Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 27/02/2007
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over lichtvervuiling langs autosnelwegen
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega's, volgende zaterdag is het opnieuw de 'Nacht van de Duisternis'. Het is het moment om nog eens stil te staan bij de overvloed aan lichtvervuiling die we in Vlaanderen veroorzaken door het overbelichten van onze wegen, monumenten, winkeletalages en noem maar op. De Vlaamse overheid kan natuurlijk zelf iets doen door de verlichting van onze autosnelwegen aan te pakken. Als we Vlaanderen vanuit de ruimte bekijken, dan blijkt de regio één grote lichtvlek op de Europese nachtkaart te zijn. De autostrades op die lichtvlek zijn zeer mooi herkenbaar.
De openbare verlichting van Vlaamse autosnelwegen en van de op- en afritten verbruikt jaarlijks 40 miljoen kilowattuur, de verlichting van de gewestwegen vraagt 50 miljoen kilowattuur, en om de belangrijkste tunnels te verlichten, is jaarlijks 20 miljoen kilowattuur nodig. Samen is dat goed voor een jaarlijkse energiefactuur van bijna 11 miljoen euro, zo meldde De Morgen op 9 januari 2007.
Als we onze Kyotoverplichtingen willen nakomen en de verstoring van de biodiversiteit door lichthinder willen inperken, ligt hier dus een enorm potentieel. We hoeven uiteraard niet alle lichten te doven. De veiligheid op onze wegen is ook belangrijk. Door rationeler te verlichten door één op twee lampen uit te schakelen, kunnen we echter al een enorme financiële en klimaatwinst boeken.
Sedert een tweetal jaar loopt er trouwens al een experiment van de Vlaamse administratie. De verlichting op een deel van de E34 op het grondgebied Sint-Gillis-Waas en Stekene werd gehalveerd. Daar brandt de verlichting tegenwoordig steeds op halve kracht. Van elke twee lampen op elke verlichtingspaal wordt er nog slechts één aangestoken. Om drie uur 's nachts dooft de verlichting helemaal. Het lijkt mij een interessant voorwerp van onderzoek.
Mijnheer de minister, werd het verlichtingsexperiment tussen Sint-Gillis-Waas en Stekene op de E34 al geëvalueerd? Indien ja, wat zijn hiervan de resultaten? Indien neen, voor wanneer is deze evaluatie gepland? Zijn er nog andere experimenten lopende en, zo ja, wat zijn de resultaten hiervan? Zult u bij een gunstige evaluatie van dit verlichtingsexperiment het doven van een deel van de verlichting uitbreiden over heel Vlaanderen? Indien ja, welke energiebesparing zou daaruit kunnen voortvloeien?
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Martens. De 'Nacht van de Duisternis', die jammer genoeg voor de zoveelste keer moet worden georganiseerd, is een belangrijk evenement. Ik pleit er zeker niet voor te allen tijde 's nachts alle lichten te doven. Wel is het belangrijk om op zijn minst zo veel mogelijk overmatige verlichting te vermijden. En in Vlaanderen is er heel wat overmatige verlichting.
De heer Martens stelt voor om op autostrades een van de twee lichten te doven. Een tijd geleden heeft dat idee al ingang gevonden. Iets later hebben verscheidene intercommunales ervoor gezorgd dat de systemen om te verlichten efficiënter werden. In heel wat gemeenten heeft Electrabel dan ook gepleit om dan maar opnieuw alle lampen te laten branden omdat er toch heel wat werd bespaard op energie. Daardoor werd het REG-effect volledig tenietgedaan.
We staan zeker achter het voorstel van de heer Martens. Toch betreuren we het dat ons voorstel van resolutie dat we twee weken geleden hebben besproken, van tafel werd geveegd. We hebben er toen voor gepleit om de verlichting langs de Vlaamse gewestwegen en autostrades efficiënter te maken door het invoeren van regel- en dimsystemen. Daardoor kan de lichtsterkte worden aangepast in functie van het weer, het verkeer enzovoort. Tijdens de spits is er bijvoorbeeld meer verlichting nodig. Tijdens de nacht kan de verlichting worden verminderd.
Door dit systeem toe te passen, zou men volledig tegemoetkomen aan de noden van de verkeersveiligheid. Daarnaast zou de lichtvervuiling en het energieverbruik worden teruggedrongen. We wensten met ons voorstel een structurele oplossing te geven aan het probleem. Het werd echter zonder meer verworpen.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik wens me eveneens aan te sluiten bij de vraag van de heer Martens. Waar mogelijk moeten we inderdaad besparen op de verlichting. De verkeersveiligheid mag daardoor echter niet in het gedrang worden gebracht. Of nu één lamp op de twee moet worden gedimd, laat ik in het midden.
Mijnheer Glorieux, ik wil ook even ingaan op uw opmerking in verband met de gemeenten. Ik denk dat u niet goed geïnformeerd bent. Door de inbraakgolf van drie à vier jaar geleden hebben heel wat gemeenten geopteerd om de lampen 's nachts te laten branden.
Ik stel nu een omgekeerde beweging vast. Misschien heeft het kabinet van Energie of van Leefmilieu gezorgd voor de nodige sensibilisering. Een aantal gemeenten stelt al een avondregime in. Vanaf 23 uur wordt de verlichting praktisch gehalveerd. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de verkeersveiligheid.
Op die manier kan ook een bijdrage worden geleverd om de lichtvervuiling tegen te gaan en tegemoet te komen aan de Kyotodoelstellingen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega's voor hun suggesties. Ik laat nu al nagaan wat er op dat vlak kan gebeuren. Ik zal u daar verder over inlichten op het moment dat we daarover meer weten. Ik zal rekening houden met de suggesties. Ik hoop dat ik een aantal bijkomende maatregelen kan nemen. Ik zal daarover pas communiceren als de zaak rond is. Ik wens niet onnodig licht te verspillen om te praten over maatregelen die nooit het daglicht zullen zien.
De heer Eloi Glorieux: U moet er wel uw licht over laten schijnen!
Minister Kris Peeters: Dat zal ook gebeuren, mijnheer Glorieux.
Mijnheer Martens, de resultaten van de evaluatie werden gebundeld in het document 'Evaluatie ritsverlichting' van januari 2005. Hierbij dient expliciet vermeld te worden dat het ritsprincipe werd toegepast op een installatie die geconcipieerd is volgens oudere normen en uitgerust is met lagedruknatriumlampen. Het lichtniveau van deze installatie is veel hoger dan de installaties die vandaag nog geplaatst worden met hogedruknatriumlampen en een veel lager luminantieniveau. Het toepassen van ritsverlichting op de middenberminstallaties jonger dan tien jaar zou resulteren in een enorme afname van de kwaliteit van de verlichting en bijgevolg ook van de verkeersveiligheid.
De voornaamste resultaten van het ritsverlichtingsexperiment zijn de volgende. Ritsverlichting kan enkel bij middenbermopstelling en is enkel toepasbaar op rechte palen. Het verlichtingniveau bij volledige werking bedraagt 1,7 candela per vierkante meter -candela is de eenheid van lichtsterkte. Het verlichtingniveau wordt door de ritsverlichting uiteraard ongeveer gehalveerd, tot 0,82 candela per vierkante meter, wat in principe beneden de vereisten voor zo'n weg is. De aanwezigheid van strooiverlichting langs de parallelwegen compenseert dit wel voor een belangrijk deel. De langsuniformiteit volstaat bij ritsverlichting, maar een defect heeft natuurlijk een veel grotere impact op de kwaliteit van de verlichting. Dit impliceert dat een veel scherpere bewaking aangewezen is. De bewakingsapparatuur is zeer duur.
Gezien deze conclusies is het vanuit lichttechnisch oogpunt niet opportuun om de ritsschakeling te veralgemenen. Dat is het besluit van de studie. Het zeer specifieke lokale gegeven van een bestaande verlichting komende van de nabijgelegen parallelwegen laat wel toe om het experiment in Sint-Gillis-Waas/Stekene aan de E34 te handhaven.
Momenteel lopen er geen andere experimenten met ritsverlichting omdat er geen vergelijkbare locaties zijn die zouden toestaan om het verlichtingsniveau aanvaardbaar te houden.
Zal ik in het geval van een gunstige evaluatie van dit verlichtingsexperiment het doven van een deel van de verlichting over heel Vlaanderen uitbreiden, en zo ja, welke energiebesparing zou dat opleveren? U hebt daarover zelf de kwaliteitskrant De Morgen geciteerd. Gezien de zeer specifieke omstandigheden van het ritsverlichtingsexperiment in Sint-Gillis-Waas/Stekene en gezien het feit dat de afwezigheid van strooilicht komende van de nabijgelegen parallelwegen ervoor zorgen dat de veiligheidsnormen niet kunnen gehaald worden bij dit oudere type van installaties is het niet aangewezen om het principe van de ritsschakeling naar andere delen van Vlaanderen uit te breiden.
Er wordt eerder geopteerd voor de ingebruikname van nieuwe installaties met een lager verbruik en verlichtingsniveau. Er zijn overigens nog andere maatregelen die op dit ogenblik worden onderzocht. Ik zal ze op punt stellen en bekendmaken. Om energie te besparen wordt alle doorlopende middenbermverlichting op niet-ringautosnelwegen tussen 0.30 uur en 5.30 uur gedoofd. Vroeger gebeurde dat vanaf 3 uur. In de zomerperiode wordt de verlichting ook niet meer ingeschakeld als de te verlichten periode na 5.30 uur kleiner is dan 30 minuten. Uit een kostenberekening blijkt dat het doven van de verlichting gedurende één uur overeenkomt met een jaarlijkse besparing op de energiefactuur van 135.780 euro. Dezelfde som wordt verdere bespaard op het vervangen van de lampen. Zo komt één uur doven per nacht neer op een totale jaarlijkse besparing van 271.560 euro, of 5 eurocent per Vlaming per jaar.
In samenspraak met de afdeling Wegen van Oost-Vlaanderen en de stad Gent is ook afgesproken dat de verlichting langs de ringweg R4 tussen 0.30 uur en 5.30 uur langs het plaatselijke natuurgebied volledig wordt gedoofd om de lichthinder te beperken. Bijkomende maatregelen ter bestrijding van de lichtpollutie en de vermindering van de energiefactuur zal ik later nog aankondigen.
De heer Bart Martens: Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik wist niet dat er naast een ritsprincipe voor auto's ook een ritsprincipe voor verlichting bestond. Ik heb begrepen dat de toepassing van dat ritsprincipe aan voorwaarden is verbonden. Zo moet er met efficiëntere lampen worden gewerkt. Verder heb ik begrepen dat de minister onderzoek verricht over het gebruik van andere lampen en armaturen die moeten zorgen voor evenwaardig licht bij een lager energieverbruik. Ik hoop dat dit onderzoek snel in beleidsdaden wordt omgezet en we met minder energie voor veilige wegverlichting kunnen zorgen. De potentiële besparing lijkt immens, en dan heb ik het nog niet eens over de mogelijke bijdrage aan het behoud van de biodiversiteit. Wat mij betreft, mag ook worden onderzocht of de periode waarin de lichten worden gedoofd nog kan worden uitgebreid zonder dat de verkeersveiligheid in het gedrang komt.
Wat de andere wegen betreft, kom ik terug op het voorstel van resolutie van de heer Glorieux. Op dit ogenblik is al een openbaredienstverplichting aan de netbeheerders opgelegd. Ze moeten periodiek een audit laten uitvoeren van het energieverbruik voor openbare verlichting. De commissie heeft destijds een bezoek aan Philips afgelegd. De mensen van Philips beweerden toen dat ze over armaturen en lampen beschikken die zichzelf in een periode van enkele jaren terugverdienen. Die openbaredienstverplichting heeft tot vandaag weinig resultaten opgeleverd. Misschien moet de administratie van het Vlaamse Energieagentschap worden opgedragen om de kwaliteit van die audits eens te bestuderen en eventueel ook om een handleiding van best practices voor distributienetbeheerders en lokale besturen op te maken. Dat laatste kan ertoe leiden dat aanpassingen aan het lampen- en armaturenpark of wijzigingen van de verlichtingsregimes nog veel meer energiebesparingen opleveren. De bekommernis van de heer Glorieux is dus ook de onze. Ik denk wel dat dit kan via een betere controle van de openbaredienstverplichting.
De heer Eloi Glorieux: Voor alle duidelijkheid, in de resolutie wordt niet gevraagd om een periodieke energie-audit uit te voeren, maar wel om heel concreet te investeren in betere regel- en dimsystemen. Dat is een vraag naar een heel concrete maatregel, en is dus iets helemaal anders dan een periodieke energie-audit die kan uitmonden in honderd-en-één maatregelen. Wij vragen dat die ene, heel efficiënte maatregel alvast wordt genomen. Er moet inderdaad heel veel gebeuren en we kunnen daarover in het ijle praten, maar laten we beginnen met heel concrete maatregelen die nu al kunnen worden genomen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.