Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, vorige week waren we samen hier in het parlement om de vrijwilliger te eren met de uitreiking van de Vlaamse erepenning aan vier verenigingen, aan vier vrijwilligers die net als duizenden anderen in Vlaanderen elke dag het engagement opnemen voor een warmere, betere, mooiere, groenere, solidaire samenleving.
Als één ding vorige week duidelijk was bij de vier vrijwilligers, dan was het hun goesting en het engagement waarmee zij dat allemaal doen. Met de uitreiking van de erepenning gaven we aan hen en aan alle vrijwilligers een symbolische erkenning, een symbolische schouderklop. Ze traden even uit de anonimiteit. We gaven positieve publieke aandacht.
Het afgelopen weekend stonden die vrijwilligers echter opnieuw in de aandacht, zij het eerder in een storm waarin ze helemaal niet thuishoren. Dat gebeurde naar aanleiding van enkele uitspraken van staatssecretaris Tommelein. De pluim van vorige week is terecht, maar niet voldoende. We weten allemaal dat, ondanks de goesting, het voor vele vrijwilligers dikwijls moeilijk is om hun engagement vol te houden. Een gecoördineerd vrijwilligersbeleid dringt zich op.
Enkele maanden geleden antwoordde u op een vraag dat u als coördinerend minister zou willen werken op drie assen: het statuut van de vrijwilliger, de informatie voor vrijwilligers die dikwijls nog te versnipperd is en de deregulering. Over die drie elementen zou u overleg plegen met betrokken ministers, stakeholders, het Steunpunt Vrijwilligerswerk en andere. Minister, passen de uitspraken van de staatssecretaris afgelopen weekend in uw aangekondigd overleg en de voorbereidingen die u treft om te gaan naar dat dringend nodige gecoördineerde vrijwilligerswerk?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik kan enige duidelijkheid scheppen met betrekking tot de communicatie van staatssecretaris Tommelein dit weekend. Ik heb zijn uitspraken nog eens uitvoerig nagelezen, dat zult u waarschijnlijk ook hebben gedaan. Hij vertrok niet van het perspectief van het vrijwilligerswerk, maar eerder van de vaststelling dat we op dit ogenblik een normaal arbeidsrechtelijk statuut hebben, werknemer, ambtenaar, zelfstandige. Daarnaast hebben we een vrijwilligersstatuut, zelfs als het kan worden verbeterd. Dat is, ondanks de heel bescheiden vergoeding, wel degelijk onbezoldigd. Hij en ikzelf, we hebben daarover nog recent overlegd, vinden dat het uitgangspunt van het vrijwilligerswerk absoluut een onbezoldigd engagement is en moet zijn. Daar zitten we volledig op dezelfde golflengte, mevrouw Bastiaens.
Hij heeft enkel gewezen op de nieuwe economische ontwikkelingen, de snel ontwikkelende deeleconomie zoals Airbnb en Uber, hand- en spandiensten die mensen kunnen verlenen. Daar merk je dat de grijze zone tussen vrijwilligers en een normaal sociaalrechtelijk statuut groter wordt. Daarop heeft hij een eerste antwoord willen formuleren. Ik ga me daarover niet uitspreken, want het behoort tot de besluitvorming van de Federale Regering.
Het zou zeker een raakpunt kunnen hebben met wat ik het gecoördineerde vrijwilligersbeleid noem, maar vooralsnog niet onmiddellijk. Daarmee bedoel ik dat ik op dit ogenblik nog altijd mijn normale traject volg. Er bestaat een studie van Socius voor een toekomstgericht vrijwilligersbeleid. Midden juli wordt een studie verwacht van de universitaire campus Leuven-Limburg. We hebben regelmatig contacten, zoals u aanhaalt, met het Steunpunt Vrijwilligerswerk en de Verenigde Verenigingen. In het najaar willen we met een conceptnota over het gecoördineerde vrijwilligerswerk komen.
Dan of vroeger al kan blijken in welke mate er raakpunten zijn met wat staatssecretaris Tommelein heeft gezegd. Zijn perspectief was een heel ander dan hetgene waarover ik u hier de voorbije maanden heb geïnformeerd.
Minister, ik ben in elk geval heel blij dat u nog eens duidelijk uw uitgangspunt herhaalt, dat inderdaad ook het mijne is en dat van mijn fractie: vrijwilligerswerk gebeurt vrijwillig en het is een onbezoldigd engagement. Op die manier moeten we het ten volle blijven waarderen.
U hebt terecht ook opgemerkt dat er een aantal grijze zones zijn. Dat is inderdaad juist. Ik denk dat die zones ontstaan uit de grote diversiteit aan vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Ik wil u vragen om aandacht te besteden aan die diversiteit en aan alle contacten die u hebt zodat we op een positieve manier verder kunnen omgaan met die grijze zone.
De heer Landuyt heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheid van mevrouw Bastiaens en bij de roep om samen te werken met de federale overheid. Mevrouw Bastiaens doet onze federale collega, staatssecretaris Tommelein, onrecht aan door te stellen dat hij zich verkeerd heeft uitgedrukt. Het is niet omdat men van West-Vlaanderen is dat men zich niet kan uitdrukken. Ik mag dat zeggen, want ik ben een West-Vlaming.
Ik denk dat het probleem dieper zit dan dat en dringender is dan dat. Wat staatssecretaris Tommelein heeft gezegd, is eigenlijk een ongemakkelijke boodschap aan de sociale inspecties, die effectief geneigd zijn om vrijwilligerswerk dat af en toe vergezeld gaat van een vergoeding, te streng te bekijken. Op die manier krijgt men een verzuring van de maatschappij. We willen allemaal dat mensen die zich met goesting en engagement inzetten voor de maatschappij, niet worden afgeremd, integendeel, wij gaven ze vorige week nog een prijs. We kunnen nu niet zeggen dat het probleem niet dringend is, dat het niet dringend is om staatssecretaris Tommelein op te roepen om bij wijze van spreken zijn troepen in te houden om tegen de gewone mensen op te treden. Men zou zich beter inzetten op het vlak van fiscale fraude dan voor de bestrijding van sociale fraude, die eigenlijk is gericht tegen het vrijwilligerswerk.
De heer Caron heeft het woord.
De discussie die staatssecretaris Tommelein is begonnen en die aansluit op een maatschappelijke problematiek, maakt geen onderscheid tussen vrijwilligerswerk pur sang, dat onbetaald is, licht vrijwilligerswerk en de zogenoemde semi-agorale arbeid. Wanneer men spreekt over voetbaltrainers bij jeugdploegen, over dirigenten van koren of muziekmaatschappijen, dan gaat het over een zwart circuit dat we eigenlijk gedogen. Voor die tweede en derde groep moet een degelijke oplossing worden gevonden die mild is maar die ook niet de deur openzet voor nieuwe vormen van zwart werk. We moeten zowel het vrijwilligerswerk als het licht betaalde vrijwilligerswerk waar de heer Landuyt naar verwijst, kunnen honoreren en stimuleren in de samenleving.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag. Het is voor elke partij belangrijk dat er vrijwilligers zijn. We staan voor actief burgerschap. Minister, u bent ook bevoegd voor het gecoördineerd vrijwilligersbeleid. Er zijn vragen gesteld over de sector en de uitlatingen van afgelopen weekend wijzen erop dat er nog altijd een probleem is over het snijvlak met de federale overheid. Indien alles Vlaams zou zijn, zouden we sneller kunnen gaan.
Minister, wanneer zult u concreet samenzitten met de federale overheid om al die heikele punten eruit te halen? Hebt u daar een timing voor? Wanneer mogen we resultaten verwachten?
Het contact met de federale overheid is volop bezig. Dat is alvast een goed antwoord. De besluitvorming bij de Federale Regering is nog niet voltrokken, dat heb ik begrepen uit een aantal commentaren, maandag op radio en televisie. Ik sluit me aan bij de heer Caron dat het een goede optie is om na te gaan hoe we grijze zones gedeeltelijk regulier kunnen maken. We hebben het statuut van de vrijwilligers zoals dat vandaag is met een vrij beperkte onkostenvergoeding en kilometervergoeding. Moeten we daaraan raken of niet? Dat is een open vraag. Het uitgangspunt is in elk geval onbezoldigd vrijwilligerswerk, daar zijn we het kamerbreed over eens.
Over de grijze zone die raakt aan het vrijwilligerswerk, maar ook aan de nieuwe jobs in de deeleconomie zal het overleg met de federale overheid in de komende maanden worden voortgezet. Het zal ook deel uitmaken van mijn conceptnota. We zullen de dingen samen doen op het moment dat we het debat hier in de breedte voeren.
Ik stel vast dat het vrijwillig engagement niet alleen hier met de viering van vorige week wordt geëerd, maar ook met het debat vandaag.
Ik weet niet of ik de uitspraken fout heb begrepen. Ik heb in elk geval ook gezegd dat er een grijze zone is. Afgelopen weekend hebben vrijwilligers zich afgevraagd wat er gebeurde. Daarom mijn oproep aan u, minister, en aan alle collega’s en iedereen die het goed meent met de vrijwilliger: als we nog eens uitspraken doen of initiatieven nemen in het kader van de vrijwilligers, laat ons dat dan doen met het perspectief van de vrijwilligers voor ogen en met de waardering voor het engagement dat ze opnemen. (Applaus bij CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.