Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 15/06/2006
Interpellatie van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, en tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de resultaten van het biomonitoringonderzoek bij jongeren in Vlaanderen
De voorzitter: Het antwoord wordt gegeven door minister Peeters.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op dinsdag 30 mei werden door u de resultaten van de meetcampagne van het Steunpunt Milieu en Gezondheid bekendgemaakt. De meetcampagne betrof een onderzoek naar milieuvervuilende stoffen in het bloed en de urine van 1600 jongeren uit het derde jaar secundair onderwijs. Eerder werd al een onderzoek uitgevoerd bij baby´s en in volgende instantie zal een meetcampagne worden georganiseerd bij senioren.
De studie werd opgedeeld in acht aandachtsgebieden met een verschillende milieubelasting: de Antwerpse agglomeratie, het Antwerpse havengebied, de Gentse agglomeratie, de fruitstreek, de regio Olen, de Albertkanaalzone, de regio´s waar verbrandingsovens staan en het landelijke Vlaanderen met onder meer plattelandsgebieden uit Oost- en West-Vlaanderen.
Een aantal bevindingen van dit onderzoek zijn zeer verrassend. Soms lijkt het alsof op het platteland wonen minstens zo ongezond is als leven in industriële of sterk verstedelijkte gebieden. Toch wordt deze bevinding door professor Nik Van Laerebeke genuanceerd. De gezondheidseffecten zouden sterker aanwezig zijn in de Antwerpse agglomeratie. De verhoogde cadmiumwaarden in deze regio leiden onder meer tot astma. Deze ziekte werd al meermaals gekoppeld aan de milieuverontreiniging in de Antwerpse agglomeratie. Ook de aanwezigheid van lood in het bloed leidt tot herstelbare DNA-schade. De fruitstreek boekt mijns inziens grote vooruitgang door het aanwenden van nieuwe pesticiden, maar ook daar blijven we met vragen zitten omdat de resten van deze pesticiden in het bloed nog niet kunnen worden opgespoord. Hier is dus vooral waakzaamheid geboden.
Mijnheer de minister, uiteraard zijn deze resultaten niet allemaal te wijten aan een slecht milieubeleid in Vlaanderen of aan de aanwezigheid van free riders. Meerdere onderzoeken of vaststellingen bewijzen dat ook een Europees beleid inzake luchtverontreinigende stoffen noodzakelijk is. Het Vlaams Parlement heeft steeds zijn onvoorwaardelijke steun gegeven aan de ministers om de relatie tussen milieu en gezondheid te onderzoeken. Het Steunpunt Milieu en Gezondheid heeft hiervoor de nodige middelen ter beschikking gekregen. U en minister Vervotte kondigen al aan dat het onderzoeksproject nog tot 2011 zal voortgaan.
Mijnheer de minister, ik moet zeggen dat ik na het zoveelste biomonitoringonderzoek nog steeds op mijn honger blijf zitten inzake concrete initiatieven. Bij het vernemen van de eerste cijfers kreeg ik eerst een gevoel van déjà vu. Er kwamen immers geen verrassende resultaten uit de bus. Nadien begon ik het onbehaaglijke gevoel te krijgen dat de problematiek van de milieuvervuiling onvoldoende wordt aangepakt. Het is net dat gevoel van déjà vu dat ook bij de burgers aanwezig is. Weinig Vlamingen zijn nog echt bezorgd om het milieu. Zopas werd door de studiedienst van de Vlaamse Regering een onderzoek uitgevoerd naar het milieubesef en het milieuvriendelijk gedrag in Vlaanderen. Uit de studie blijkt - kort samengevat - dat er vooral een afname van het milieubesef en van het milieuvriendelijk gedrag van de Vlaming is ontstaan in de periode 2000-2005. Dit is natuurlijk een belangrijke vaststelling, want is dat niet toevallig de periode waarin de Vlaming werd opgezadeld met schuldgevoelens alsof wij Vlamingen, modale burgers, mee verantwoordelijk waren voor de milieuverontreiniging in Vlaanderen? Was het niet de periode waarin regelneverij en reglementitis schering en inslag waren? (Opmerkingen)
Moet de Vlaamse Regering dan op haar lauweren rusten? Uiteraard niet. De verworven gegevens en meetresultaten zijn heel belangrijk, maar doeltreffend handelen is dat des te meer. De Vlaming wil eindelijk eens resultaat zien: een handhaving van de milieuwetgeving. Wat ik zo frappant vind, is het feit dat op het platteland wonen even ongezond zou zijn als wonen in het havengebied. Zou dit niet liggen aan het falen van het milieuhandhavingsbeleid? Daar waar de industrie daadwerkelijk wordt gehuisvest in de haven of in grote industriegebieden gebeuren misschien wel voldoende controles, in tegenstelling tot het platteland waar kleinere bedrijven misschien wel op regelmatige tijdstippen - al dan niet accidenteel - lozingen doen.
Mijnheer de minister, ik vind het ook onaanvaardbaar dat er nog steeds schadelijke stoffen worden gebruikt in ons leefmilieu, zoals DDE een afbraakproduct van een insectendodend middel dat al 30 jaar verboden is. Zoiets vraagt om actie. Het is niet de eerste keer dat die stoffen worden teruggevonden. Waarom wordt er geen actieplan opgesteld? Heeft men geen vermoedens over waar de verontreinigingsbron schuilt?
Het feit dat kinderen uit de Antwerpse agglomeratie, maar ook uit de omgeving van verbrandingsovens, met hogere loodwaarden in hun bloed zitten, vraagt actie en overleg op het terrein. Ook het gegeven van hoge loodwaarden is al langer bekend. Welke actie werd concreet ondernomen?
We weten dat de Isvag-oven een zware historische schuld heeft inzake de verontreiniging van het leefmilieu in de rand rond Antwerpen. We hebben het ook al over de crematoria gehad en er werden een aantal maatregelen getroffen, maar blijkbaar voldoen ze niet. In de buurt van de verbrandingsovens worden nog onaanvaardbare waarden gemeten in het bloed. Wordt hiertegen dan niet opgetreden? Zijn er naast de gekende bronnen dan geen metingen gebeurd bij mogelijke andere verontreinigingsbronnen? Zo ja, wat zijn de concrete resultaten?
Mijnheer de minister, uiteraard is het Vlaams Belang absoluut voorstander van verder onderzoek. Meten is weten! Enkel door meetresultaten en onderzoeken kan een doelgericht beleid worden gevoerd, maar dan moet dat doelgerichte beleid er ook komen!
- De heer Patrick Lachaert treedt als voorzitter op.
Mijnheer de minister, mijn eerste vraag betreft niet uw bevoegdheid, maar ik ga ervan uit dat u het antwoord van minister Vervotte op deze vraag kent. Reeds een jaar geleden werden de LOGO´s uitgebreid met milieudeskundigen. Vooral preventief optreden, maar ook het informeren en sensibiliseren van de bevolking behoort tot hun takenpakket. Gelet op de ongevoeligheid van jongeren voor de milieuproblematiek, ook in de gescreende regio´s, vind ik dat de LOGO´s niet echt in hun opzet zijn geslaagd. Deze vraag behoort dus tot de bevoegdheid van minister Vervotte, maar ik zou u toch willen vragen op welke manier de LOGO´s bijgestuurd zullen worden.
Wat de aanwezigheid van PCB´s en cadmium betreft, werd een jaar geleden al een studie uitgeschreven om de milieubronnen te kunnen aantonen. Welke milieubronnen werden inmiddels aangetoond in de studie en welke concrete beleidsinitiatieven werden hierop genomen?
Hoe is het mogelijk dat het verboden product DDE nog steeds wordt aangetroffen in het bloed van de jeugd? Werd onderzocht of het om historische vervuiling gaat of om een recente bron? Dat onderzoek werd verleden jaar door de ministers beloofd. Werd de vervuilingsbron inmiddels opgespoord?
Ook cadmium blijft overal in Vlaanderen nog steeds een zeer grote verontreinigingsstof. In welke hoedanigheid wordt dit actieplan nu uitgevoerd? Welke actoren zijn hier actief bij betrokken?
Mijnheer de minister, mijn laatste vraag is de belangrijkste: wanneer zullen we in Vlaanderen echt kunnen spreken van een brongericht beleid en wat is de stand van zaken van uw milieuhandhavingsbeleid? Ik herhaal het voor de zoveelste keer: met het milieuhandhavingsbeleid valt of staat het milieubeleid.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zou bijna zeggen dat dit een persoonlijk feit is. Ik was niet van plan om het woord te vragen, maar omwille van het collectieve geheugen van de collega´s van het Vlaams Belang, wil ik een aantal opmerkingen maken. Het is belangrijk dat die worden opgenomen in de annalen van deze commissie.
Mevrouw Van den Eynde, het Steunpunt Milieu en Gezondheid werd opgericht in 2000 of 2001. De biomonitoringresultaten van vandaag zijn dus het gevolg van het werk dat toen is gebeurd.
Hetzelfde geldt voor het voorbereidende werk voor het handhavingsdecreet. Ik registreer dat de minister in zijn ontwerp van decreet heel wat elementen overneemt, al slankt hij de zaak hier en daar behoorlijk af, maar daarover zullen we het op een ander moment hebben.
Het pesticidereductieplan voor de gemeenten heeft al tot behoorlijke resultaten geleid.
Ook het cadmiumactieplan rond Umicore kwam in de vorige legislatuur tot stand en toen kregen ook het nationaal Steunpunt Milieu en Gezondheid en het actieplan NEHAP vorm.
Ondertussen hebben ook alle LOGO´s in Vlaanderen een medische milieukundige medewerker die milieu en gezondheid op lokaal en regionaal niveau op de agenda zet.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, ik wil het belang van het onderzoek nog eens onderstrepen. Ik herinner me dat op 29 maart jongstleden onder meer de Vlaams-Belangfractie de minister heeft ondervraagd door middel van een actuele vraag. Dat gebeurde naar aanleiding van een aantal foute resultaten dat een onderzoek zou bevatten. De fractie stelde toen vragen over het onderzoek. Nu wordt gewezen op het belang van het onderzoek.
Ik benadruk dat we moeten blijven investeren in onderzoek. Het is niet omdat er ergens een kleine fout gebeurt, dat hoog van de toren moet worden geblazen en dat het onderzoek nutteloos moet worden genoemd. We weten immers allemaal dat mensen fouten kunnen maken. De regering heeft gelukkig niet de foute conclusie getrokken, maar bestendigt het onderzoek van het Steunpunt Milieu en Gezondheid. Er wordt daartoe ook in voldoende middelen voorzien.
Mijnheer de minister, aan de eerste grondige resultaten die er nu zijn, kunnen inderdaad concrete actiepunten worden gekoppeld. U hebt tijdens deze legislatuur niet stilgezeten, want u hebt al een aantal actiepunten afgekondigd. De resultaten ervan kunnen nog niet zichtbaar zijn, maar ze zullen zeker blijken uit bijkomend onderzoek. Ik breek een lans voor het blijven ondersteunen van het onderzoek en van het Steunpunt Milieu en Gezondheid. We moeten doelgericht onderzoek blijven uitvoeren, want meten is inderdaad weten.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik ga akkoord met wat de heer Daems zegt. Het is juist dat ik voortbouw op een aantal zaken die de vorige regering heeft gerealiseerd. Het zou vreemd zijn als dat niet het geval was. Natuurlijk leggen we nieuwe accenten als dat volgens mij nodig is om verbeteringen aan te brengen. In elk geval is het zo dat de vorige regering met het steunpunt op het vlak van milieu en gezondheid wereldwijd indruk maakte. Wij bouwen daarop voort.
Mevrouw Schauvliege benadrukt terecht het belang van het onderzoek. Wij gaan daarmee door, tot in 2011. Humane biomonitoring is een delicate zaak. Het is belangrijk voor de uitwerking van een goed milieubeleid. De interpretatie van de ingezamelde informatie moet evenwel bijzonder zorgvuldig gebeuren. Na de pasgeborenen en de jongeren zullen we tegen het einde van het jaar de resultaten van de volwassenen hebben. Nadien moet daarover goed worden gecommuniceerd. Dat gebeurt ook nu al, getuige de persconferentie. Dat houdt gevaren, in, want te snel gegevens interpreteren kan ertoe leiden dat men nadien een en ander moet rechtzetten of nuanceren.
Zo moest de communicatie over de resultaten van het cadmiumonderzoek worden rechtgezet. Na een eerste mededeling bleek dat de cadmiumwaarden voor pasgeborenen met een factor vijf waren overschat. De jonge moeders heeft men opnieuw moeten aanschrijven om mee te delen dat het allemaal wat minder erg is dan eerst gedacht. Humane biomonitoring is dus belangrijk, maar het moet met de nodige zorg worden aangepakt. Het blootleggen van causale verbanden is immers erg moeilijk en de wetenschappers zijn daar zeer genuanceerd over.
Ik beantwoord deze vraag mede namens minister Vervotte. Al twee jaar geleden werd aan de LOGO´S een milieudeskundige toegevoegd. Het gaat in totaal over dertien mensen die worden ingezet voor een hele reeks eerstelijnstaken. Het sensibiliseren of bijbrengen van milieubewustzijn en het veranderen van de levenswijze en de houding van jongeren vallen daar echter niet onder. Dat zijn taken voor onder meer de ouders en ook voor de school. De scholen worden daarbij ondersteund, met projecten als milieuzorg op school.
De taken van de medische milieukundigen of MMK´s liggen vooreerst op het vlak van het creëren van overleg tussen verschillende lokale actoren op het vlak van gezondheid en milieu. Ze hebben dus een zogenaamde ´platformfunctie´: het proactief peilen naar en openstaan voor onrust bij de bevolking en het aan mijn diensten signaleren van lokale volksgezondheids- of milieuproblemen die eventueel met elkaar in relatie staan. Deze functies realiseren de MMK´s vooral via intermediairen en netwerking. Ze nemen deze taak ten volle op, maar de realisatie van een hecht en performant netwerk kost meerdere jaren. Het zou niet eerlijk zijn vandaag al meer te willen dan wat momenteel al is gerealiseerd.
De MMK´s zijn ook betrokken bij lokale beleidssturende initiatieven en het uitwerken van milieugezondheidsadviezen en dergelijke. Dat gebeurt in de eerste plaats via intermediairen, maar soms ook via rechtstreeks contact met de burger. Ten slotte staan de MMK´s ook in voor de eerste opvang van ongeruste burgers met vragen. Ook deze taak wordt ten volle waargenomen, getuige daarvan de bijna 950 individuele klachten die in 2005 zijn behandeld. Zonder te willen stellen dat er geen ruimte meer zou zijn voor verbetering, leveren de MMK´s bij de LOGO´s efficiënt, doeltreffend en noodzakelijk eerstelijnswerk op het terrein van de milieugezondheidszorg, en dat ondanks hun nog korte bestaan.
Wat betreft de aanwezigheid van PCB´s en cadmium, herhaal ik dat humane-biomonitoringgegevens zich, in tegenstelling tot de milieumeetgegevens, erg moeilijk laten vertalen in concrete maatregelen. Ze zijn immers het resultaat van een geheel van externe milieufactoren en persoonsgebonden eigenschappen zoals levensstijl, hobby´s, woonomstandigheden, enzovoort. Het gebruik van humane-biomonitoringresultaten als beleidsinstrument vereist dus heel wat extra kennis en discussie vooraleer een juiste interpretatie mogelijk is. Daarom is een fasenplan uitgewerkt en opgestart. Het concept ervan is het product van de samenwerking tussen het Steunpunt en onze diensten.
Dit fasenplan moet toelaten om op een onderbouwde manier te kunnen omgaan met de veelheid en complexiteit van de ter beschikking komende biomonitoringdata. Het moet tevens toelaten om de ernst van de gevonden signalen te evalueren, de oorzaken op te sporen en indien nodig een beleidsvoorstel uit te werken. Die methode is erg vernieuwend, niet alleen in Vlaanderen, maar ook op Europees en internationaal niveau. Het fasenplan is bijgevolg voortdurend in ontwikkeling.
De resultaten van de pasgeborenencampagne leerden ons in de eerste plaats dat de hoge waarden voor cadmium in Vlaanderen verder onderzoek vergden. Bij de verdere evaluatie van de cadmiumresultaten stelden de wetenschappers van het Steunpunt echter vast dat de cadmiummetingen waren gestoord. De werkelijke waarden bleken vijf keer lager te liggen dan de waarden die in juni 2005 waren meegedeeld. We moeten dus erg voorzichtig te werk gaan.
De verhoging van de gechloreerde verbindingen die een jaar geleden in de landelijke gebieden bij pasgeborenen is vastgesteld, wordt bevestigd in de resultaten van de jongeren. Maar de verhoging van de gechloreerde verbindingen in het navelstrengbloed in de Antwerpse agglomeratie is niet bevestigd in de resultaten van de jongeren. Wat deze laatste groep betreft, blijken vooral bij jongeren uit de Gentse agglomeratie en de havengebieden de gechloreerde verbindingen verhoogd te zijn.
Het mag duidelijk zijn dat het doorlopen van het fasenplan voor zo´n complexe gegevens geen sinecure is. Alle beschikbare resultaten en gegevens moeten op een geïntegreerde manier worden onderzocht. Daartoe zullen de resultaten van de volwassenen die op korte termijn - eind dit jaar - beschikbaar zijn zeer essentiële informatie bevatten. De geïntegreerde benadering van het fasenplan voor alle leeftijdsgroepen samen zal de problematiek van de landelijke gebieden, de stedelijke agglomeraties en de havengebieden op een uniforme wijze beoordelen en onder handen nemen. Nadat de wetenschappers hun interpretatie zullen hebben gegeven, kunnen er beleidsmaatregelen worden genomen.
Hoe is het mogelijk dat het verboden product DDE nog steeds wordt aangetroffen in het bloed van de jeugd? DDE is een derivaat van het al jaren verboden bestrijdingsmiddel DDT. Toen ik vaststelde dat DDE nog steeds in het bloed wordt aangetroffen, vroeg ik me af hoe dat in hemelsnaam mogelijk is. Ik heb daarover een eerste keer met de wetenschappers gediscussieerd toen de resultaten voor de pasgeborenen bekend waren. Men zei me dat zelfs in roofvogels, die aan het einde van de voedselketen staan, dat product wordt teruggevonden. Verder vraagt men zich af of DDE via de groenten die men zelf teelt in de mens terechtkomt. De eerste, voorlopige resultaten wijzen in die richting. Op dit ogenblik analyseren de experts nog altijd de resultaten. Hun meningen over de oorzaken en de ernst van het probleem lopen sterk uiteen. Eind juni buigt een jury zich over het probleem. Daarin zetelen ambtenaren, experts, maatschappelijke groepen en vertegenwoordigers van het lokale gezondheids- en milieubeleid. Dat moet op korte termijn beleidsadviezen opleveren.
Tijdens de vorige legislatuur is met Umicore een akkoord afgesloten over de problemen met cadmium. In deze legislatuur is het actieplan cadmium opgestart. Cadmiumverontreiniging is een zeer groot probleem. Onlangs nog dook het bijkomende probleem van de cadmiumvervuiling in de Maas op. Ik zal daarover met mijn Nederlandse collega vergaderen, om te komen tot sluitende controle en een interventieplan om in de toekomst in zo´n geval te kunnen ingrijpen. Mede op vraag van onze voorzitter heb ik daar in de plenaire vergadering al een toelichting bij gegeven.
Het cadmiumplan kwam tot stand dankzij de samenwerking tussen minister Vervotte en mezelf. U vraagt welke actoren bij dat cadmiumplan betrokken zijn. In mijn antwoord staat opgesomd welke actor bij welke actie betrokken is. De 41 acties en maatregelen kunnen gebundeld worden per verantwoordelijke entiteit. Zo is er de afdeling Milieuvergunningen, de afdeling Milieu-inspectie, de OVAM, de VMM, het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid enzovoort. Voor elk actiepunt staat weergegeven welke dienst daarbij betrokken is. Ikzelf ben verantwoordelijk voor de acties 40 en 41. Ik zal een tussentijds rapport uitbrengen over het cadmiumplan.
Het brongerichte beleid in Vlaanderen is reeds lange tijd zeer degelijk uitgebouwd. De vraag is nu welke volgende stap daarin gezet moet worden. In mijn schriftelijk antwoord staat een overzicht van het hele brongerichte beleid. Het moet nog verder worden uitgebouwd. Ik verwijs onder meer naar het vergunningenbeleid, naar de reductieplannen voor bepaalde polluenten en voor fijn stof en naar het Vlaamse klimaatbeleidsplan. Dat bevat een aantal elementen waarin verdere stappen worden gezet naar een brongericht beleid. Dat beleid moet efficiënt zijn en resultaten afwerpen. In bepaalde gevallen is dat al zo. Zo zijn er de positieve resultaten inzake de waterkwaliteit. Het brongericht beleid is opgestart in 1995 via Vlarem maar intussen zijn er bijkomende accenten en elementen toegevoegd.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil nog eens duidelijk onderstrepen, ook ten aanzien van mevrouw Schauvliege, dat onze partij achter het biomonitoringonderzoek blijft staan. Ik heb nooit het tegendeel beweerd. We zullen de programma´s en de verdere onderzoeken blijven ondersteunen. Ik ben trouwens heel benieuwd naar de derde fase van het biomonitoringonderzoek dat zich vooral op senioren zal richten. Misschien geven de resultaten hetzelfde beeld weer. In dat geval weten we zeker dat we brongericht moeten gaan werken.
Mijnheer de minister, u hebt al meermaals bewezen dat u een man bent van de praktische aanpak. U toont dat opnieuw aan met uw actieplan en het faseplan dat u voorstelt. Ik blijf u daarin steunen. Ik kondig een met reden omklede motie aan om uw beleid inzake die concrete aanpak te ondersteunen.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, is het mogelijk om begin juli in deze commissie een toelichting te krijgen bij de beleidsadviezen die de jury uitbrengt?
Minister Kris Peeters: Ik weet natuurlijk niet welke informatie ik zal krijgen. Dit probleem is echter ernstig genoeg om na te gaan of er beleidsmaatregelen moeten worden genomen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Van den Eynde en door mevrouw Schauvliege en de heer Lachaert werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.