Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het recordaantal structurele files, in het bijzonder op de Brusselse ring
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, treurnis alom. Ongeveer alle twee maanden krijgen we varianten op filebarometers. Daaruit blijkt dat we als het ware mogen spreken over een verkeerswinter, waarbij ochtendfiles overlopen in avondfiles, en zelfs plaatsen waar vroeger helemaal geen files waren, zoals in de provincie Limburg, thans ook kampen met structurele files.
Er zijn geen toveroplossingen. Zo dadelijk zal ik nog even stilstaan bij flankerende maatregelen met betrekking tot collectief vervoer. De essentie is alleszins dat veel te weinig wegencapaciteit bestaat.
Onze wegen zijn gedimensioneerd volgens de behoeften uit de jaren 1960/1970. Inmiddels rijden er drie keer meer voertuigen op diezelfde wegen. Bovendien heeft Vlaanderen een roeping gekregen als logistieke regio, zelfs op de schaal van Europa.
Ik ben dan ook van oordeel dat u een ‘plan de guerre’ nodig hebt, een plan van aanpak. Mensen verwachten dat ook infrastructureel bakens worden verzet en dat de capaciteit van de wegen vergroot. Hierover kreeg ik graag enige verduidelijking.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, we hebben voelen aankomen in 2015 dat de warmterecords zouden worden verbroken. Dat dit ook gold voor de filerecords voelden wij in onze regio ook heel sterk aan.
30 procent van de structurele files situeren zich rond de Brusselse ring. Ik zou het advies kunnen geven dat dokters meedelen aan patiënten met rugproblemen: u zult ermee moeten leren leven. Dit wordt voor onze regio echter stilaan onmogelijk.
Vandaar onze vraag, onder meer vanuit het Toekomstforum Halle-Vilvoorde en meerdere gemeenten van Halle-Vilvoorde, die eerder een noodkreet is. Kunnen we niet prioritair maatregelen nemen om de structurele files in het hart van Vlaanderen te verbeteren en zijn er geen methodes om daar te prioriteren? Kunnen we op korte termijn aan bepaalde maatregelen geen absolute prioriteit geven om de beweeglijkheid te vergroten?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn talenten zijn beperkt, ook op het vlak van toverkunst, maar als er al een tovermiddel bestaat, dan zijn het investeringen. Daar maakt de regering maximaal werk van, ondanks of eerder dankzij de besparingen.
We investeren in een mix van maatregelen en van vervoersmodi: de weg, de fiets, het openbaar vervoer en, wat voor het vrachtvervoer van belang is, de waterweg.
Ten eerste, de weginfrastructuur. Dit jaar stijgen de kredieten. Tegen 2017 zullen de middelen hiervoor toenemen met een derde, zijnde 30 procent. Uiteraard zullen we keuzen moeten maken. Als men vaststelt dat 50 procent van de filevorming zich concentreert op de ring rond Antwerpen en deze rond Brussel, dan is het logisch dat die voorrang krijgen, maar ook in de A8 en de A12 zullen we in deze regeerperiode investeringen doen.
Dan wijs ik op de fietsinfrastructuur. In Diegem bijvoorbeeld zijn we over de E40 een fietsbrug aan het bouwen in het kader van het plan voor 80 fietsostrades. Dankzij de elektrische fiets wordt dat steeds meer een volwaardig alternatief voor de wagen in het woon-werkverkeer.
Dan wijs ik op het openbaar vervoer. Ook de investeringsmiddelen van De Lijn nemen toe – niettegenstaande de kommer-en-kweldiscussies die we hier hebben gehoord – dankzij de verhoging van de kostendekkingsgraad, de tariefhervorming en de efficiëntieoefening.
Tot slot wijs ik op de waterwegen. Ook daar nemen de investeringsmiddelen toe. U spreekt over een ‘plan de guerre’. Wel, we hebben geen oorlogsplan maar een investeringsplan. Ondanks de besparingen maakt deze regering meer dan ooit werk van investeringen. (Applaus bij de N-VA)
Het zal inderdaad van een mix moeten komen. Wat betreft het collectief vervoer en de bussen is er het vraaggestuurde. 53 procent van de verplaatsingen beslaat minder dan 5 kilometer en kan perfect met de fiets of te voet.
Ik las zelfs in heel verstandige kranten dat het goederenvervoer over het spoor moet worden aangemoedigd. Op het grondgebied van mijn eigen gemeente Lanaken is er een overslagstation. Ik heb geleerd dat om dat te rentabiliseren er ritten met goederen nodig zijn van 1100 kilometer. Dat heeft te maken met de lage brandstofprijzen. Daarvoor was er ook al minstens 950 kilometer nodig om het spoorverkeer van goederen te rentabiliseren.
Minister, er zijn niet alleen investeringen nodig in het hart van land, niet alleen in Brussel en Antwerpen, maar ook bijvoorbeeld in de snelweg E314 van Leuven tot in Limburg. Een stuk van die snelweg wordt gebruikt om lokaal verkeer te kanaliseren. We blijven toch altijd ergens het land van het surrealisme. Ook daar moet er in een derde rijstrook worden voorzien om een aantal structurele files weg te werken. Het moet ruimer zijn dan enkel Brussel en Antwerpen.
Mag ik nog een hoopvolle en concrete vraag stellen over het investeringsplan voor de Brusselse ring? Die kan natuurlijk in twee worden geknipt, zoals de treinen, maar dat wordt wat moeilijk. Hoever staat het voorontwerp? Hebt u al een datum waarop u de plannen zult tentoonspreiden? Er is ook de MER-procedure die gepland was voor 2015 maar nu opschuift naar 2016. Hoe staat het met de ‘memory of understanding’ met Brussel? Hoever ‘understanden’ we elkaar?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u niet ingaat op de nogal eenzijdige suggestie van de heer Keulen om het fileprobleem aan te pakken met alleen maar investeringen in meer beton. Mijnheer Keulen, dat is precies wat er de afgelopen decennia is gebeurd. Een ijzeren wet stelt dat meer beton en meer capaciteit binnen de kortste keren weer opgevuld geraken met meer en langere files met als gevolg meer uitstoot, meer economische en milieuschade.
U hebt gesproken over investeringen in alternatieven zoals de binnenvaart en het openbaar vervoer. We horen u dat graag zeggen. Daarom doet mijn fractie nogmaals de oproep om de extra middelen die deze regering zal ontvangen uit de kilometerheffing voor vrachtwagens, niet alleen af te leiden naar de algemenemiddelenpot of alleen te investeren in beton maar ze aan te wenden voor bijkomende investeringen in openbaar vervoer, binnenvaart, fietspaden enzovoort. Dat is niet wat deze regering momenteel van plan is.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik sluit mij ten dele aan bij de heer Vandenbroucke. Ik ben blij dat u een hele mix naar boven haalt, want het is met een mix dat we het zullen moeten oplossen. Maar ik wil toch nog eens benadrukken dat we op een gegeven moment toch de politieke beslissing zullen moeten nemen om tot een slimme kilometerheffing te komen. U komt daar voortdurend op terug en u vindt daarbij in dit parlement heel wat bondgenoten. Ik vind het oké dat we nu een proefproject doen. Maar u zegt dat het de volgende regeringen zullen zijn die dat zullen realiseren. Dan wordt er nogal eens verwezen naar het feit dat Franstalig België niet wil meedoen en dat we het alleen niet kunnen.
Minister, u zult toch oog hebben voor de economische en ecologische kost van die dagelijkse files, die alleen maar toenemen? Het gaat om gigantisch veel geld. Denkt u op een gegeven moment niet dat u met deze Vlaamse Regering zou moeten vooruitlopen, wat u toch op een aantal andere terreinen probeert, en dat u zult moeten overwegen om, als dat project positief verloopt, die stap vooruit te zetten en met Vlaanderen het voortouw te nemen om tot een slimme kilometerheffing te komen?
Mijnheer Vandenbroucke, wat de kilometerheffing betreft, denk ik dat een stijging met één derde van het investeringsbudget voor weginfrastructuur historisch te noemen is. Dat is een immense stap vooruit. We hebben die stap kunnen zetten dankzij de politieke moed die we aan de dag hebben gelegd met betrekking tot de invoering – niet makkelijk! – van een kilometerheffing voor vrachtwagens. Inzake de kilometerheffing voor personenwagens denk ik dat deze maand nog de studie die moet leiden tot een gedragen visie op de kilometerheffing voor personenwagens in aanbesteding zal zijn. Ik hoop dat die studie dan, als we de reguliere termijnen respecteren, in het voorjaar, ongeveer maart of april, kan starten. Op dat vlak kunnen we vooruitgaan.
Mijnheer Keulen, we verliezen uiteraard de andere gewestwegen niet uit het oog. Maar als je vaststelt dat 50 procent van het fileprobleem zich situeert op de ring rond Antwerpen en op de ring rond Brussel, lijkt het mij evident dat de conclusie alleen maar kan zijn dat we daar prioritair in moeten investeren.
Mijnheer Doomst, in het voorontwerp voor de ring maken we in het noordelijke deel, van de aansluiting op de E40 in Groot-Bijgaarden tot de aansluiting met de E40 richting Leuven aan de andere kant, werk van een scheiding tussen het doorgaande en het lokale verkeer. Het grootste probleem van de ring is niet de capaciteit maar vooral het grote aantal incidenten en accidenten: duizend per jaar. Die worden veroorzaakt door het grote aantal weefbewegingen bij de talrijke op- en afritten. Daardoor komen wagens en vrachtwagens letterlijk en figuurlijk met elkaar in contact. Ik verwacht alleszins de volgende maanden het voorontwerp en vervolgens de procedures die eruit zullen voortvloeien, zoals de MER, waarnaar u verwijst. Ik denk dat het volgende maand zal zijn, maar dat zeg ik nu even van buiten. Het gaat alleszins vooruit. Dat voorontwerp zal nog dit voorjaar het licht zien en publiek worden voorgesteld.
Er is ten slotte de ‘memorandum of understanding’ met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Wij hebben onze opmerkingen geformuleerd ten aanzien van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er is vlak voor het kerstreces nog een overleg geweest. Wij verwachten een antwoord van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We hopen dat dra te kunnen finaliseren.
Voorzitter, collega’s, en vooral mijnheer Vandenbroucke en mijnheer Rzoska, ik heb gezegd dat het een mix is van zowel vraaggestuurd collectief vervoer als van verplaatsingen die per fiets en te voet kunnen. Maar wat we de laatste dertig jaar niet hebben gedaan, is investeren in extra wegcapaciteit. Voorzitter, daar is mijn devies aan u en zeker aan de minister bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken om te volgen wat de sterke democratieën in Noord-West-Europa hebben gedaan. Die hebben geïnvesteerd in performant, klantgericht collectief vervoer, maar ook in extra wegcapaciteit. Nederland kan in dezen wel ons gidsland zijn.
Minister, bedankt voor de zeer concrete antwoorden. We hopen dat we er echt in zullen kunnen vooruitgaan. Ik denk dat het de bedoeling moet zijn om heel concrete stappen vooruit te zetten. Het is ook vooral een les voor dit Vlaams Parlement: we rijden niet alleen vast in de files, maar ook in de procedures. Dit lijkt mij absoluut een aandachtspunt te zijn waar we ook tijdens deze legislatuur aan willen werken. Wij vragen vanuit Halle-Vilvoorde geen intendant maar een ‘implementendant’ die er echt werk van maakt en die de zaken echt op het terrein, liefst de volgende jaren, stappen vooruit doet zetten. (Applaus bij CD&V)
De actuele vragen zijn afgehandeld.