Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 11/10/2005
Vraag om uitleg van de heer Robert Voorhamme tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het advies van de MiNa-Raad over het stappenplan voor de invoering van het energieprestatiecertificaat en het ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het energieprestatiecertificaat voor sociale woningen
De voorzitter: de heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Europese richtlijn van december 2002 omtrent de energieprestaties van gebouwen, die werd gepubliceerd op 4 januari 2003, heeft ertoe geleid dat we in de loop van de vorige legislatuur op de valreep, namelijk op 7 mei 2004, een Energieprestatiedecreet in het parlement hebben goedgekeurd. Ik was zelf een van de hoofdindieners van het voorstel van decreet.
Een en ander was dringend, want ondanks de invoering in het begin van de jaren negentig van een aantal energie- en isolatienormen, bleek uit onderzoek dat ook bij gebouwen die daarna werden opgericht, er geen verschil merkbaar was met die van een vroegere periode. Er moesten dus nieuwe maatregelen worden getroffen. Dat werd trouwens ook voorgeschreven door Europa. De maatregelen houden verband met de norm en de procedures die moeten worden gehanteerd.
Een zeer belangrijk onderdeel van het Energieprestatiedecreet is het energieprestatiecertificaat. Ik ken immers een beetje de naar een achterpoortje zoekende Belg en Vlaming. Door het certificaat grijpen we in op de marktwerking. Dat is de meest efficiënte manier om de inwoners ertoe aan te zetten sneller te kiezen voor energiezuinige woningen.
Mijnheer de minister, aan dit Energieprestatiedecreet hebt u een uitvoeringsbesluit en een stappenplan gekoppeld. Er zullen nog andere besluiten volgen.
Dat stappenplan houdt in dat het certificaat bij de bouw wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2006. Vanaf 2007 wordt het werkelijk gemeten energieverbruik van gebouwen voor publieke dienstverlening bijgehouden. Vanaf 2008 wordt het certificaat voor gebouwen van publieke dienstverlening ingevoerd. Datzelfde jaar zou ook een energieprestatiecertificaat bij de verkoop van residentiële gebouwen worden ingevoerd. Vanaf 2009 zou het worden ingevoerd bij de verkoop van niet-residentiële gebouwen en bij de verhuur van gebouwen.
Zoals het een goed minister betaamt, hebt u bij het begin van de zomer het advies gevraagd van de MiNa-Raad. De raad heeft hierop op 15 september een aantal bedenkingen geformuleerd. Wat zult u met het advies doen? De raad heeft een aantal voorstellen gedaan. In het stappenplan staan de huurwoningen op de laatste plaats. Nochtans zou dit volgens de MiNa-Raad wel eens de sector kunnen zijn waar het vlugst op kan worden ingewerkt. Uit onderzoek blijkt bovendien dat de gemiddelde energieprestatie in de huursector lager liggen dan bij de eigenaars.
Daarnaast is er ook een sociale overweging. In een groot deel van de huursector zitten mensen met een niet al te groot budget. Ze huren omdat ze geen eigendom kunnen verwerven. De energieprestaties van huurwoningen kunnen doorslaggevend zijn, maar op dit moment is daar veel te weinig over bekend.
De rotatie van huurwoningen is gemiddeld veel hoger dan van woningen in eigendom. Telkens als de woning van eigenaar verandert of iemand anders in de huurwoning intrekt, zou het energieprestatiecertificaat moeten worden voorgelegd. Mijnheer de minister, wat is uw mening daarover?
Een ander punt is dat voorlopers beloond zouden moeten worden. Dat betekent dat degenen die tot nu toe vrijwillig een energieaudit hebben laten uitvoeren, recht zouden moeten hebben op een beloning. Ze zouden een energieprestatiecertificaat moeten krijgen. De voorwaarde is dan natuurlijk wel dat het gaat om een audit die in orde is.
Ook als het certificaat niet verplicht is, zou dat een goede zaak zijn. Doordat een aantal aanbieders een energieprestatiecertificaat kunnen bovenhalen, komen degenen die dat niet kunnen in een vervelende positie terecht. De druk vanuit de immobiliënsector en de makelaars zal ervoor zorgen dat er spontaan wordt gewerkt met die certificaten. Ik heb eens een steekproef uitgevoerd, en met alle respect die ik hen toedraag, moet ik toch zeggen dat degenen die werken in de immobiliënsector niet de meest geleerde mensen zijn. (Opmerkingen)
Ik wou weten wie er eigenlijk op de hoogte was van de formaliteiten waarmee ze binnenkort bijkomend rekening moesten gehouden bij het verhuren of verkopen van woningen. Niemand bleek te weten wat het energieprestatiecertificaat inhield. Het zou geen slechte zaak zijn de mensen te sensibiliseren. Dat zou kunnen gebeuren door de voorlopers in te schakelen.
De MiNa-Raad zegt terecht dat werk moet worden gemaakt van energieprestatiecertificaten. De afdwingbaarheid en de controle op de naleving moeten nog worden geregeld. We mogen dat niet uit het oog verliezen. Ingeval van een eigendom kan dat eventueel worden geregeld via de notaris. Men kan eisen dat een certificaat deel uitmaakt van elke verkoopakte.
Bij een verhuring ligt de zaak anders. Nogmaals, het is steeds in die gevallen dat het probleem zich voordoet.
Er wordt ook gesuggereerd om bijkomende, omkaderende maatregelen te treffen, omdat de nu ingebouwde verlaging van de onroerende voorheffing voor lage-energiewoningen natuurlijk een effect heeft op degenen die een minimaal KI hebben. Uit ervaring weten we dat er in de verhuursector nogal wat woningen zijn met een zeer laag KI. Dat punt hangt samen met het vorige, namelijk dat over de naleving. Een databank van energieprestatiecertificaten zou hierbij nuttig kunnen zijn. De databank zou ook vrij consulteerbaar moeten zijn. Aangezien het internet een zeer veel gebruikt medium is bij mensen die woningen willen kopen, verkopen, huren of verhuren, zou het ook nuttig kunnen zijn om over die woningen wat meer informatie te geven. Ik verwijs naar de discussie die we een paar uur geleden hebben gevoerd over de VREG als instrument voor een benchmarking voor de energieprijzen. Dat instrument wordt hoe langer hoe meer gebruikt, ook door de gewone consument.
Mijnheer de minister, als indiener van het voorstel van decreet volg ik de zaak uiteraard op. U bent minister van Energie. Wat denkt u daar zelf over? Ik wil hier niet antwoorden in uw plaats. Waarschijnlijk zult u verwijzen naar het probleem van grote aantal specialisten dat nodig zal zijn, waardoor u gefaseerd tewerk moet gaan.
Minister Kris Peeters: Dat is niet het enige punt.
De heer Robert Voorhamme: Ik heb daar natuurlijk wel oog voor. Dat belet echter niet dat de huidige fasering niet herschikt kan worden en dat meer wordt ingegrepen waar de nood het hoogst is. Het kan ook de bedoeling zijn dat de verhuursector zo lang mogelijk verstoken blijft van dit soort regelgeving, maar dat kan ik niet geloven.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, mijn opmerkingen en vragen over het energieprestatiecertificaat liggen bijna volledig in de lijn van die van de heer Voorhamme. Ik maak wel voorbehoud bij zijn opmerkingen over de vastgoedmakelaars.
Mijnheer de minister, de Europese Unie verplicht Vlaanderen tot het introduceren van een energiecertificering van gebouwen. Hiervoor heeft de Vlaamse Regering een stappenplan uitgewerkt dat een energieprestatiecertificaat, het EPC, vanaf 2008 verplicht bij het verkopen van een gebouw. Bij verhuring is het EPC pas verplicht vanaf 2009. Nochtans hebben huurwoningen over het algemeen een slechtere energie-efficiëntie dan woningen van eigenaars. Logisch gezien zouden de huurwoningen de prioritaire groep moeten zijn om de gemiddelde energie-efficiëntie te verhogen. Daarom lijkt mij het voorstel van de MiNa-Raad om het EPC al in 2008 in de sociale verhuursector in te voeren, een goede suggestie.
Voorts wenst de Vlaamse Regering de onroerende voorheffing op lage-energiewoningen te verlagen. Deze maatregel is een goede zaak voor woningen die door de eigenaar zelf worden bewoond. Minder interessant is dit voor minder goede huurwoningen, met een op zich al laag kadastraal inkomen en bijgevolg een lage onroerende voorheffing. Hier is het fiscaal voordeel te klein om energiebesparende maatregelen uit te voeren of om een certificaat aan te vragen.
Mijnheer de minister, hebt u reeds initiatieven genomen om het ECP al in 2008 in de socialeverhuursector in te voeren? Hebt u nog andere bevorderende maatregelen genomen om de energieprestaties van onder meer, maar niet alleen, sociale woningen te verbeteren?
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, u zult begrijpen dat ik, als mede-indiener van het voorstel van energieprestatiedecreet, hier ook even mijn zeg wil doen.
In eerste instantie wil ik mijn verwondering uiten over het feit dat het Vlaams Belang plots bezorgd is over de goede en vlotte uitvoering van dit decreet. Toen het voorstel van decreet ter stemming werd voorgelegd in de plenaire vergadering, heeft deze fractie tegen gestemd.
De heer Pieter Huybrechts: Dat is informatie op het niveau van De Morgen.
De heer Eloi Glorieux: Niet iedereen leest het Pallieterke. Ik hoef natuurlijk niet uit te leggen dat het Energieprestatiedecreet een compromis is. Op het einde haakte de VLD zelfs af. (Opmerkingen van de heer Marc van den Abeelen)
Mijnheer de minister, we moeten toegeven dat het jammer is dat het decreet zo laat in werking treedt. Januari 2006 was de ultieme datum die door Europa was vooropgezet. We kunnen dan ook niet langer wachten. Ondertussen stellen we vast dat, zelfs vooraleer het decreet goed en wel in werking treedt, de inhoud al bijna verouderd is.
Gelet op de huidige olieprijzen, moeten we een stap verder durven zetten. De K-waarden die in het decreet zijn opgenomen, zouden gerust op 30 of 35 kunnen worden vastgelegd. Als we het bestaande uitvoeren, zijn we echter ook al een hele stap verder.
Los daarvan zijn de opmerkingen van de MiNa- Raad zeer terecht. Als het invoeren van het energieprestatiecertificaat voor huurwoningen wordt uitgesteld tot 2009, dan verzeilen we in de perfide situatie dat vooral die burgers die het meest zouden kunnen genieten van energiebesparende maatregelen, als laatsten aan bod komen.
Mijnheer de minister, bent u bereid om de planning aan te passen zodat de mensen die er het meeste voordeel uit zouden kunnen putten, ook het eerst aan bod komen?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, vooreerst wens ik alle geestelijke vaders van dit decreet, die zich hier ook hebben geout, van harte te feliciteren. Het is hun werk dat ik nu mag uitvoeren. Ik stel ook vast dat de adviezen van de MiNa-Raad zeer zorgvuldig worden gelezen. Ik ga ervan uit dat het advies van een andere raad, waar de heer Voorhamme zich jaren voor heeft ingezet, namelijk de SERV, ook relevant is.
Mijnheer Voorhamme, u hebt al één element aangehaald waarom we een stappenplan hebben ingevoerd. We moeten opletten dat er geen tekort is aan energiedeskundigen omdat we het decreet te snel invoeren. Studies wijzen uit dat, als het energieprestatiecertificaat bij nieuw- en vernieuwbouw, verkoop en verhuur en voor gebouwen voor publieke dienstverlening gelijktijdig wordt ingevoerd, het aantal vereiste fulltime energiedeskundigen ruim 1.000 bedraagt.
U hebt oog voor dat probleem. We moeten dan ook voorzichtig zijn en ervoor zorgen dat we kunnen beschikken over voldoende energiedeskundigen.
Een tweede reden om gebruik te maken van de uitstelperiode is het feit dat er nog geen Europese normen zijn vastgelegd voor de berekening van de energieprestatie van gebouwen en voor het energieprestatiecertificaat. Het Comité Européen de Normalisation is deze normen momenteel versneld aan het ontwikkelen. De definitieve goedkeuring van deze normen wordt verwacht in de loop van 2006. De omzetting in Belgische normen is een federale bevoegdheid en wordt ten vroegste verwacht in 2007.
Aangezien de Europese normen en de nationale omzetting zowel de te hanteren rekenmethode als de te volgen certificatieprocedure be?nvloeden, is een gefaseerde invoering aangewezen. Bij een recente rondvraag van de Europese Commissie is overigens gebleken dat de meeste Europese lidstaten gebruik maken van de uitstelmogelijkheid. Het is verrassend dat zelfs Nederland, dat al over een certificatensysteem beschikt, de richtlijn niet zal implementeren vanaf 2006. Volgens Nederland kan dat niet. Het land pleit voor het herbekijken van de richtlijn.
Elke goede minister moet rekening houden met goede adviezen. Ik heb er twee ontvangen: een van de MiNa-Raad en een van de SERV.
Ik heb reeds argumenten gegeven voor het pleidooi voor de gelijktijdige invoering.
Mijnheer Voorhamme, ik begrijp uw vraag naar een switch in het stappenplan en naar een snellere invoering voor een bepaalde categorie. We moeten die kwestie eens bekijken. Ik zal alle elementen uit het advies van de MiNa-Raad heel zorgvuldig bekijken en onderzoeken welke behouden kunnen blijven.
De sancties voor de niet-naleving van energiecertificaten maken voorwerp uit van het voorontwerp van energiedecreet.
Minister Van Mechelen heeft vorige week in de Commissie voor Financiën reeds een antwoord gegeven op de vragen van de heer Sannen over de verlaging van de onroerende voorheffing. Het is duidelijk de bedoeling om te koppelen. We gaan na of we niet direct verder kunnen gaan op het vlak van de verplichtingen inzake de e-waarden, zodat we een bijkomende stimulans kunnen geven.
Ik bevestig dat in de begroting voor 2006 de nodige middelen worden ingeschreven voor de ontwikkeling van een energieprestatiecertificatendatabank. We zijn dus reeds ingegaan op uw vraag.
De voorzitter: De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben me ervan bewust dat u met de zaak bezig bent. Het is bijzonder lovenswaardig dat u bereid bent om het idee om het laattijdig invoeren in de huursector, nog eens te onderzoeken. Ik hoop dat u ons hierover zult informeren. Ik meen dat u het met ons eens bent dat in het bijzonder in deze sector een spontaan spin-offeffect tot stand kan worden gebracht.
Ik begrijp niet wat de Europese regelgeving nog met de zaak te maken heeft. We moesten vanaf 1 januari 2006 over een wetgeving beschikken. Dat wil niet zeggen dat de wetgeving vanaf die datum ook al van toepassing moet zijn. Op het vlak van energieprestatienormen lag er al heel veel vast, zelfs de minimumscore. Ik zie niet in waarom we moeten wachten op een algemene Europese norm. Dat lijkt me bovendien in tegenstelling met uw eigen opvattingen over het energiedossier. U legt in het energiedebat immers heel sterk de nadruk op besparingen in energiegebruik om te kunnen voldoen aan de Kyoto-normen en dergelijke. U bent voorstander van alternatieve energievoorzieningen en brengt de kernenergie geregeld ter sprake, maar u legt vooral heel sterk de nadruk op het belang van het energiebesparend werken. Ik ga er daarom van uit dat u al het mogelijke zult doen om de normen zo snel mogelijk in te voeren. Misschien zult u er vanuit de Vlaamse overheid zelfs bijkomende middelen in investeren.
Mijnheer de minister, ik wil u vragen om absoluut niet te wachten op de vertragingsmaneuvers vanuit Europa en om zeker de Nederlandse regering, die de kwestie blijkbaar op de lange baan wenst te schuiven, niet als voorbeeld te nemen. Laten we het goede voorbeeld geven. Ik kijk met verlangen uit naar het ogenblik waarop u uw onderzoek inzake de huursector hebt afgerond.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer Glorieux, het Vlaams Belang heeft zich destijds in de commissie verzet tegen uw voorstel van decreet omdat het getuigde van een overreglementering - iets wat kenmerkend is voor Groen!. Die overreglementering staat haaks op de voorstellen en opmerkingen die de MiNa-Raad nu formuleert. Een gezond en logisch voorstel van eender welke partij kan altijd op de steun van onze fractie rekenen.
Dat de minister het denkspoor van het eerder invoeren van een EPC in de sociale huursector opnieuw wil bekijken, vinden ook wij een goede zaak.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de minister, ik meen begrepen te hebben dat 1.000 experts zullen worden opgeleid. Daarmee wordt nog maar eens bewezen dat een beleid dat effectief in middelen voorziet om in rationeel energiegebruik te investeren, ook een beleid is dat jobs creëert. Ik verzoek u om in die richting verder te gaan.
U deelt mee dat de timing voor de invoering van een energieprestatiecertificaat in andere landen niet veel sneller is dan die in België. Het is natuurlijk wel zo dat de belabberde graad van de isolatie en van de energieprestaties van ons huidige woningenbestand ons ertoe noopt een tandje bij te steken. We moeten proberen om de andere landen op dit vlak in te halen.
Heb ik goed begrepen dat u de aanbevelingen van de MiNa-Raad als dusdanig niet zult volgen?
Minister Kris Peeters: Elk advies, zowel van de SERV als van de MiNa-Raad, moet heel grondig worden bekeken. De heren Voorhamme en Huybrechts hebben laten weten dat ze de invoering van het stappenplan en de opleiding van 1.000 deskundigen begrijpen, maar ze vragen me om het stappenplan op een andere manier te organiseren, op basis van de voorstellen van de MiNa-Raad. Ik heb toegezegd om de kwestie te bekijken, en ik zal onderzoeken wat de eventuele effecten zijn. Ik heb dus niet beweerd dat ik het advies van de MiNa-Raad volledig naast me neer zal leggen.
We moeten duidelijk zijn. In de wandelgangen hoor ik dat dit een voorbeeld is van een drastische verhoging van de administratieve rompslomp door de Vlaamse Regering. Iemand op een ander niveau kijkt heel nauwlettend toe op die zaken. Ik wil me er dus voor hoeden een administratieve rompslomp te creëren door in te gaan op de verzuchtingen om een en ander te versnellen voor de huursector. Ik wil daarom alle elementen nog eens bekijken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.