in het vooruitzicht lijkt het de N-VA, CD&V en natuurlijk ook mijn eigen partij opportuun en aangewezen reeds voor die evaluatie enkele aandachtspunten te formuleren.
Op vraag van minister-president Bourgeois bereidt het Agentschap Onroerend Erfgoed momenteel de evaluatie van de nieuwe regelgeving inzake het onroerend erfgoed voor. De doelstelling van deze evaluatie van de nieuwe regelgeving is opgenomen in de beleidsnota Onroerend Erfgoed voor de periode 2014-2019.
Ik citeer minister-president Bourgeois: “Al van bij de start monitoren we effecten van de vernieuwde regelgeving op het terrein. Halverwege 2017 laat ik al de eerste resultaten van het Onroerenderfgoeddecreet evalueren.” Dus voor het zomerreces van 2017 zou die evaluatie moeten worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Proactief wensen de meerderheidspartijen met voorliggend voorstel van resolutie straks aandacht te vragen voor de financiering en vooral de betaalbaarheid van ons archeologische traject.
In artikel 10.3.1 van het Onroerenderfgoeddecreet werd bepaald dat de kosten van archeologisch vooronderzoek en de archeologische opgraving gedragen worden door de aanvrager van de vergunning, tenzij iets anders overeengekomen is. Dat houdt verband met het zorgplichtprincipe. Dat principe houdt in dat de eigenaar de plicht heeft om met zorg om te gaan met het archeologische erfgoed dat zich in de ondergrond bevindt. Dat is de vertaling van het principe ‘de veroorzaker betaalt’, dat is opgenomen in het ons reeds vertrouwde Verdrag van Valletta.
De minister-president lichtte al in 2010 toe dat het nooit de bedoeling kan zijn om dat principe zo ver door te trekken dat alle mogelijke erfgoedlasten die op een perceel rusten, gedragen zouden moeten worden door de toevallige eigenaar, of om alle lasten die op een verkaveling zouden rusten, te laten dragen door de betrokken bouwpromotor. Dat er zich waardevolle archeologische resten in de betrokken ondergrond bevinden, kan met andere woorden niet betekenen dat er een onevenredig grote last op de schouders van de betrokkenen wordt gelegd.
Uit de bespreking in verschillende commissievergaderingen van het Vlaams Parlement blijkt dat 90 procent van de archeologienota’s momenteel tussen de 0 en de 5000 euro kost. Daarvan kost 15 tot 20 procent minder dan 1500 euro en 60 procent tussen 1500 en 3000 euro. Het Netwerk van Architecten (NAV) spreekt van gemiddelde meerkosten van 2500 tot 3000 euro voor kleinere projecten, tot 15.000 euro voor grotere projecten. Kortom, het voorbije jaar werd bijna iedere burger geconfronteerd met die onverwachte grote last. Ook de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) wijst in zijn advies van 22 maart 2017 op de hoge kosten voor de opmaak van archeologienota’s, ook voor archeologienota’s die bovendien geen enkele kenniswinst opleveren. Kafka! De SARO vreest dan ook dat, ondanks de invoering van de archeologienota met beperkte samenstelling, de behoefte aan bijsturing blijft bestaan.
Ik ben dan ook tevreden dat mijn collega’s en medeondertekenaars die bezorgdheden alvast niet licht opnamen en ook wensten te werken aan een werkbare en betaalbare archeologische erfgoedzorg. De meerderheidspartijen vragen met dit voorstel van resolutie om straks, in de geest van het regeerakkoord, meer vertrouwen te schenken aan de archeologen, die erkend worden door de overheid. De strenge evaluatie van de archeologienota’s en de code van goede praktijk gaven het voorbije jaar aanleiding tot de opmaak van zeer lijvige archeologienota’s, die in vele gevallen hun doel voorbijschoten. Dat was een van de oorzaken die aan de basis lagen van de lange wachttijden voor de goedkeuring van een archeologienota.
Daarom vragen wij de regering om in het kader van de evaluatie na te gaan of de archeologienota nog moet worden bekrachtigd door het agentschap Onroerend Erfgoed – controle van de controle afschaffen, als het ware. Dat zou in de praktijk voor iedereen op het terrein een nieuwe overwinning betekenen in de strijd tegen Kafka. In dezelfde lijn vragen we aan de Vlaamse Regering op welke manier het erkenningssysteem van archeologen kan worden herbekeken met het oog op een efficiëntere en vooral ook betaalbare procedure.
Vandaag controleren mensen vanuit de overheid erkende archeologen. Die erkende archeologen moeten aan tal van voorwaarden voldoen. Daarvoor valt zeker iets te zeggen, maar kan men het verantwoorden dat de personen die die mensen momenteel op iedere nota strikt controleren, zelf wellicht in vele gevallen niet aan de vereisten voldoen? In alle openheid moet dat dus bij de evaluatie kunnen worden herbekeken.
Wij vragen aan de Vlaamse Regering om te blijven inzetten op een probleemoplossende administratie en ondersteuning van alle actoren daarbij op het terrein. We merken dat het gebrek aan vooroverleg in het archeologietraject vaak tot heel wat ontevredenheid leidt op het terrein. Burgers, architecten, ontwikkelaars en archeologen zitten met tal van vragen en vinden in vele gevallen slechts een antwoord daarop na weigering van de nota. Een probleemoplossende administratie kan daarop proactief ingrijpen.
Alternatieve financieringsmechanismen zijn voorlopig een blijvend zeer van het Onroerenderfgoeddecreet. Na weliswaar een poging ondernomen te hebben, blijft het momenteel wachten op het eerste solidariteitsfonds. Nochtans biedt dat fonds een uitstekende opportuniteit. Ons voorstel is om dat voorstel nieuw leven in te blazen en te vragen aan de Vlaamse Regering of men wenst te werken aan een evenwichtig, werkbaar en gedragen archeologiefonds, waarbij de excessieve kosten voor de initiatiefnemer deels door de overheid worden gedragen.
Een gesolidariseerd systeem kan zekerheid bieden voor de uniforme behandeling en uitvoering van kwalitatief archeologisch of aardkundig onderzoek en zorgt er tegelijk voor dat het onderzoek voor elke initiatiefnemer betaalbaar blijft.
Verdere zaken die we in het voorstel opgenomen hebben, zijn: maatregelen nemen om het volledig archeologisch traject realiseerbaar en betaalbaar te maken en te houden; de bestaande regelgeving en procedures evalueren om de kosten voor het archeologisch vooronderzoek en de opmaak van archeologienota's te beperken; nieuwe technieken voor opsporing en kartering van bodemarchief te ondersteunen; nagaan op welke manier de kaarten van gebieden waarin geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, verrijkt kunnen worden door gegevens over de bodemlagen op te nemen zodat rekening kan worden gehouden met de diepte van de geplande ingrepen in de bodem; erover waken dat opgravingsresultaten in voldoende mate worden omgezet in wetenschappelijke kennis en worden ontsloten.
Ik wens iedereen te bedanken voor de constructieve medewerking om dit tot stand te brengen. Ik hoop dat dit in de evaluatie wordt meegenomen en dat we kunnen evolueren naar een gedragen archeologie die ervoor zorgt dat mensen die investeren niet worden geconfronteerd met torenhoge kosten voor een grond die ze gekocht hebben waarvan ze op voorhand niet wisten of er al dan niet iets onder de grond zat.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Onze fractie sluit zich aan bij de toelichting van collega De Gucht. Wij vinden het ook essentieel dat archeologische erfgoedzorg werkbaar en betaalbaar blijft. Het is natuurlijk logisch dat men bij bouwwerken op de ene plaats wel wordt geconfronteerd met archeologie en op andere plaatsen niet. De kosten hiervoor mogen echter niet onredelijk hoog zijn.
Ik verwijs naar de toelichting van de minister in de bevoegde commissie naar aanleiding van het instemmingsdecreet met het Verdrag van Valletta in 2009. Het verdrag houdt onder andere in dat de veroorzaker moet betalen. De minister meent dat het onredelijk is om dat principe zover door te trekken dat de toevallige eigenaar of de betrokken ontwikkelaar alle mogelijke lasten zou moeten dragen. Dat zou immers betekenen dat er een onevenredig grote last op de schouders van de betrokkenen wordt gelegd.
In artikel 10.3.1 van het Onroerenderfgoeddecreet is bepaald dat de kosten van het archeologisch vooronderzoek en de archeologische opgraving worden gedragen door de aanvrager van de vergunning, tenzij iets anders is overeengekomen. Daarom zijn er in het decreet ook een aantal flankerende maatregelen opgenomen die de impact van de toepassing van het Verdrag van Valletta moeten verlichten: particulieren en kleinschalige ondernemingen kunnen een beroep doen op een premie voor buitensporige opgravingskosten; de mogelijkheid bestaat om een of meer archeologische solidariteitsfondsen op te richten waarbij Vlaanderen ook middelen reserveert.
Toch toont de praktijk aan dat het archeologisch voortraject en de opmaak van archeologienota’s in bepaalde gevallen heel veel geld kost, en dat terwijl de meerwaarde en de kennis wenst eerder minimaal zijn. Ook de SARO verwijst ernaar in zijn advies over de evaluatie van het Onroerenderfgoeddecreet.
Tegelijk met het voorstel van decreet dat net aan bod kwam, vragen wij met dit voorstel van resolutie dan ook aan de regering om alle maatregelen te nemen om het volledige archeologische traject realiseerbaar en betaalbaar te maken en te houden. Ik ga uiteraard niet in op alle elementen van het voorstel – collega De Gucht heeft het al mooi toegelicht –, maar ik wil toch ook aandacht vragen voor de manier waarop met de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt omgegaan. Als we het draagvlak van erfgoed en archeologie in het bijzonder willen vergroten, moeten we het publiek betrekken. Wat heeft de burger eraan als er gigantische sommen geld worden uitgegeven voor archeologisch onderzoek, waarna de vondsten in een depot staan te verstoffen?
Naast kenniswinst over ons verleden, moeten we ervoor zorgen dat de lessen en methodes die aan bod komen in individuele onderzoeken, ook worden gevaloriseerd. Nu is het zo dat er overal in Vlaanderen archeologienota’s worden opgesteld, maar in welke mate worden de kennis en de methodiek gevaloriseerd? Ik stel vast dat er richtlijnen en handboeken bestaan voor de restauratie van muurschilderingen, gipsdecoratie, restauratie van glasramen. Ze gaan nagenoeg allemaal over bouwkundig erfgoed. Het lijkt me dan ook nuttig om, op basis van de kenniswinst uit de archeologienota’s, ook zulke handleidingen te maken voor archeologie. Ik denk dan bijvoorbeeld aan richtlijnen voor archeologie in veen of op ijzerzandsteenruggen. Dat kan het archeologisch vooronderzoek alleen maar ten goede komen en zal dan ook leiden tot een vermindering van de kostprijs.
We kunnen niet alles in één keer verwachten. Ook Rome is niet op één dag gebouwd. Het Onroerenderfgoeddecreet is van 2013.
De nieuwe archeologieregelgeving is nog recenter. Wat is twee jaar op de tijdschaal waarop de archeologie is uitgetekend? Niets eigenlijk. We moeten evenwel waakzaam zijn en waar nodig tijdig bijsturen. Dat willen we in dit voorstel van resolutie aan de Vlaamse Regering voorleggen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collega's, wij zullen het voorstel van resolutie goedkeuren. Toch enkele bedenkingen. Wie graag aan tekstexegese doet, kan dat met deze tekst. Het is een dubbelzinnige tekst, die de doelstelling van de minnaars van de bodemschatten probeert te verenigen met de bestrijders van Kafka. Dat lukt niet altijd erg goed. Er wordt terecht gepleit voor lichte procedures. Straks zullen we er een aantal goedkeuren. Daarnaast is er de zorg voor de bodemschatten. Ik denk dat we op een bepaald punt een botsing tussen beide zullen krijgen.
In het voorstel van resolutie pleiten jullie voor een probleemoplossende administratie, mijnheer De Gucht en mevrouw Van Werde. Dat is goed. Ik wil er toch fijntjes op wijzen dat de administratie de toevloed aan taken en vragen betreffende archeologie niet aankan. De Vlaamse Regering is nu al drie, vier of vijf jaar bezig met koppensnellen: de afbouw van de eigen diensten. Het bemoeilijkt de diensteverlening aan de burger. Een krachtige administratie is nodig om de opdrachtgevers, bouwheren en archeologen te kunnen ondersteunen.
Het doet me genoegen in het voorstel van resolutie een pleidooi voor overheidssubsidies voor archeologie terug te vinden. Mijnheer De Gucht, het is ironisch dat liberalen en de N-VA pleiten voor meer subsidies. De idee van een archeologiefonds wordt al jaren gepromoot door een aantal meerderheidspartijen. Dat voorstel werd altijd bestreden. Ik ben blij dat nu het inzicht groeit dat niet alleen de bouwsector maar ook de Vlaamse overheid wil gaan voor een fonds waar tegenover 1 euro een andere euro in het fonds wordt gestopt om onverwacht grote en dure opgravingen te betalen. Ooit werden mijn amendementen ter zake niet goedgekeurd. Helaas. Maar goed, in West-Vlaanderen, zeggen we dat het verstand niet voor de jaren komt.
Er wordt terecht gepleit voor de erkenning van archeologen. In het voorstel van decreet wordt dat grotendeels geregeld. De van rechtswege erkenning van de archeologen van de intergemeentelijke en gemeentelijke diensten is een goede zaak. Afgezien van deze opmerkingen gaan we dus akkoord met het voorstel.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.