Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de inzet van justitieassistenten in het kader van radicalisering
Actuele vraag over de opvolging van Syriëgangers door de justitiehuizen
Verslag
Minister Vandeurzen is verontschuldigd omdat hij in het buitenland verblijft.
Het antwoord wordt gegeven door minister Crevits.
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, minister, 118 tikkende tijdbommen, 118 Syriëstrijders zijn intussen teruggekeerd en verblijven in ons land. Dat zijn de cijfers die federaal minister Geens op een parlementaire vraag heeft geantwoord. Men zou dus mogen verwachten dat deze Syriëstrijders, deze jihadi’s, op een goede manier worden geregistreerd en opgevolgd als ze hier terug zijn. Het is dan ook hallucinant dat minister Vandeurzen deze week tekst en uitleg gaf over deze registratie en opvolging en waaruit blijkt dat er gedurende twee jaar geen werk is gemaakt van een systematische registratie en opvolging, met uitzondering van een viertal dossiers in Antwerpen. Dit roept de nodige vragen op, niet enkel bij de parlementsleden maar bij heel wat mensen. De bevolking mag nu wel eens een duidelijke uitleg krijgen waarom dit zo is gelopen. Minister, wat kondigt u aan als nieuwe maatregelen?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat specifiek over die terroristen die al een crimineel verleden hebben omdat net zij onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse justitiehuizen. Die zijn verantwoordelijk voor de opvolging van die groep, van diegenen die al in contact zijn geweest met justitie. Ze moeten daarbij samenwerken met de politie die het onderzoek doet op het terrein. Op basis daarvan geven de justitieassistenten van de justitiehuizen advies. Het is het parket dat uiteindelijk initiatief neemt. De uiteindelijke beslissing ligt bij de strafuitvoeringsrechtbanken die daarover in alle onafhankelijkheid oordelen.
Mijn bekommernis is dat de opvolging van die mensen zo nauwgezet en strikt mogelijk kan worden waargemaakt, niet alleen voor de Syriëstrijders maar voor alle criminelen die mogelijk zullen radicaliseren of betrokken zijn in terrorisme. Na 22 maart hebben we vastgesteld dat we als overheid meer moeten doen dan wat we in het verleden deden.
Minister, er is een begrotingscontrole geweest na 22 maart. Wat zal de regering meer doen? Waar zullen de middelen worden ingezet?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik heb aan minister Vandeurzen een schriftelijke vraag gesteld over de opvolging van voormalige Syriëgangers door de justitiehuizen. Het antwoord luidde onder andere: “Uit een navraag bij de verschillende Vlaamse justitiehuizen blijkt dat er de afgelopen twee jaar bijna geen voormalige Syriëgangers werden begeleid door de Vlaamse justitiehuizen. Enkel in Antwerpen was er sprake van begeleiding van voormalige Syriëgangers. Het gaat over vier dossiers vrijheid onder voorwaarden in het kader van de voorlopige hechtenis en één probatiedossier.” Dat zijn niet mijn woorden, maar die van minister Vandeurzen.
Het is hallucinant dat zo weinig Syriëgangers systematisch worden geregistreerd en opgevolgd. Het is hallucinant, omdat we in een plenaire vergadering van januari, na de aanslagen in Parijs, dat probleem al hebben aangekaart. We hebben toen al gezegd dat er een probleem is met de opvolging door de justitiehuizen en dat er geen aanbod is van deradicaliseringsprogramma’s voor die groep. Daarom vroegen we om dat aandachtspunt uitdrukkelijk op te nemen in een actieplan. Dat staat in een kamerbreed goedgekeurde resolutie. Daarin wordt aan de Vlaamse Regering gevraagd om werk te maken van geïndividualiseerde radicaliseringsprogramma’s die kunnen worden opgelegd aan ex-Syriëgangers die door de justitiehuizen worden gevolgd.
Op het terrein groeit de ongerustheid. Terecht, want veel van de aanslagplegers hebben een gerechtelijk verleden. Het is hallucinant dat dit punt in de resolutie nog niet is uitgevoerd. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag: hoe komt het dat men nog steeds geen werk heeft gemaakt van de uitvoering van de resolutie waarin met aandrang wordt gevraagd om werk te maken van een deradicaliseringsprogramma voor teruggekeerde Syriëgangers?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik dank u voor de vragen. Ik wil even teruggrijpen naar een resolutie van het Vlaams Parlement waarin wordt benadrukt dat voor “de helpers en ronselaars” van teruggekeerde Syriëgangers “die strafbare feiten plegen de strafrechtelijke aanpak de enig aanvaardbare aanpak is.” Zij moeten vervolgd worden en de opvolging, in eerste instantie met het oog op de veiligheid, moet worden verzekerd. Die opvolging van die zogenaamde foreign terrorist fighters, waaronder teruggekeerde Syriëstrijders, gebeurt door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) en de Veiligheid van de Staat. De registratie- en informatie-uitwisseling van de gerechtelijke en bestuurlijke maatregelen wordt geregeld in een omzendbrief van de bevoegde federale minister van 21 augustus 2015.
De justitiehuizen hebben een taak, maar ze krijgen die taak op het vlak van de opvolging en begeleiding van die foreign terrorist fighters slechts als ze daartoe een mandaat krijgen van de rechtbank of van een rechter. Ze nemen die mandaten zeer zorgvuldig op, maar vooraleer ze dat kunnen, moeten ze daartoe de opdracht krijgen. En ik denk dat dit volledig overeenstemt met wat in de resolutie van het Vlaams Parlement staat.
Wat de registratie betreft, zijn we sinds 1 januari 2015 bevoegd voor de justitiehuizen. Dat is dus nog geen twee jaar, mevrouw Kherbache. Het registratiesysteem van de justitiehuizen draagt de welluidende naam SIPAR. Op dit ogenblik worden er technische aanpassingen doorgevoerd om ervoor te zorgen dat terroristische misdaden als een aparte categorie worden genoteerd. Men zegt me dat dit uiterlijk eind deze maand, begin volgende maand in orde zal zijn.
Mijnheer Van Rompuy, de referentiejustitieassistenten van de justitiehuizen zijn aangeduid zoals in het actieplan is bepaald. Ze hebben allemaal een opleiding gevolgd over het herkennen van signalen van radicalisering en de aanpak ervan. Ze zijn ook de aanspreekpunten voor de collega’s. In het kader van de begrotingsbesprekingen heeft minister Vandeurzen een mandaat gekregen om veertig personeelsleden extra aan te werven voor de versterking van de justitiehuizen, en dus ook voor de opdrachten die ze hebben inzake radicalisering.
De opmerkingen dat de justitiehuizen de hun opgelegde opdrachten niet zouden uitvoeren, heeft bij minister Vandeurzen wrevel gewekt. Hij zegt dat dit niet correct is, en onrecht doet aan de grote inzet van de mensen van de justitiehuizen.
Natuurlijk moet je de regels volgen die er zijn. Ze krijgen de opdrachten binnen een mandaat dat hun wordt gegeven door een rechtbank of een rechter.
Minister, dank u. Ik begrijp natuurlijk dat een antwoord geven in de plaats van een bevoegde minister niet altijd eenvoudig is. Maar ik wil toch repliceren.
U bent uw antwoord begonnen met te zeggen dat alles valt of staat met een vervolgingsbeleid. Ik geef toe dat dat een federale bevoegdheid is, maar ik heb er weinig vertrouwen in. Wat men eigenlijk doet, is de verantwoordelijkheid afschuiven naar Vlaanderen. Minister Geens zegt dat we de teruggekeerde Syriëstrijders een deradicaliseringsprogramma zullen laten volgen, en als het wat meezit, geven we hun een enkelband. Daarmee is voor hem de kous af. Maar wij zitten in Vlaanderen met de justitiehuizen wel met het probleem van de registratie en opvolging.
Er schort wel degelijk iets aan het registratiesysteem zelf. Daar begint alles mee. Als minister Vandeurzen nu zegt dat binnen de registratie niet eens de mogelijkheid bestaat om iemand als terreurverdachte te catalogeren, dan schort er iets. Als men nu nog moet beginnen met het registratiesysteem te wijzigen, terwijl het systeem al vanaf 1 januari 2015 in gang is, dan vind ik dat men rijkelijk te laat komt. Als minister Vandeurzen deze negatieve commentaren niet begrijpt, dan stel ik mij vragen bij zijn eigen systeem, dat hij niet adequaat opvolgt.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ten eerste is het belangrijk om van de minister te horen dat die Syriëstrijders en terroristen die opgevolgd worden door de justitiehuizen wel degelijk nauwgezet worden opgevolgd.
Ten tweede stel ik vast dat een aanbeveling van de commissie Radicalisering wordt uitgevoerd. De referentieassistenten zijn er. Ze zijn opgeleid. Ze doen aan detectie en ze doen aan opvolging.
Ten derde zijn er veertig extra justitieassistenten. Ik roep de regering op dat we hen specifiek zouden inzetten voor de opvolging van deradicalisering en de strijd tegen terreur. Minister Geens heeft daarenboven dit weekend nog twee afdelingen geopend in de gevangenis waar men meer zal inzetten op deradicalisering. Wij hebben daar ook een taak in. Dat is een belangrijk aspect. Daarenboven heeft hij gezegd dat diegenen die door de strafuitvoeringsrechtbank in voorlopige vrijheid zouden worden gesteld, door een onafhankelijke beslissing van de rechter, verplicht een enkelband zullen moeten dragen en een deradicaliseringsprogramma zullen moeten volgen. Ook daarvoor zullen we die extra veertig mensen nodig hebben.
Tot slot: als we het willen hebben over de opvolging van alle Syriëstrijders, roep ik mijn collega’s van de commissie Radicalisering om daarover zo snel mogelijk samen te komen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord;
Ik zou willen dat men die resolutie waarover iedereen het eens is en die actiepunten snel uitvoert. Minister, u hebt er één aspect van de toelichting uit geciteerd. Mijn vraag ging over de actiepunten 18 en 19 van die resolutie. Die hebben betrekking op de justitiehuizen en op het aanbod van een deradicaliseringsprogramma, op deradicaliseringstrajecten voor die Syriëgangers. Dat is daarin heel uitdrukkelijk opgenomen, en dat is niet uitgevoerd.
Het klopt natuurlijk dat de justitiehuizen maar kunnen uitvoeren wat rechters beslissen. Minister, het grote probleem is dat er geen aanbod is van individuele deradicaliseringsprogramma’s. Dat hebben we vorig jaar al gezegd. De rechters hebben dat ook al gezegd. Zij zeggen dat ze die deradicaliseringsprogramma’s in de voorwaarden die zij opleggen niet kunnen opleggen, want Vlaanderen heeft ze niet. Als ze dan een voorwaarde van begeleiding opleggen aan de Syriëgangers, moeten de justitieassistenten zich behelpen. Minister, dat is bric-à-bracbeleid. Net daarom heb ik zo de nadruk gelegd op het belang van de deradicaliseringsprogramma’s.
Ik heb gehoord dat sommigen beweren dat men daar niet voor bevoegd is. Zelfs de minister-president durft dat te beweren. Wij hebben de volheid van bevoegdheid. Wij hebben de cruciale bevoegdheid om die programma’s te ontwikkelen. Goede programma’s zorgen ervoor dat we die Syriëgangers goed kunnen begeleiden en opvolgen en de risico’s op die manier kunnen beperken.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik wil uw straffe woorden ten opzichte van de Syriëstrijders en terugkeerders graag onderschrijven. U hebt dan ook geciteerd uit mijn woorden die in die resolutie waren opgenomen, maar dit terzijde.
Ik vind het goed dat de referentiejustitieassistenten een opleiding hebben gekregen rond het thema radicalisering. Wij hadden dat ook zo gevraagd aan de regering. Het klopt inderdaad dat een degelijke registratie nodig is. Het klopt dat er daar nog wat aan schort.
Wat voor mij minstens even belangrijk is, is wat er gebeurt met de Syriëstrijders of de terugkeerders die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Zij moeten worden begeleid door integrale jeugdzorg. Situeren de problemen zich ook daar?
De heer Somers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We hebben in dit parlement inderdaad over de partijgrenzen van meerderheid en oppositie heen goed samengewerkt aan een resolutie. We hebben geprobeerd dat te doen in een constructieve en serene sfeer. Ik hoop dat we, nu we wat meer onder druk staan door de afschuwelijke gebeurtenissen van de voorbije weken, ons niet laten meeslepen in allerlei retorische beschouwingen, maar proberen ons te concentreren op de kern van de zaak. De kern van de zaak is hier dat er wel degelijk invulling is gegeven aan een aantal belangrijke aanbevelingen van onze commissie en het parlement: er zijn referentiejustitieassistenten, er komen veertig extra justitieassistenten. Ik volg de mening van de collega dat die in hoofdzaak zouden moeten worden ingezet op het bestrijden of begeleiden van de teruggekeerde Syriëgangers.
Ten slotte verwijst mevrouw Sminate terecht naar de database van de teruggekeerde Syriëgangers. In de paasvakantie heeft het federaal parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die daarvoor verantwoordelijk is, een wetsontwerp goedgekeurd om dat beter te organiseren en te reguleren.
Mijn conclusie is dat er wel degelijk stappen vooruit zijn gezet. We moeten goed opletten wat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van Vlaanderen en die van de federale overheid zijn. Er is inderdaad nog werk aan de winkel, maar het is niet zo dat minister Vandeurzen heeft stilgezeten. Wel integendeel, hij heeft een aantal belangrijke stappen in de goede richting gezet.
Collega’s, ik wil een aantal aanvullingen doen.
Ten eerste, ik heb u gezegd dat de registratie in de databank eind deze, begin volgende maand automatisch zal gebeuren. Maar dat betekent niet, collega’s, dat er nu geen opvolging en registratie is, alleen gebeurt de registratie nu manueel. Als er een opdracht komt, worden ze wel degelijk in de databank gezet. Het is dus niet zo dat ze niet worden geregistreerd, maar het kan niet automatisch. Op die manier is dit misverstand hopelijk uit de weg geruimd. Het moet automatisch in het systeem komen.
Ten tweede verschil ik van mening met sommigen. Er bestaat niet zoiets als één uniforme eenheidsworst om deradicaliseringsprogramma’s te maken. Dat kan niet. De referentiejustitieassistenten hebben allemaal een opleiding genoten. Zij zijn getraind in het herkennen van signalen. Er moet natuurlijk worden gewerkt binnen de opdracht die zij krijgen.
Ten derde mogen we niet in de val trappen om te denken dat er geen overleg is tussen de Vlaamse collega en de federaal bevoegde collega Geens. Zij spreken met elkaar. Er is uniformiteit in aanpak. Het is noodzakelijk dat je dat doet in zulke dossiers. Wij moeten inderdaad instaan voor de opvolging, maar dat neemt niet weg dat alles moet gebeuren binnen datgene wat jullie hebben gevraagd in het Vlaams Parlement, namelijk ervoor te zorgen dat ze worden veroordeeld en dat alles gebeurt binnen de bestaande contouren. Maar eenheidsworst voor iedereen is niet mogelijk. Het is altijd een aanpak op maat. We moeten vertrouwen hebben. Het moet gebeuren binnen de contouren van de programma’s die worden uitgewerkt. De justitieassistenten moeten hun expertise voluit kunnen inzetten.
Als er een ding duidelijk is, is het dat we sinds de aanslagen in Parijs en Brussel in staat van oorlog zijn met één bepaalde religie, dat de link met ex-Syriëstrijders niet ver te zoeken is en dat het nu niet de tijd is om nogmaals halfzachte maatregelen als deradicaliseringsprogramma’s en enkelbanden te nemen. We moeten nu eindelijk met harde hand de strijd aangaan met terreur. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister, ik zou graag zien dat de veertig extra justitieassistenten worden ingezet voor de strijd tegen terreur. We moeten het net rond de netwerken zo goed mogelijk sluiten. De aanslagen werden op 22 maart gepleegd, het is nu 13 april. In het parlement hebben we een speciale commissie radicalisering. Die moet nu zo snel mogelijk samenkomen.
Minister, wat vorig jaar met aandrang is gevraagd, namelijk dat er dringend werk moet worden gemaakt van deradicaliseringsprogramma’s, is niet uitgevoerd. Dat is zeer verontrustend.
Daarom heb ik nog een boodschap. Terreurbestrijding verdraagt geen we-zijn-ermee-bezigmentaliteit, verdraagt absoluut geen bric-à-bracbeleid, en zeker geen improvisatie. De mensen zijn ongerust. De regering moet de engagementen die ze is aangegaan, uitvoeren en dit au sérieux nemen, want dit is hallucinant. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.