Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, recentelijk hebben we vernomen dat de Universiteit Antwerpen ook een instaptoets zal organiseren. De instaptoets is ook al aangekondigd door de Universiteit Gent met de Studievaardigheden en -Interesse MONitor (SIMON), en de KU Leuven met het Leuvens Universitair Competentie-Instrument (LUCI). In Antwerpen hebben ze nog geen naam bedacht die dat zou moeten krijgen.
De N-VA is zeer blij dat de instellingen hoger onderwijs daadwerkelijk aan de slag gaan in het oriënteringstraject. Zowel in het regeerakkoord als in het verleden hebben we er al geregeld voor gepleit dat een oriënteringstraject cruciaal is om de slaagkansen in het hoger onderwijs te vergroten en er dus voor te zorgen dat de studenten zo snel mogelijk op de juiste plaats zitten, en dat er zo min mogelijk middelen van ouders, maatschappij en student verloren zouden gaan.
Minister, als u weet dat 30 procent van de studenten na zeven jaar nog altijd geen bachelordiploma heeft, dan betekent dat toch dat we de hand aan de ploeg moeten slaan. We zijn dan ook blij dat de Universiteit Antwerpen dat ook doet. We hebben echter wel een belangrijke vraag. De niet-bindende oriënteringsproeven moeten gebeuren voor het einde van het secundair onderwijs. We hebben vijf universiteiten, drie hebben al iets ontwikkeld, twee nog niet, en een derde ook niet als je de transnationale universiteit erbij rekent. Er zijn zeventien hogescholen, waarvan een aantal bij de universiteiten zitten en een aantal niet. De vraag die rijst, is: hoe gaan we dat in de praktijk brengen? Hoe gaan de secundaire scholen erin slagen al die toetsen af te nemen?
Minister, enerzijds hebben we de niet-bindende oriënteringproef en anderzijds de niet-bindende toelatingsproeven. Hoe sporen die met elkaar? Hoe is het mogelijk voor secundaire scholen om dit eenvormig aan te kunnen bieden, en niet in verschillende proeven naast elkaar, die dan ook nog tot andere oplossingen zouden kunnen leiden?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, bedankt voor de vraag. U hebt de context heel juist geschetst. Ook ik ben bijzonder tevreden dat zowel de hogescholen, want u hebt de Lemo-test (Leercompetenties en motivatiekenmerken) en LASSI-test (Learning and Study Strategy Inventory) nog niet vermeld, als onze universiteiten op dit ogenblik oriëntatieproeven aan het ontwikkelen zijn om in de eigen instelling te bekijken welke richting iemand het beste volgt. Dat is heel positief: men is zich bewust van het belang van een goede oriëntatie.
Maar, wij moeten komen tot een instellingsneutrale proef. Er is een platform opgericht waar de hogescholen, universiteiten, ouders, leerkrachten en begeleiders in vertegenwoordigd zijn om van alle bestaande proeven één instellingsneutrale proef te maken. Scholen zouden die dan niet nu, maar oriënterend naar volgend schooljaar kunnen aanbieden.
We zouden die oriëntatieproef voor het eerst willen testen op een groep leerlingen van het vijfde en zesde middelbaar tegen Pasen volgend jaar. Natuurlijk zal er het jaar daarna nog een tweede test nodig zijn vooraleer de proef kan worden uitgebreid. Die proef moet immers verantwoord zijn, iedereen moet het ermee eens zijn.
Dus, tegen Pasen volgend jaar zou ik een eerste groep leerlingen een test willen laten doen met een instellingsneutrale proef die door iedereen gedragen wordt. Er moet dus hard gewerkt worden. Maar toevallig vond gisteren een vergadering plaats van het hele platform, en daarbij werd een timingtraject voorgesteld.
Ten tweede is er ook de instapproef of de test van de niet-bindende toelatingsproef. Dat is iets helemaal anders. We willen die niet tegen de start van dit academiejaar, maar tegen de start van het academiejaar 2016-2017 helemaal rond hebben voor de STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics) en alle lerarenopleidingen.
Er zijn dus twee deadlines. Een groep leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar volgend jaar tegen Pasen. En wat de toelatingsproef betreft, is de deadline het academiejaar 2016-2017 voor de STEM-richtingen en de lerarenopleiding.
Minister, ik ben heel tevreden met wat u nu schetst en met het werkelijk naar voren schuiven van een timing. Ik ben blij dat u tegen volgend schooljaar rond wil geraken.
Wat u zegt over een instellingsneutrale proef, dat lijkt me cruciaal te zijn. Het zou immers heel jammer zijn indien secundaire scholen in Vlaanderen een proef zouden kiezen afhankelijk van het net waartoe ze behoren en om dan studenten en leerlingen te oriënteren niet zozeer op basis van hun interesses en capaciteiten, maar volgens het net waarin ze zitten. Ik ben blij dat u niet meegaat in dergelijke ideeën.
U haalde ook 2016-2017 aan wat betreft de toelatingsproeven voor STEM en lerarenopleidingen. We kunnen daar alleen maar blij mee zijn.
Iets wat de groep zou moeten bekijken, is in het teken van de studievoortgang, hoe we het leerkrediet kunnen meenemen. Ik meende dat u dat ook in die groep wilde bespreken.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, u bent nu één jaar minister van Onderwijs, en heel erg goed gewerkt, hebt u toch niet echt gedaan. Er is al één decreet goedgekeurd; de rest wordt overgelaten aan de instellingen. Het moest allemaal tegen 1 april gebeuren. Nu gaat het al weer over Pasen volgend jaar. Dit getuigt eerder van een aankondigingspolitiek dan van een echt beleid.
Er zijn dus verschillende oriëntatieproeven in ontwikkeling en er zijn er al bezig, maar bent u van plan om ze alsnog te harmoniseren zodat studenten niet moeten kiezen welke oriëntatieproef ze moeten doen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil u toch even herinneren aan wat er in het regeerakkoord staat: “Voor het hoger onderwijs voeren we gefaseerd en uiterlijk in 2018-2019 een niet-bindende toelatingsproef in voor alle richtingen.” Kan het vroeger, minister, dan is dat uiteraard zoveel te beter.
De heer Daniëls heeft heel terecht het onderscheid gemaakt tussen de verplichte niet-bindende oriënteringsproef op het einde van het secundair onderwijs en de door de instelling georganiseerde verplichte niet-bindende toelatingsproef of de ijkingsproef. Ik heb begrepen dat het in Antwerpen om nog een ander – weliswaar waardevol – initiatief gaat, eerder om een startproef en alleen voor de faculteiten die er bewust voor kiezen.
Minister, als die ijkingsproef wordt ingevoerd, wanneer wordt ze dan best afgenomen, voor of na de inschrijving aan een bepaalde universiteit? Als het gaat over een oriënterende proef ‘om meer kennis te krijgen van’ of over een toelatingsproef, is het misschien toch beter dat die wordt afgenomen voor de inschrijving. Bij mijn weten is daar nog steeds geen duidelijkheid over.
Mijnheer Daniëls, het leerkrediet kunnen we in die groep onderzoeken, maar het is niet helemaal noodzakelijk. Ik wil vooral komen tot een instellingsneutraal instrument zowel wat de oriëntatie betreft, als wat de instapproeven betreft.
Mevrouw Soens, ik vind uw opmerking een beetje vreemd. Het heeft blijkbaar geduurd tot er een niet-sp.a-minister aan het roer van Onderwijs stond vooraleer de hogescholen en universiteiten eindelijk zijn gaan beseffen hoe belangrijk het is om mee te werken aan goede oriëntatie van de studenten. (Applaus bij de meerderheid)
Maar ik probeer rustig te blijven. Oriëntatie van de leerlingen in het secundair onderwijs is zeer, zeer cruciaal. Mijnheer De Meyer, ik zou de oriëntatieproef het liefst laten afnemen in het vijfde jaar, maar het kan ook in het zesde. Volgend jaar met Pasen willen we dit testen. Het ontwikkelen van zo’n oriëntatie-instrument is niet evident. We kunnen gebruikmaken van alles wat hogescholen en universiteiten hebben, maar de werkgroep – die ik ook zelf heb moeten installeren, mevrouw Soens, want die bestond nog niet – waarin leerlingen en ouders vertegenwoordigd zijn, is nu hard aan het werken om het rond te krijgen. De eerste test zouden we dus kunnen doen met Pasen volgend jaar.
Daarnaast, mijnheer De Meyer, is er de instapproef. U zegt zeer terecht dat je dan eigenlijk al moet zijn georiënteerd en weten wat je wil volgen. Mijn aanvoelen was om eerst die test te doen en je dan in te schrijven, maar hogescholen en universiteiten willen niet in een situatie komen dat je een soort afschrikeffect krijgt. Mij maakt het niet uit. We kunnen niet zeggen dat de inschrijving afhankelijk wordt gemaakt van het slagen, want het is een niet-bindende proef, maar iedereen zal wel de proef moeten afleggen vooraleer je kunt starten met de cursussen. Het is ook belangrijk om te weten hoe je je moet remediëren. Zal het afhankelijk worden gemaakt van het uiteindelijke inschrijven? Dat is niet zo evident om te doen, maar je zult de test afgelegd moeten hebben vooraleer je start met de lessen. We onderhandelen hierover volop met de hogescholen en universiteiten. Deze proef staat eigenlijk los van de oriënteringsproef in het vijfde of zesde middelbaar.
Mevrouw Soens, er moet me toch nog iets van het hart. U zegt dat er nog niet veel decreten zijn gepasseerd. Deze meerderheid heeft volgens mij niet de ambitie om veel decreten te laten passeren. Is het niet het Onderwijs dat vraagt om enige rust te brengen? Laat ons dus gaan voor goede interventies en die staan in het regeerakkoord.
Minister, ik ben blij dat u de oriënteringsproef wilt testen in het vijfde en zesde middelbaar. In het masterplan secundair onderwijs staat inderdaad dat wordt geopteerd voor het vijfde middelbaar omdat leerlingen dan nog de tijd hebben om bij te schaven.
Wat de heer De Meyer voorlas uit het regeerakkoord, is net om het verschil te maken tussen oriënteringsproef en instapproef. We moeten wel nagaan hoe we kunnen vermijden dat studenten vastzitten door hun inschrijving in een bepaalde richting, terwijl de instapproef op bepaalde leemtes wijst. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.