Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 21/03/2006
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de gratis kilowattuur elektriciteit als sociale maatregel
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, iets meer dan een maand geleden hebben we in plenaire zitting een debat over een motie betreffende energiearmoede gevoerd. Ten gevolge van de hoorzittingen die in november en december 2005 hebben plaatsgevonden, heeft de minister op de werkzaamheden van deze commissie geanticipeerd. Aangezien de winter op dat ogenblik voor de deur stond en hij niet langer kon wachten, heeft hij een maatregelenpakket opgesteld.
De minister heeft toen onder meer besloten de stroomafsluitingen tot de grootste noodgevallen te beperken, de beschermde afnemers geen dropkosten meer aan te rekenen en de stroombegrenzing van 6 ampère tot 8 ampère op te trekken. Een ander onderdeel van dit maatregelenpakket was de verhoging van het gratis kilowattuur voor de beschermde afnemers. Het was toen nog niet duidelijk over welke orde van grootte de minister het precies had.
De maatregel om gratis stroom te verstrekken, is op 1 januari 2002 ingevoerd. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat dit recht bij de invoering van de vrije markt zou vervallen. Ten gevolge van een voorstel van decreet is deze sociale maatregel uiteindelijk bestendigd. Tot op heden heeft elk Vlaams gezin jaarlijks recht op een gratis hoeveelheid elektriciteit ten belope van 100 kilowattuur, vermeerderd met 100 kilowattuur per gezinslid. Voor de afnemers die van het sociaal tarief genieten, bedraagt de hoeveelheid gratis elektriciteit 500 kilowattuur.
In het licht van de openbaredienstverplichting zijn de leveranciers verplicht om deze hoeveelheid gratis kilowattuur op de eindfactuur in rekening te brengen. In feite gaat het hier om een misplaatste term. De gratis stroom wordt immers in de distributienettarieven doorgerekend. Ik vraag me dan ook af of deze sociale maatregel in de grond wel echt sociaal is. Het lijkt me mogelijk dat deze maatregel zijn doel mist.
Tijdens de vergaderingen van de ad-hoccommissie Energiearmoede hebben we vastgesteld dat de arme en vooral de kleine gezinnen in verhouding niet automatisch minder elektriciteit dan de grotere en welstellende gezinnen verbruiken. Arme gezinnen wonen doorgaans in slecht geïsoleerde woningen, verwarmen vaak elektrisch en beschikken over de minst energiezuinige huishoudtoestellen. Ze beschikken evenmin over de middelen om in isolatie of in energiebesparende toestellen te investeren. Eigenlijk komt het erop neer dat de kleinere en armere gezinnen de grote en welstellende gezinnen door middel van een omgekeerde sociale herverdeling van toegekende hoeveelheid gratis kilowattuur subsidiëren.
Mijnheer de minister, zijn de effecten van de invoering van de verstrekking van gratis kilowattuur reeds onderzocht? Zo ja, wat zijn de resultaten van dit onderzoek? Zo neen, is dringend onderzoek niet aan de orde? Weegt het prijsvoordeel van het gratis kilowattuur op tegen de verhoging van het distributietarief? Geldt dit voor alle bevolkingsgroepen? Welke initiatieven kan de minister nemen om toch een sociaal effect te sorteren, indien zou blijken dat deze maatregel toch niet zo sociaal is als algemeen wordt gedacht?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we mogen niet vergeten dat deze maatregel niet enkel vanuit een sociaal oogpunt is ingevoerd. Deze maatregel heeft tevens een belangrijke ecologische doelstelling. Zoals de heer Decaluwe al heeft opgemerkt, gaat het niet echt om gratis kilowatturen. De gratis stroom wordt in de distributienettarieven voor de niet-gratis geleverde kilowatturen doorgerekend. Het gaat om een vorm van progressieve tarifering. In principe zou dit systeem de gezinnen die weinig stroom verbruiken een voordeel moeten opleveren en de gezinnen die veel stroom verbruiken meer moeten kosten. De maatregel moet de gezinnen aansporen om minder stroom te verbruiken.
Indien de minister de beoogde herverdelingseffecten van deze maatregel zou onderzoeken, zou hij tegelijkertijd ook de milieuresultaten moeten bekijken. In welke mate heeft deze vorm van progressieve tarifering effectief tot een daling van het verbruik geleid? In welke mate zijn de gezinnen aangespoord om minder stroom te verbruiken? Mij lijkt het alvast nuttig om de sociale herverdelingseffecten van de maatregel ex post te onderzoeken. Ik vind evenwel dat in dat geval ook de mogelijke herverdelingseffecten van alternatieve scenario's moeten worden onderzocht.
Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan het verhogen van de hoeveelheid gratis kilowattuur per aansluitingspunt en het laten wegvallen van de hoeveelheid gratis kilowatt uur per gedomicilieerde inwoner. Ik heb die suggestie tijdens een onderhoud van deze commissie met de VREG al naar voren gebracht. Dit alternatieve scenario zou ongetwijfeld tot lagere administratieve en transactiekosten leiden. Het is gewoon eenvoudiger. Elke netbeheerder weet perfect over welke aansluitingspunten het gaat. Al die punten zijn gekend. Het is veel moeilijker te ontdekken welke gedomicilieerde inwoners aan een bepaald aansluitingspunt zijn verbonden. Dit is een volatiel gegeven. Om die informatie te krijgen, moet de netbeheerder toegang tot de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid hebben.
Indien de sociale herverdelingsmechanismen van het huidige systeem worden onderzocht, zouden tegelijkertijd de alternatieve scenario's onder de loep moeten worden genomen. Deze alternatieve scenario's delen het opzet van het bestaande systeem, met name het teweegbrengen van een sociale herverdeling die vooral de sociaal zwakkeren ten goede komt en het bereiken van een milieuresultaat. Ze zouden voor de sector ook veel minder administratieve overlast betekenen.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, de verstrekking van 100 kilowattuur is zeker een sociale maatregel. Ik weet evenwel niet zeker of het ook een ecologische maatregel is. Dit is immers afhankelijk van de perceptie. Hoe wordt deze maatregel precies gepercipieerd? Indien de mensen denken dat ze best zo weinig mogelijk verbruiken om meer van de gratis kilowatturen te genieten, gaat het om een ecologische maatregel. Indien de mensen vinden dat ze niet meer naar hun verbruik moeten kijken omdat ze toch een bepaalde hoeveelheid gratis krijgen, heeft de maatregel een omgekeerd effect. De perceptie van de maatregel moet worden onderzocht.
Mijnheer de minister, tijdens ons werkbezoek aan de VREG zijn een aantal kritische opmerkingen over de verstrekking van 100 gratis kilowattuur naar voren gebracht. Zou u uw mening hierover kunnen geven?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik zal met de laatste vraag van de heer Decaluwe beginnen. Die vraag sluit immers nauw aan bij de opmerkingen en vragen van de twee overige sprekers. Alvorens bijkomende maatregelen in overweging worden genomen, lijkt onderzoek me zeker aangewezen. Ik zal dit stimuleren. Ik zal trachten te achterhalen wat de voor- en de nadelen van het bestaande systeem zijn en welke alternatieven ons nog beter in staat kunnen stellen om een aantal doelstellingen te realiseren.
Zoals de heer Decaluwe daarnet heeft opgemerkt, zijn de bedoelingen achter deze maatregel goed, maar doen zich in de praktijk aberraties voor. We bereiken niet steeds de voor de gezinnen beoogde doelen. Alvorens ik maatregelen in overweging wil nemen of wil beoordelen, moet worden onderzocht op welke manier en in welke mate de verstrekking van gratis stroom tot een herverdeling leidt.
Mijnheer Martens, ik heb hier een advies van de MiNa-Raad over de ecologische doelstelling van de maatregel. Aangezien het advies van 1 maart 2001 dateert, ga ik ervan uit dat dit advies u na aan het hart ligt. Op pagina 9 staat het volgende te lezen: 'Om te zorgen voor het verlagen van het elektriciteitsverbruik (en niet voor het verhogen van het elektriciteitsverbruik, zoals in de memorie van toelichting staat vermeld) volstaat het hoegenaamd niet om enkel een hoeveelheid gratis stroom te verdelen. Daarvoor zal het progressief tariferen van klanten waarschijnlijk het beste instrument zijn.' Om tot een verlaging van het elektriciteitsverbruik te komen, zal het volgens de MiNa-Raad dus niet volstaan om enkel een hoeveel gratis stroom te verdelen. Dat toont nog eens aan dat we daarmee met de nodige zorg moeten omspringen en er verder onderzoek over moeten verrichten.
Mijnheer Decaluwe, het antwoord op uw vraag of er al grondig onderzoek is gebeurd naar de effecten van de invoering van gratis kilowattuur, is ontkennend. Wel heeft de VREG in de loop van september vorig jaar een controle gedaan. Op 13 maart 2006 is met FEBEG afgesproken om op korte termijn te zoeken naar efficiëntieverbeteringen bij de uitvoering van het systeem van gratis elektriciteit met de focus op reductie van kosten bij distributienetbeheerders en leveranciers. U hebt gelijk dat we vrij snel een grondig onderzoek moeten uitvoeren om met meer kennis van zaken deze maatregel, die verschillende invalshoeken heeft, efficiënter te maken en meer doelgericht te formuleren.
Op uw tweede vraag hebt u eigenlijk zelf al geantwoord door de manier waarop u ze hebt gesteld. Men kan zich terecht de vraag stellen in welke mate het systeem tot kosten leidt die worden doorgerekend in het distributienettarief en of deze kosten in verhouding staan tot de gewenste resultaten.
De VREG heeft haar collega's van de CREG, die instaan voor de goedkeuring van de tarieven die de distributienetbeheerders mogen aanrekenen, al vorig jaar om de nodige cijfergegevens gevraagd. Helaas hadden de diensten van de CREG het op dat ogenblik te druk met de goedkeuring van de nieuwe tarieven. Ik heb de VREG opdracht gegeven er nogmaals bij de CREG op aan te dringen om die gegevens ter beschikking te stellen.
Naast het sociale effect van de gratis kilowattuur kan ook de impact op het rationeel energiegebruik geëvalueerd worden.
Ik vat samen: er komt een grondig onderzoek met alle alternatieven. Op basis daarvan zullen we bijkomende of andere maatregelen formuleren.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. We kunnen nu enkel wachten op de resultaten van dat onderzoek en nagaan op welke manier het beleid met deze resultaten omgaat.
De voorzitter: Het incident is gesloten.