Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
Dames en heren, met toepassing van artikel 50 van het Reglement van het Vlaams Parlement heeft de heer Jo De Ro bij motie van orde het woord gevraagd.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, als parlementslid was ik vanmorgen niet echt tevreden dat, ondanks de verkeersproblemen rond het parlement, alle commissies hebben plaatsgevonden behalve de commissie Radicalisering. Ik zeg dat liever hier om niet het verwijt te krijgen het alleen in een klein groepje aan het begin en aan het snelle einde van de commissievergadering te zeggen. Deze commissie was al een keer uitgesteld door de ziekte van een minister. Er liggen dringende vragen voor en er zijn verschillende parlementsleden die er alles aan gedaan hebben om hier van ver te geraken. Dat die commissievergadering dan niet kan plaatsvinden, vind ik een probleem.
Blijkbaar waren de collega’s in ministeries en parlementen rondom ons goed op de hoogte van de problemen die er konden zijn door het bezoek van een buitenlands staatshoofd. Hebben wij dat bericht niet gekregen? Zijn de ministers en kabinetten daar niet van op de hoogte? In elk geval stel ik vast dat mensen uit alle windstreken, parlementsmedewerkers, parlementsleden, kabinetsleden en mensen van de pers, aanwezig waren maar dat de vergadering nogmaals is uitgesteld. Het gaat hier nochtans over een onderwerp dat moet worden opgevolgd. Een aantal mensen hadden hun vragen al uitgesteld toen de vorige keer iemand ziek was. Iedereen, meerderheid en oppositie, had daar toen alle begrip voor. Wanneer echter de commissie Brussel en andere commissies wel kunnen starten, dan vind ik het bizar dat de dringende commissie Radicalisering dat niet kon doen.
Ik wilde dat hier, namens mijn fractie, even kwijt aan het begin van de vergadering. Zo niet, krijg ik het verwijt enkel stoer te doen tegen de journalisten of in de commissie.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de heer De Ro. Het lijkt alsof deze Vlaamse Regering, of toch een van haar minister, de sense of urgency niet doorheeft. Als alle commissies kunnen starten, dan kan de commissie Radicalisering dat in mijn ogen ook doen. We zijn de vorige keer heel mild geweest toen er door ziekte een minister afwezig was. Men had vanmorgen kunnen starten met de minister die onderweg was: minister Crevits had laten weten dat ze zelfs te voet vanuit haar kabinet naar het parlement wilde komen. Ik veronderstel dat ook minister Vandeurzen zijn agenda had vrijgemaakt. Nu heeft minister Homans een hele commissie laten wachten terwijl iedereen in de andere commissies aanwezig was. Ik vind dat echt onbetamelijk. Nu is er noodoplossing en wordt er straks een commissievergadering georganiseerd waar maar één minister aanwezig zal zijn, terwijl dat er vanmorgen meer hadden kunnen zijn. Ik vind dan ook dat het parlement niet met zich moet laten sollen en dat de minister haar agenda moet organiseren, ook in onvoorziene omstandigheden. Ik heb vanochtend mensen uit een dienstwagen zien stappen om de laatste kilometers te voet af te leggen. Ook dat kan dus. Ikzelf was hier snel met mijn fiets, het kan dus een optie zijn dat de minister een snelle elektrische fiets op haar kabinet zet om hier op tijd te geraken.
Deradicalisering is iets dat ons allemaal aanbelangt en ik vind het onbegrijpelijk dat een parlement en de commissievoorzitter zich neerleggen bij de uitleg dat de minister er niet geraakt.
Dat debat moet eigenlijk worden gevoerd in de commissie zelf.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik ben het absoluut eens met u en ik vind het verschrikkelijk flauw, kinderachtig en belachelijk dat die opmerking hier wordt gemaakt. (Opmerkingen Jo De Ro.)
Mijnheer De Ro, ik stel voor dat u nu luistert, men heeft ook naar u geluisterd. We luisteren eerst naar de heer Diependaele en dan vecht u het straks maar uit in uw eigen commissie.
Mijnheer De Ro, er was afgesproken dat we om 13.45 uur zouden samenzitten om na te gaan wanneer we de commissie konden laten plaatsvinden. Net als voor u, mijnheer Rzoska, is dat ook voor ons een ontzettend belangrijk thema, waar we de nodige aandacht aan willen besteden. Wat mij persoonlijk betreft, had die eerste vergadering trouwens kunnen doorgaan en hadden wij een tweede vergadering kunnen organiseren met de minister die toen door ziekte afwezig was. Dat was voor mij geen enkel probleem.
Ik wil er wel zeer duidelijk op wijzen dat het niet enkel wegens verkeersproblemen was. Er is daar ook een Belgabericht over verschenen. Er deden blijkbaar – toegegeven: foutieve – geruchten de ronde op basis waarvan de commissievergadering uiteindelijk is uitgesteld.
Ik vind het jammer. Het is duidelijk dat men, net op dit thema, pure flauwe politieke spelletjes wil spelen, en dan nog over zoiets belachelijks als de organisatie van een commissie. Alstublieft zeg. (Rumoer)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, het is hier aan het uitgroeien tot een vorm van slapstick, waarvoor ik eerlijk gezegd alleen maar plaatsvervangende schaamte begin te voelen. Ik vind het onbegrijpelijk met welke uitleg die commissievergadering opnieuw is uitgesteld. Ik ben tussen tien en kwart over tien, op het moment dat er hier een blokkade zou zijn geweest die nog uren zou worden aangehouden wegens een bomalarm, rustig van het Centraal Station naar hier gewandeld. Niemand heeft mij gezegd dat ik niet door mocht, of dat ik een identiteitskaart of een pasje van het Vlaams Parlement nodig had. Ik ben hier zoals elke dag van de week naartoe gekomen. Verkeersdrukte is er elke dag van de week in Brussel tijdens het spitsuur. Ik begrijp het eerlijk gezegd niet.
Ik ben wel blij de dat de commissievergadering deze namiddag na de plenaire vergadering nog kan plaatsvinden, al is het dan helaas met maar één minister. Maar op deze manier, beste vrienden en collega’s, maken wij ons als Vlaams Parlement belachelijk. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik ga hier geen inhoudelijk debat aan. Sorry, dat regelt u in de commissie. Het enige wat ik aan de heer De Ro kan meedelen, is dat wij geen enkele melding gehad hebben dat welke manifestatie dan ook hier zou plaatsvinden. Ik ben zelf ook uit de auto gesprongen en heb bijna een politieagent omvergelopen. Er is bij mij geen enkele melding binnengekomen, noch bij het hoofd van de militaire politie, dat er een bomalarm of wat dan ook was, want dan had ik dat als voorzitter van dit parlement uiteraard geweten.
Dit debat voert u straks in de commissie. Daar moet u dat maar verder uitdiscussiëren. Ik bemoei mij niet met de regeling der werkzaamheden van een commissie. Als een voorzitter zich daarmee moet gaan bemoeien... (Opmerkingen van Nadia Sminate)
U mag altijd het woord vragen bij motie van orde, mevrouw Sminate. Houd het alstublieft kort. We gaan hier geen eindeloos debat beginnen. Daar heb ik geen zin in.
Ik heb als voorzitter toch ten minste recht op wederwoord.
Om 10 uur waren er exact vier van de vijftien collega’s aanwezig. Maar dat was duidelijk niet de hoofdreden waarom ik de commissievergadering heb afgelast. Ik heb zowel met de lokale politie van Brussel als met de militaire politie contact gehad. Zij hebben mij allebei bevestigd dat er gevaar was op explosieven aan het parlement. Dat was de reden – naast die vier op vijftien – waarom ik de commissievergadering heb afgelast. (Opmerkingen)
Blijkbaar, mijnheer Rzoska, hebt u weinig contact met uw collega Meuleman, want ik heb net nog met haar vergaderd, net zoals met de collega’s die in die commissie zetelen. Wij hebben afgesproken dat wij onmiddellijk na deze plenaire vergadering de commissievergadering laten plaatsvinden, in een veilige omstandigheid.
Het incident is gesloten.