Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/04/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de positie van Limburg in de ontwikkeling van logistieke operaties in Vlaanderen
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de voorzitter, ik heb de persmededeling van de minister van begin maart 2006 met veel belangstelling gelezen. De minister heeft de logistieke sector in Vlaanderen een schot voor de boeg gegeven. Hij is van mening dat de logistiek de bouwsteen van onze welvaart moet vormen. De visienota van de minister vat de verschillende geplande pilootprojecten goed samen. Vlaanderen moet een logistieke draaischijf worden. Ik hoop dat we die rol ook in Europees verband kunnen vervullen.
Als Limburger is het natuurlijk leuk om in een officiële publicatie te lezen dat een aantal regio´s, met name Limburg, Antwerpen, Luik en Henegouwen aantrekkelijke regio´s voor de vestiging van logistieke operaties zijn. Voor de komende jaren is dit een hoopgevende uitspraak.
Er wordt al heel wat ge?nvesteerd in deze provincie. We gaan ervan uit dat onze regio omwille van zijn centrale ligging, tussen de Vlaamse Ruit, het Ruhrgebied en Luik heel wat troeven in handen heeft. Er wordt al flink in de logistieke ontsluiting en in de tewerkstelling ge?nvesteerd. Als verkozene uit de betrokken regio vind ik het genereren van tewerkstelling cruciaal. We weten allemaal dat Limburg slecht scoort op dit vlak. Alle hulp is welkom om van onze regio in de toekomst een strategische logistieke draaischijf te maken.
Mijnheer de minister, ik heb uw persmededeling aangewend om u de kans te bieden om in deze commissie zelf uitleg over de pilootprojecten te geven. Hoe ziet u die projecten? Welke finaliteit hebben die projecten? Hebt u in dit verband een timing? Het is altijd interessant pilootprojecten op te starten. Het is evenwel steeds de bedoeling uiteindelijk een eindresultaat te kunnen voorleggen. Welk gevolg wilt u geven aan de macro-economische analyse van Logistiek Vlaanderen? Op welke wijze wilt u de pilootprojecten in deze sterke en interessante regio´s verankeren?
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vraag om uitleg van mevrouw Heeren. Limburg geldt al langer als een logistiek centrum in de euregio. Het Limburgplan legt accenten in verband met de ontsluiting van de provincie. Hiertoe zullen een aantal broodnodige infrastructuurwerken moeten worden uitgevoerd.
De werkzaamheden aan het gevaarlijke klaverblad te Lummen zijn ondertussen van start gegaan. De werken aan de noord-zuidverbinding zullen in 2007 starten. Bij de ontsluiting van de provincie hoort uiteraard ook de ontsluiting van de diverse industriële gebieden. In het zuiden van de provincie gaat het in eerste instantie om de broodnodige ontsluiting van Sint-Truiden in de richting van de E40. Sint-Truiden kent momenteel een ontwikkeling van industriële activiteiten. Is er al enig zicht op de budgettering van de ontsluiting, of zal Sint-Truiden in de lijst van pilootprojecten worden opgenomen?
In het noorden van de provincie gaat het om de IJzeren Rijn. Hier is de jongste tijd al veel over gepraat. De logistieke ontsluiting houdt in elk geval in dat er een snelle verbinding met de grote industrieterreinen moet komen. Het industrieterrein van Heusden-Zolder is momenteel niet degelijk ontsloten. De ontsluiting van Houthalen-Helchteren zal allicht in het kader van de noord-zuidverbinding aan bod komen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, ik wil me bij deze Limburgs gekleurde vraag om uitleg aansluiten. Ik vraag me af of het beleid van de minister op een visienota is gebaseerd.
Ik ben een trouwe lezer van de persberichten van de Vlaamse Informatieambtenaar. In een van die mededelingen staan de zeven elementen keurig opgesomd.
Wat is de visie op de logistieke ontwikkeling? We beschikken over een eigen instituut, het Vlaams Instituut voor Logistiek. De heer Van Breedam, die volgens mij een zeer competent man is, heeft hier trouwens de hoorzitting die door deze commissie over het dossier NAIADES georganiseerd werd, bijgewoond. Ik wil in dit verband ook even verwijzen naar een interview met de minister in De Standaard van 3 maart 2006. Ik citeer:?Alle zeven projecten wil hij opgenomen zien in het business plan voor Vlaanderen dat minister-president Leterme aangekondigd heeft. Hoeveel het allemaal zal kosten, kan Peeters nog niet zeggen. Het gaat minder om het budget dan om de visie en de inspanning die we daarvoor moeten doen.´
Ik heb nog een vraag over de postponed manufacturing of uitgestelde fabricage. Tijdens ons werkbezoek aan de haven van Antwerpen hebben we onder meer de NV Katoen Natie bezocht. We hebben daar kunnen vaststellen hoe aan de inhoud van uit China afkomstige containers een belangrijke meerwaarde wordt gegeven. Het recentste jaarverslag van de Vlaamse zeehavens bevat relatief weinig goede voorbeelden van uitgestelde fabricage. Dit levert nochtans een belangrijke meerwaarde op. De containers van het schip laden en vervolgens per trein naar de rest van Europa vervoeren, levert de Vlaamse economie weinig meerwaarde op.
Mevrouw Heeren heeft daarnet al gevraagd welke rol Limburg in de logistieke ontwikkelingen kan spelen. Uit de studies van professor Sleuwagen en van professor Van Breedam blijkt dat de Antwerpse regio en de regio Halle-Vilvoorde grote Europese distributiecentra vormen. Limburg heeft op dit vlak echter ook veel capaciteiten. In tegenstelling tot Nederland, wat ook een distributieland is, investeert Vlaanderen evenwel niet voldoende in Limburg. Dit hoor ik in de wandelgangen vertellen. We zouden meer inspanningen moeten leveren. Tongeren vormt een goed voorbeeld. Hier zijn belangrijke distributiebedrijven als Bose en TNT gevestigd. Mijns inziens kan Limburg de distributiebedrijven nog veel bieden. De vraag is hoe deze feiten in de visienota aan bod komen.
Ik hoop dat niemand ons verkeerd begrijpt, want we juichen het bestaan van die visienota toe. De visienota moet evenwel passen in het algemeen beleid ten aanzien van het verspreiden van inspanningen. Mijnheer de minister, wat dit betreft, verdedig ik mijn eigen provincie. Volgens alle studies is het potentieel en de infrastructuur in Limburg al aanwezig. Dit staat los van de verbinding tussen Sint-Truiden en de E40. Dit punt is in het zuiden van Limburg een nieuwe fetisj aan het worden. Volgens sommigen moet Sint-Truiden zeer dringend worden ontsloten. Ik heb daar mijn eigen mening over. Ik heb begrepen dat u nu een haalbaarheidsstudie zult laten uitvoeren. Ze hadden destijds de E40 maar goed moeten aanleggen.
Mevrouw Veerle Heeren: Wat dat betreft, hebt u gelijk, mijnheer Peumans: dat hebben we te danken aan de Walen.
De heer Jan Peumans: Ja, de E40 is aangelegd toen de heer Leburton eerste minister was. Daarom moest die weg via Waremme gaan en mocht hij niet via Sint-Truiden gaan. Zo eenvoudig is het. We mogen nooit proberen een stommiteit te verhelpen door een andere stommiteit te begaan. Dat heb ik ook geleerd in de politiek.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik leer hier erg veel bij over wat een politieke carrière al dan niet kan schaden.
Ik ben erg blij met al deze vragen. Ze geven me de gelegenheid een en ander te verduidelijken en uiteen te zetten wat we terzake van plan zijn.
Ik wil even ingaan op mijn beweegredenen om deze nota op te stellen. Als minister van Openbare Werken investeer ik aanzienlijk, te beginnen met het Deurganckdok. In totaal zullen we deze zittingsperiode 3,145 miljard euro investeren, in scholen, in infrastructuur, in hard materiaal. De vraag die ik me daar echter meteen bij stel is: renderen die investeringen wel voldoende? We moeten nagaan hoe we de door ons gedane investeringen maximaal kunnen laten renderen. Dan heb ik het vooral over de vervoersproblematiek: de wegen, de binnenvaart, de spoorwegen.
Verder heeft iedereen het steeds over Vlaanderen als een poort tot Europa. Via de havens, luchthavens en dergelijke in onze prachtige regio kunnen 450 miljoen Europeanen worden bereikt. Maar is dat wel zo? Wat is onze positie? Moeten we geen bijkomende inspanningen doen om deze positie in binnen- en buitenland te behouden?
Deze twee overwegingen hebben me ertoe aangezet een aantal vergaderingen te houden met experts. Het was niet mijn bedoeling om nogmaals een vrij uitvoerig document over de logistiek in Vlaanderen in te dienen. De heer Peumans verwijst terecht naar het Vlaamse Instituut voor de Logistiek, en naar academici die over nog meer kennis van zaken beschikken en nog bijkomende nota´s en boeken kunnen schrijven. Het was mijn bedoeling om op een wat kortere termijn zeer concreet een aantal pilootprojecten te lanceren, de resultaten ervan te bekijken en die projecten te veralgemenen. Ik heb daar een aantal dagen zeer intensief overleg over gepleegd. Sommige van die projecten zouden in het Businessplan Vlaanderen kunnen worden opgenomen. U hebt in de kranten kunnen lezen over welke projecten het gaat.
De minister-president heeft terecht gezegd dat, gezien onze geografische ligging, van zodra de laatste hand is gelegd aan dat Businessplan Vlaanderen, onze logistieke positie en ambities zeker in dat plan zullen worden opgenomen. Anderzijds kunnen onze inspanningen inzake logistiek net zo goed op zichzelf worden bekeken. Beide opties zijn voor mij zeker mogelijk. Het lijkt me echter zeer waardevol het logistieke aspect op te nemen in dat businessplan. De minister-president is daar ook van overtuigd. Dat zal natuurlijk niet het enige aspect zijn. De minister-president zal daar te gepasten tijde zelf over communiceren. U zult hem daar dan zelf over kunnen ondervragen.
Ik overloop nu de diverse projecten die in het kader van Flanders Logistics kunnen worden geselecteerd, en waarvan ik niet als enige meen dat ze waardevol zijn. Ze zijn vrij uitvoerig besproken. Dit zijn weliswaar niet de enige mogelijke projecten, maar het zijn wel projecten waarvan ik meen dat ze verder moeten worden bekeken en die hier al aan bod zijn gekomen, naar aanleiding van een of andere vraag.
Er is ten eerste de verbetering van de capaciteitsbenutting van de multimodale infrastructuur. Dit is een oud verhaal, dat hier al meermaals aan bod is gekomen. Dan gaat het niet alleen over de problematiek van laden en lossen in de havens. Er moet weliswaar een verschil worden gemaakt tussen containers en bulkgoederen, maar het is zo dat er om drie uur wordt gestopt, en op vrijdag nog vroeger. Het gaat ook over de problematiek van de lege vrachtwagens. Zeker als het gaat over goederen in eigen vervoer, rijden die vrachtwagens vol naar hun bestemming, maar komen ze gegarandeerd leeg terug.
Er is ook de problematiek van de vele lege containers die de wereld rond worden gestuurd. Het is immers niet zo duur een container de hele wereld rond te laten vervoeren: voor ongeveer 900 dollar kan dan. Mijnheer Glorieux, dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de milieukosten niet ge?nternaliseerd zijn.
De heer Eloi Glorieux: Ik reken op u, mijnheer de minister, om daar iets aan te doen.
Minister Kris Peeters: Vandaar dat pilootproject.
Er is al een project geweest terzake. Enkele jaren geleden heeft Hessennatie bekeken of het iets zou kunnen doen inzake het laden en lossen. Dat gebeurt trouwens al in andere havens in het buitenland. Dat project is mislukt, omdat niet werd ingegrepen over de hele keten. Er is immers enerzijds het laden en lossen in de haven, maar die vrachtwagens moeten ergens heen, de expediteurs moeten werkzaam zijn. Men moet ergens binnen kunnen en niet moeten wachten tot de volgende ochtend.
Dat hangt samen met het probleem van de piekmomenten op autosnelwegen, met vrachtwagens die op hetzelfde ogenblik vertrekken als de personenwagens. De vraag is of er geen vollediger pilootproject kan worden opgezet, waarbij met de hele keten - dus niet alleen de haven, maar ook de terminals - rekening wordt gehouden. We zijn nu bezig voor elk project een draaiboek op te maken. Wat dit eerste project betreft, hebben een aantal bedrijven, zowel in Antwerpen als in Zeebrugge, al spontaan hun medewerking aangeboden. Ze willen dat uitproberen. Het is de bedoeling dit draaiboek op te maken, met een wetenschappelijke en deskundige begeleiding, om vervolgens een selectie te maken en dit ten slotte uit te testen.
Dan is er de verdere stroomlijning van de regelgeving. U zult terecht menen dat dit vanzelf spreekt, maar dit moet nu concreet worden aangepakt. De regelgeving in de logistieke dienstverlening is immers hallucinant. Het probleem is dat dit niet alleen mijn bevoegdheden, maar ook die van de Vlaamse Regering overschrijdt. Het gaat immers ook over regels inzake BTW, douane, veterinaire keuringen, enzovoort. Ook is er het probleem dat bedrijven zich buiten het havengebied gaan lokaliseren, omdat daar een andere wetgeving van toepassing is. Door het feit dat ze zich buiten het havengebied bevinden, wordt bijkomende trafiek gegenereerd. Dat is dus de problematiek van de flexibiliteit in het havengebied, met de wet-Major en, op Europees niveau, Port Package I en II. Die pakketten zijn onderuit gehaald.
We moeten opnieuw nagaan hoe we dit op een verstandige wijze moeten aanpakken, en ook op een positieve wijze. Voor mij gaat het immers niet over het afbreken van een bepaalde wetgeving en bescherming, maar over het laten groeien van de dynamiek en de tewerkstelling en het garanderen van de zekerheid. We investeren daar veel. Er is een groot potentieel. De regelgeving terzake is echter niet afgestemd op wat de actoren en de bedrijven vragen. Het kostenverschil is steeds meer een factor in de concurrentiestrijd met andere havens. Dat moeten we bekijken.
Ook hier zullen we werken met een draaiboek, waarin wordt aangegeven welke aspecten van de wetgeving zullen worden aangepakt, hoe we daarover zullen overleggen en hoe we die aspecten zullen aanpakken.
Vervolgens is er het pilootproject van het opzetten van logistieke clusters. We stellen vast dat in Vlaanderen een vierhonderdtal Europese distributie- en logistieke centra zijn gevestigd. Dat is een belangrijke vaststelling: dat zijn heel veel centra. Dat hangt ook samen met het feit dat Vlaanderen slechts 13.500 vierkante kilometer groot is.
Gisteren was ik nog in Laakdal, waar een aantal niet onbelangrijke bedrijven gevestigd zijn. De heer Peumans verwees ook naar bepaalde activiteiten in de Waaslandhaven. Er zijn er tal van andere. Die logistieke centra zijn erg belangrijk. We moeten die centra minstens kunnen behouden of het aantal centra nog doen toenemen. Meestal zijn dat de eerste troepen van buitenlandse ondernemingen, die hier dan vervolgens hun activiteiten voort opbouwen.
Dit pilootproject behelst ook de clusterbenadering. In het verleden heeft die benadering hoogtes en laagtes gekend. Al in een vorig leven heb ik meegemaakt dat die benadering heel duidelijk naar voren werd geschoven, op basis van bevindingen van academici in de VS. Het is erg positief dat er van onderuit clusters zijn gegroeid. Sommige, zoals de chemische, waren hier al aanwezig. In Vlaanderen is er ook heel duidelijk sprake van een farmaceutische cluster. Door onze huidige ervaringen lijkt het me niet verstandig dat van bovenaf wordt opgelegd waar een cluster moet worden gelokaliseerd. Wat al bestaat en organisch is gegroeid, moet worden gestimuleerd. We moeten nagaan hoe we dat maximaal kunnen aanwenden. Ik kan u verzekeren dat er bedrijven zijn die een beroep doen op Schiphol om hun goederen te laten vervoeren, hoewel ze zich op nauwelijks 20 kilometer van Zaventem bevinden. De vraag rijst waarom dat gebeurt. Welke hindernissen moeten we wegnemen? Met het START-project investeren we meer dan 600 miljoen euro in de regio rond Zaventem. Het is dan ook evident dat we dit moeten bekijken.
Een ander pilootproject is dat van de alternatieve financiering van de infrastructuur. We zullen daar straks op terugkomen, wanneer we het zullen hebben over de noord-zuidverbinding. Dat is het grootste project. Gisteren heb ik daarover nog gesproken met de burgemeester van Houthalen-Helchteren. Er zijn echter nog tal van andere programma´s. De vraag is: hoe zien we dat? Zeker wat de logistieke aspecten betreft, zijn er nog heel wat uitdagingen. Dan heb ik het niet meteen over de wegen, maar over de haven, de spoorwegen en de binnenvaart. Wat zijn daar de mogelijkheden inzake alternatieve financiering? Zoals hier al werd gezegd, kan PPS niet overal worden gebruikt. Er moet dus een kosten-batenanalyse worden gemaakt, zodat we kunnen zien hoe het verder moet.
Iedereen kent de projecten die nu op de tafel liggen, zoals de tweede sluis van de Waaslandhaven en een aantal projecten in Gent. Er is meer vraag dan ik geld ter beschikking heb. De vraag is dus hoe we dat kunnen oplossen: welke projecten financieren we alternatief, en welke financieren we volledig met het reguliere budget? Daar zouden we meer duidelijkheid over willen geven, ook in overleg met de bedrijven. We zullen nog voor het zomerreces naar de Vlaamse Regering gaan met een strategische nota over de havens. Als we investeringen doen, wil ook wel eens weten wat de?return on investment´ is. Ik ontvang geregeld vragen. Als we die beantwoorden, wil ik ook weten welke bijkomende activiteiten, investeringen en bedrijven dat dan oplevert, en hoe de bestaande bedrijven daarover denken. Dat zou in het vierde pilootproject uitgeklaard worden.
Pilootproject 5, onderwijs en arbeidsmarkt, is wat nieuw, zeker ten aanzien van de logistiek. Gisteren heb ik nog een prijs uitgereikt aan een aantal middelbare scholen die aan een wedstrijd bedrijfsspel hadden deelgenomen. In het verleden hadden scholen een richting expeditie. Op een bepaald moment heeft men die richting?logistiek management´ genoemd. Dat klinkt wat mooier, maar is de inhoud van die richting aangepast? Er wordt me gezegd dat er een grote nood is aan middelmanagement in logistieke bedrijven, men vindt geen goedgeschoolde mensen. Het is de bedoeling om het onderwijsaspect aan te pakken, de benamingen en wat achter die benamingen zit. Als logistiek management hetzelfde is als de richting expeditie van jaren geleden, zeggen de bedrijven dat ze andere skills nodig hebben dan wat bepaalde instellingen afleveren. Dat zal volledig aangepakt worden.
Pilootproject 6 betreft het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling. Ik heb verschillende gesprekken gevoerd over onderzoek en ontwikkeling in de logistiek. We krijgen een situatie waarbij de grote spelers innovatieve stappen zetten, en dat niet aan de collega´s meedelen. Ik kan er inkomen dat ze dat niet doen aan de andere grote bedrijven, maar in de logistieke sector zijn ook duizenden KMO´s actief die onvoldoende mee zijn en onvoldoende de vruchten plukken van onderzoek en ontwikkeling.
Als we spreken over logistiek, denken de meeste mensen aan stinkende vrachtwagens en files. Logistiek is echter veel meer dan dat. We willen daar een goede communicatie en duiding over en we willen het maatschappelijk draagvlak ervoor verbreden, in Vlaanderen en daarbuiten. Als we de ambitie hebben om de nummer 1 te blijven, die we volgens bepaalde studies zijn, zullen we ook extern duidelijk moeten communiceren en daar de nodige inspanningen voor doen. Pilootproject 7, doelgerichte communicatie, is maar mogelijk als we alle andere elementen hebben uitgewerkt. Daarom wordt er een draaiboek voor uitgewerkt.
Het zijn niet de enige projecten, maar het zijn wel belangrijke projecten die in de visienota Logistiek Vlaanderen zijn geselecteerd.
U vraagt welke finaliteit ik nastreef: voor mij is dat de positie die we nu bekleden. In de sterkte-zwakteanalyse die Healy & Baker elk jaar uitvoert, werd op vraag van het Vlaams Instituut voor Logistiek, afgekort VIL, verder ingezoomd op de landenkwalificatie naar provincie en zelfs naar arrondissement. De provincie Limburg staat op nummer 1, gevolgd door Luik en Antwerpen. Wat betreft de arrondissementen scoort Maaseik heel sterk, gevolgd door Oostende en Tongeren. Deze interessante analyse dateert van juli 2004 en zal de volgende weken worden geactualiseerd. Luik, Henegouwen, Ile de France, Nord-Pas de Calais volgen ons dicht op de voet. Er moet met andere woorden niet veel gebeuren, of we zijn onze positie kwijt. De Nederlanders hebben andere studies die zeggen dat zij op nummer 1 staan.
Deze studie toont aan dat we goed zitten, dat de concurrentie bikkelhard is en de finaliteit moet zijn om onze positie te behouden en te verstevigen zodat de werkgelegenheidsdynamiek en de welvaart daar uit kunnen blijven putten, allemaal op een gezonde manier.
U vraagt naar de timing. Ik ben er voorstander van om dit project volledig in het businessplan te schuiven, onder meer omdat het bevoegdheidsoverschrijdend is, ook ten aanzien van de federale overheid. Ik heb gevraagd het op te nemen in de federale werven die worden ontplooid. Ik ben zo goed als klaar met de draaiboeken van de verschillende projecten. Ik zou graag nog dit jaar starten met de pilootprojecten. Ik zal de volgende dagen en weken kijken in welk kader dit past, zeker als het in het businessplan wordt ingeschoven.
Inzake de methodologie gaan we als volgt te werk. We starten de pilootprojecten op. Voor het eerste project hebben we van de bedrijven heel concreet al het aanbod hebben gekregen om eraan mee te werken. Net zoals de Hessennatie enkele jaren geleden heeft gedaan, selecteren we twee of drie bedrijven, en we gaan nog verder dan toen en betrekken er ook terminals enzovoort bij. We starten het project op met een duidelijke timing van het aantal maanden, we volgen tijdens die maanden de verschillende elementen op en we sluiten na een bepaalde periode het pilootproject af. Er komt een evaluatie en een voorstel om een aantal zaken, bijvoorbeeld wetgeving, te wijzigen zodat die conclusie kan worden veralgemeend. We starten niet met een veralgemening, bijvoorbeeld de laad- en lostijden veralgemenen we tot 10 uur ´s avonds.
De vraag is wat dan allemaal op wetgevend vlak moet worden gewijzigd. De bedoeling van deze pilootprojecten, waar ik al met de vakbonden en andere actoren gesprekken over heb gevoerd, is eerst uittesten en dan conclusies meegeven. Het is de bedoeling om alle reglementen waarvan de sector en wij vinden dat die moeten worden aangepast, op te lijsten en voorstellen te doen over welke wijzigingen moeten worden aangebracht. Voorstellen van wat we zelf kunnen wijzigen, moeten we indienen bij de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement en andere wijzigingen meedelen aan de federale overheid. Al naargelang het pilootproject zal de inhoud een andere aard hebben en zal de conclusie een andere finaliteit hebben, zijnde het veralgemenen, het wijzigen en, wat het onderwijs betreft, het herinvullen en herschrijven van inhouden die het logistiek management moet hebben.
Ik kom tot uw vierde vraag. Ik heb al verwezen naar de studie van Healy & Baker die de volgende weken of maanden zal worden geactualiseerd. Ik ben zeer benieuwd of er in tussentijd verschuivingen zijn opgetreden. De concurrentie is verschrikkelijk scherp. Onze sterktes kunnen onze zwaktes van morgen worden. Ik noem onze sterke punten: geografisch centrale ligging, dichte multimodale ontsluitingen, uitgebreide talenkennis, gespecialiseerde knowhow inzake alle aspecten van de logistiek. Deze sterkten kunnen onze zwaktes worden wanneer alles dichtslibt, wanneer de reglementering zich zo ver ontwikkelt dat de kosten die daarmee samenhangen zo uit de pan swingen dat we een concurrentieel nadeel krijgen, dat ons onderwijs onvoldoende ge?nnoveerd wordt enzovoort. Al de voordelen die we de voorbije jaren hadden, kunnen vrij snel hindernissen worden.
Ik kom tot de laatste vraag. Ik heb de visienota afgerond en ben bezig met de draaiboeken. Binnen enkele weken is het duidelijk of het in het Businessplan Vlaanderen komt of in een ander kader wordt geplaatst. Wat mij betreft, gaan we daarmee door. Als de draaiboeken zijn afgerond, kan iedereen naargelang de verschillende pilootprojecten participeren. We moeten nagaan hoe we dat concreet in elkaar steken, en dat geldt zeker voor Limburg en Antwerpen. De bedoeling is heel duidelijk om over Flanders Logistics niet met veel woorden te praten maar er concreet iets aan te doen, opgebouwd met pilootprojecten, evaluatie en generalisatie van wat moet worden opgelost, niet alleen in Limburg maar in heel Vlaanderen en onze koppositie de volgende jaren garanderen en versterken. Dat is een werk van lange adem, en het is belangrijk dat we dit doen.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide en gedetailleerde antwoord. U zult de volgende 2,5 jaar nodig hebben om die pilootprojecten te kunnen realiseren, of misschien langer. Ik blijf met u geloven dat Vlaanderen twee grondstoffen heeft: de ligging en de werkkracht van de gewone Vlaming. Die troeven moeten we uitspelen.
In onze regio is altijd de vraag gesteld om van Genk een economische poort te maken binnen het RSV. De vraag is wat we daarmee bereiken. Wat levert dat op? Het is een titel, maar wat betekent die? Als de regio zich zou kunnen inschrijven in een aantal van die projecten, zouden we veel meer mogelijkheden hebben. Ik heb in elk geval begrepen dat u de projecten wilt uitbreiden naar de rest van Vlaanderen.
Ik bedank u alvast, mijnheer de minister. U kunt op onze volmondige steun rekenen. U hebt gelijk, we moeten niet altijd grote speeches houden, maar ook af en toe een ei leggen.
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de minister, ik kan u niet bedanken voor uw antwoord, want ik heb er geen gekregen. Bent u mij vergeten?
Minister Kris Peeters: Excuseert u mij, mijnheer Vrancken. Over de IJzeren Rijn en de noord- zuidverbinding zullen we het straks nog hebben.
Ik ben in Sint-Truiden geweest. Men heeft me daar gevraagd naar de ontsluiting. De heer Peumans heeft de historische fout al geduid. Ik heb heel goed begrepen dat Sint-Truiden een ontsluiting wil. Dit realiseren vraagt een maatschappelijk draagvlak, en dat moet nog groeien. Op dit moment kan ik daar nog geen geld voor zoeken, laat staan het uitvoeren.
U vraagt een ontsluiting voor Heusden-Zolder. Daar kan ik nu niet direct op antwoorden. U kunt daar een vraag om uitleg over stellen.
Mevrouw Veerle Heeren: Het is belangrijk dat er in Sint-Truiden een studie wordt uitgevoerd. Dan pas kunnen we verder.
De heer Freddy Van Gaever: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Heeren. Vlaanderen heeft veel troeven. We hebben een gemotiveerde bevolking, we hebben meertalige werkkrachten en een goede ligging, maar we communiceren slecht.
Het grootse project Hambantota zegt u waarschijnlijk niets. Vorig jaar mocht ik hier heel toevallig een Indische delegatie ontvangen. Die mensen zochten contact met de Vlaamse logistieke top van de haven van Antwerpen. Volgens hen zal India over vijftien à twintig jaar China voorbijsteken op het vlak van bevolkingsaantal en op zakengebied. Iedereen spreekt immers Engels in India.
De drukste zeeroute ter wereld loopt ten zuiden van India en langs Sri Lanka. Daar passeren miljoenen containers in alle richtingen en met alle bestemmingen. India heeft een probleem met de diepgang van zijn stromen zoals wij met de Schelde. Er wordt een volledig nieuwe zeehaven gebouwd, namelijk Hambantota, die over twintig à dertig jaar een van de grootste ter wereld zou moeten zijn. India wil daar de vracht van grote containerschepen overladen in kleinere schepen die zelfs op de binnenwateren kunnen varen. Het project is gigantisch. Er komt een petroleumraffinaderij en chemische fabrieken.
Ik heb met die Indiërs het Havenbedrijf Antwerpen bezocht. We werden rondgeleid door een ambtenaar die een uur doorging over het Deurganckdok en de haven, maar daar kwamen ze niet voor. Ze kwamen om de medewerking van Vlaanderen te vragen en om mensen met ervaring te zoeken voor de opstart van die haven in India. Vorige vrijdag vroeg ik bij gelegenheid aan een persoon van het Havenbedrijf Antwerpen hoe het stond met Hambantota. Die man wist van niets. Een uur geleden belde de president van Vavasi mij, een grote Indische onderneming die meewerkt aan Hambantota. Hij vertelde me dat de haven van Rotterdam nu hoogstwaarschijnlijk de opdracht zal krijgen. Dat is toch erg jammer!
Ik zal u straks met plezier het nummer van de president van deze grote Indische holding geven. Misschien kunnen uw diensten nog contact met hem opnemen en kunnen we nog een graantje meepikken.
Minister Kris Peeters: Mijnheer Van Gaever, we moeten zorgen dat we dergelijke kansen niet laten voorbijgaan. Ik weet niet wat er in het Havenbedrijf Antwerpen verkeerd is gelopen. Als u die mensen naar mij doorverwijst, zullen ze zeker geholpen worden.
De heer Jan Peumans: Toenmalig eerste minister Leburton woonde in Waremme. Hij vond dat zijn gemeente ontsloten moest worden in functie van een groot industriepark. U kunt daar gaan kijken: er staat nog steeds niets op dat terrein. Die autosnelweg had via Sint-Truiden moeten lopen. Wie de geschiedenis van het autowegennet in België wil bestuderen, kan ik enkele boeken aanbevelen.
Mijnheer de minister, ik vind het jammer dat daar in uw logistiek plan weinig over terug te vinden is. Het blijft een feit dat u heel sterk de nadruk legt op de havens. Ik bedoel dat niet negatief, ik begrijp dat. Limburg is nog steeds vragende partij voor een logistieke poort. Het heeft meer met psychologie dan wat anders te maken, maar dat elke provincie logistieke poorten heeft, behalve Limburg, dat is niet stimulerend. Ook de noord-zuidverbinding ontbreekt nog. Ik weet het, u zult eraan werken.
Ik hoor hier altijd zeggen dat Limburg een degelijke infrastructuur heeft, en dat is bewezen. Een industrieterrein langs de E313 zoals in Tongeren of langs de autosnelweg zoals in Lummen is zeer interessant voor de Europese distributiecentra, vooral voor deze die een meerwaarde leveren. Ik doel daarmee op de beroemde uitgestelde fabricage. Logistieke bedrijven die zowel hoogopgeleide als laaggeschoolde werknemers nodig hebben, zijn de interessantste. Ik noem SKF en Bose als voorbeelden. Dat mis ik in uw logistiek plan voor Limburg.
U zegt dat het onderwijs zich op de logistieke arbeidsmarkt moet afstemmen, maar dan moeten we een keuze maken voor bepaalde onderwijsinstellingen. Dat kan niet in heel Vlaanderen. Het beroep van expediteur is door het opengaan van de Europese grenzen verdwenen. De logistieke opleiding is ervoor in de plaats gekomen, maar er dreigt nu een leemte te ontstaan. Ik spreek nu als Limburger: we hebben een troef die we echt zouden kunnen uitspelen, en we hebben daarvoor geen verbinding met de E40 nodig. Dat komt te weinig tot uiting in uw logistiek plan en in uw businessplan. U zult me antwoorden dat u aan alternatieve financiering gaat doen voor het klaverblad in Lummen. Die verhalen ken ik. We moeten alle kansen uitputten. Limburg heeft nog andere troeven. Daarmee ga ik echt op de Limburgse toer.
Minister Kris Peeters: En we zijn nog niet aan het einde van deze vergadering!
Mijnheer Peumans, u weet dat ik niet de enige ben die veel hoop stelt in de postponed manufacturing. We hebben voldoende oppervlakte om alleen op de kwantiteit te focussen. In Zeebrugge vinden we daar nog voorbeelden van, er is de Katoen Natie en de autoassemblage. Dit hangt samen met de clustervorming en de ontwikkeling daarvan. De pilootprojecten dekken heel Vlaanderen en willen alle Vlaamse troeven uitspelen. Ik vind het iets te vroeg om het plan al volledig te beoordelen. We moeten het in de komende maanden opvolgen en zorgen dat alle aspecten, ook de Limburgse, aan bod komen. Ik ben er zeker van dat u dit allemaal zult volgen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.